Innerlijk compleet zijn

Eefde december 1985 | Zaterdagmiddag

Inleiding
[download]

Blijvende aandacht, blijvende ervaring, de mogelijkheid van evolutie zonder strijd. Dat is alles bij elkaar. Onderstreept door een verhaal, waarin heel duidelijk uitkomt hoe we, als we ons niet bewust aandachtig inzetten, gevangen blijven in het grote veld van de twee instincten. En wat we daar ook in doen, welke oplossingen we in dat veld ook vinden, dat neemt nooit een eind…
Het vindt toch altijd zijn tegendeel, het blijft in het veld van de tegendelen.
De enige wezenlijke oplossing is als je dat veld van de tegendelen verlaat. En dat door, op een heel natuurlijke, ontspannen manier, uitsluitend te letten op de wijze waarop je je energie besteedt – in de zin van hoe je die energie gebruikt, waar er stuwingen komen, waar je er zelf allerlei omheen gaat doen.

Daar hebben we gisteren bij stilgestaan.
En vandaag hebben we dus de volgend stap genomen, door te zeggen: ja kijk, wat noodzakelijk is, is dat je die aandacht hebt. En die is er in het begin alleen maar telkens broksgewijs, sporadisch, misschien één of twee keer per jaar. Maar in de mate waarin je ínziet – dat is weer die kwestie van het inzicht – dat dit de enige mogelijkheid is, komt de gestadige, durende aandacht op gang en doortrekt je hele leven.
Dat is eigenlijk meditatie, die constante aandacht, die niet van energie van buiten komt, maar die van binnen komt. We beseffen waarschijnlijk nog veel te weinig dat we veel minder afhankelijk zijn van wat er buiten ons gebeurt, als we innerlijk compleet zijn. Als wij innerlijk compleet zijn, dan is de buitenwereld het oefenterrein. Dat is nu niet meer iets wat jou bepaalt, maar dat is jouw oefenterrein. Dan zijn de rollen dus helemaal omgedraaid. Dan word jij niet meer bespeeld, maar jij gebruikt dat oefenveld om jezelf uit te drukken – maar dan moet je eerst iets zijn, dan moet je dus niet alleen maar een reactie zijn. Wat we nu zijn.

Dat was het.

naar boven

Gesprek (uitgebreid)

– A.: Je zei vanmorgen: als je ervaart, denk je niet en als je denkt, ervaar je niet. Je hebt ook gezegd: ik ben niet anti-denken, want denken heeft zijn eigen gebieden. En ik heb het idee dat ik wel eens ervaren heb, als ik aan het lesgeven ben, als ik met  mijn hersens bezig ben, dat ik dan wel ervaar.

– Maarten: Ja, dat is zo. Maar met ‘ervaren’ bedoel ik dan dat je echt helemaal alles ervaart. Dan ervaar je een stukje.

– A.: Maar als je dan blijvend ervaart, zoals jij zegt dat dat de volgende stap is, dan zou je dus nooit meer denken? Of is dat te logisch?

– Maarten: Dan zou je alleen maar denken op de momenten dat het nodig is.

– A.: en dan ervaar je niet.

– Maarten: Dan ervaar je niet, dan ben je dus daarmee bezig. Maar de daarop volgende stap is dat je dat verwijdt. Net zoals die oefeningen die we nu gedaan hebben, dat je naar een punt kijkt en dat er mensen van twee kanten langskomen, dat je dat ziet, terwijl je op dat punt gericht bent. Maar dat is een volgende stap.
Je moet dus de weg zien, de verschillende fases. Dat je dus niet iets tegelijk probeert wat niet kan.

– B.: laatst dacht ik zo: je moet om te beginnen ook vertrouwen hebben in het leven, in jezelf en in de ander, want anders kun je ook veel omwegen moeten gaan. Dan wordt het iets eenvoudiger, want dan vertrouw je daarop.

– Maarten: ja, eigenlijk vraag ik van jullie om inzicht te hebben. Dat wil zeggen dat je dus door eigen observatie, doordat je leeft zoals je leeft en alleen oplet wat je doet, wat dat betekent. Want dan ontdek je voor jezelf. Dan hoef je dus niet meer op gezag te vertrouwen. Dan vertrouw je, doordat je ontdekt dat het zo werkt.
Dat is ook iets waar we niet aan gewend zijn, er wordt van ons eigenlijk altijd zomaar vertrouwen gevraagd. En dat kun je geven of dat kun je niet geven.

Maar wat ik bedoel is dat je, doordat je oefent – en dan bedoel ik niet alleen het bankje, maar waar we het nu aldoor over gehad hebben – doordat je dus die aandacht opbrengt, merkt hoe je in je leven de dingen doet, vanwaaruit je ze doet, waaruit ze voortkomen. Dat je daar niet corrigerend of oordelend te werk gaat, maar gewoon leert dat hele proces te doorzien.
Dan heb je geen vertrouwen, dan weet je voor jezelf: ja, zo werkt dat…
Je weet ook dat je helemaal aan het begin staat. Maar je bent op vaste bodem, je hebt het zelf ontdekt. Je weet ook waar je staat. En omdat je weet waar je staat, heb je geen haast, in de zin dat je weet: dat werk moet geklaard worden, dit zijn mijn mogelijkheden en dan moet ik dat doen.

Maar wat je dan niet meer doet is zeggen tegen jezelf: ja, als ik nou maar… Of: als dit of dat zo en zo was, dan…
Dat zeg je dan niet meer, want je ziet heel duidelijk: je moet aan de slag. En de snelste manier is aan de slag gaan. Ja?

– B.: Ja.


– E.: ik merk dat ik van die energie-oefeningen alleen maar hels wordt. Dan denk ik, misschien is dat agressie?

– Maarten: Hoe word je agressief?

– E.: Dan denk ik: wat heb ik daar in godsnaam mee te maken. Zoiets. Dat snap ik zelf niet goed, want van die energie-oefeningen weet ik dat het bestaat. Ik snap niet waar het vandaan komt…

– Maarten: Je bedoelt dat je niet snapt waar die agressie vandaan komt.

– E.: Ja. Want ik denk :wat maakt het uit, of je nou zo’n oefening doet of dat je staat.

– Maarten: Nou ja, het is heel duidelijk. Wat dan optreedt bij jou is dat je niet gestoord wilt worden.

– E.: Ik wil blijven waar ik ben.

– Maarten: Ja, je bent gewend op een bepaalde manier te voelen en te leven. En nou komt er iets wat daar eigenlijk inbreuk op pleegt. En dat wil je blijkbaar niet. Zo voelt het.

– E.: Zo voelt het, ja, dat ik wel die oefening doe, maar denk: goh…

– Maarten: Ja, die agressie komt dus voort – ik probeer zo dicht mogelijk op de oorzaak te komen – uit dat je niet gestoord wilt worden.

– E.: Je wilt daar niet geraakt worden.

– Maarten: Ja, je wilt daar niet geraakt worden, je wilt daar niet in beweging komen – nou zeg ik het weer iets anders.

– F.: Zou het niet zo kunnen zijn dat die energiestroom je agressie vrijmaakt?

– Maarten: Ja, maar kijk, die energiestroom is neutraal, het heeft geen karakter eigenlijk. Maar jouw reactie op die energiestroom, die is van jou.
En de één ervaart het en heeft het gevoel dat hij daar nu een kanaal heeft waardoor hij eigenlijk verder kan komen, die heeft het gevoel van: ha, dat is een nieuwe weg…
En de ander denkt: ja, goh, ik voel het wel, maar wat moet ik ermee, ik ben aan iets anders bezig en ik wil niet gestoord worden…
Dus die agressie zit niet in die energie, maar in mijn reactie op de ervaring van de energie.

– G.: Ik begrijp niet uit de woorden van E. dat ze de energie ervaart.

– E.: Jawel, wisselend.
En ik heb daarbij ook nog zoiets van: het is me te zwevend.

– Maarten: Te zwevend ja, dat is de andere kant.

– H.: Maar kan het ook niet zijn dat je zoveel dingen moet laten gebeuren, terwijl dat dit iets is dat je duidelijk met je wil doet. Dat er althans een zeer sterk wilselement in aanwezig is.

– Maarten: Dat moeten we eerst eventjes aftasten, H., of jij bijvoorbeeld aandacht geven een wilsact vindt.

– H.: Dat is voor mij geen wilsact.

– Maarten: Nou, dan is het voor jou hetzelfde.

– H.: Nee, dat is niet hetzelfde. Kijk ik kan hier zitten en ik kan aandachtig zijn en dan gebeurt er van alles. Maar als ik bepaalde energie-circuits en volgorden ga …

– Maarten: Maar dat is alleen maar de weg die je gaat.

– H.: Ja, maar goed, laten we dan zeggen: daar zit iets van mijn ‘ik’ in. Dat vind ik namelijk anders dan op je kussentje zitten: je laat alles gebeuren, je kijkt. En nu komt er een element in van ‘nu laat ik een treintje lopen’. En dat treintje laat ik lopen. En daar ben ik toch wel behoorlijk mee aan de slag geweest.

– Maarten: En het is voor jou dus niet zo dat je het gevoel hebt: ik moet er nog even eraan wennen dat dat zo loopt. Dat je het gewoon kunt ervaren, zonder dat je het zelfs in gang zet.

– H.: Nee, ik heb op een gegeven moment iets gevoeld, dat kwam uit de lucht vallen. Nu valt het niet meer uit de lucht, maar staat het in een boek of wordt het gezegd. En dat is een verschil.

– Maarten: Je bedoelt, het een is een ontdekking van jezelf. En het andere zegt: doe dat maar, en dan zul je wat voelen…

– F.: Maar dat doe je met oefenen toch ook…

– H.: Ja, ik weet wel dat er parallellen in zijn, maar het staat toch een beetje in contrast met het: ga nou maar op dat bankje zitten en laat het gebeuren en je weet niet wat er gebeurt…

– Maarten: Ik begrijp jouw punt wel, dat je dus op een bepaald moment iets ervaren heeft en dat had niemand je gezegd. En nu wordt je gezegd: bewandel dat weggetje, dan zul je wel wat ervaren…

– H.: Het verschil is dat ik eigenlijk niet meer, zoals een kind, met grote aandacht gewoon overal rond kan gaan en maar voelen. En dat eigenlijk iets gestuurd wordt. Dat.

– Maarten: Ja.

– H.: Misschien wil ik wel graag kind blijven…

– Maarten: Ja, dat is een heel reëel punt, waar je op het ogenblik mee bezig bent. Alleen, ook toen jij die ontdekking deed, toen was je wel gestuurd.

– H.: Die ontdekking was het gevolg van ‘ga maar zitten’.

– Maarten: Ja, maar dat niet alleen. Doordat je met mij in contact gekomen bent, is er een besturing gekomen.

– H.: Dat geef ik toe.

– Maarten: Niet in regels, niet in geboden, maar er is een sturing gekomen, dat ik ben die ik ben. En dat jij bent die jij bent. En nu met die energie is het heel duidelijk, nu staat het in een boek. En nou heb je het gevoel: nou word je aangetast in je argeloosheid. Dat is jouw punt. Maar als je nu echt het verband ziet, dan zeg je: ja, oké, dat voel ik wel zo en het vorige heb ik niet zo gevoeld, maar toen was het ook zo, alleen toen was het heel subtiel.

– H.: Je zegt: het is een verschil in gradatie.

– Maarten: Ja.

– C.: Maar wel een gevaarlijk verschil, want de volgende kan wel eens…

– Maarten: …Bhagwan zijn. Ja, dat ligt aan mij, en aan jullie.
Daarom is het ook een hele goede vraag van H.. Dus dat gevaar is er, mensen.

– E.: Er komt voor mij nog een punt bij, dat ik het zo vanuit mijn hersenen aan het regelen ben. Dat brengt me in conflict. ik wil mijn hoofd los kunnen laten, maar ik moet dan weer in mijn hoofd…

– Maarten: Maar dat is natuurlijk bij alle leren. Dat is ook bij tai chi. Dan moet je toch eerst kijken hoe iets gebeurt, dan moet je het nadoen, dan word je gecorrigeerd. Dat is niet zoveel anders.

– E.: Ik denk dat het verschil erin zit dat ik teveel mijn best ga doen.

– Maarten: Maar weet je, waar je vanaf wilt, E., dat is eigenlijk een heel ander gebied. Dat halen we nu door elkaar. Je wilt af van het grübeln, van het in de problemen zitten, van het broeden over dingen. En dit is net zoiets. Je zou ook kunnen zeggen: ja, ik wil er vanaf om te rekenen…
Omdat het een fijner gebied is wordt het moeilijker – moeilijker om te onderscheiden dat het eigenlijk heel feitelijk is.
Als je ziet dat in alle leerprocessen een poos lang echte bewuste inspanning vanuit het mentale nodig is, echt om het proces op gang te brengen, dan is er niks aan de hand.

– I.: Ik versta wel wat jij zegt, omdat ik dat na de tweede of de derde dag had. Ook een ongebreidelde reeks van denken, voelen, oordelen, loslaten, en weer in mijn hoofd schieten. En toen, omdat ik dat heel vervelend vond, heb ik een concentratiepunt gepakt. Dat waren mijn voeten. En alles wat er gebeurde was als het ware een kapstok van mijn voeten. En dat was voor mij een goede manier, toen is het rustiger geworden.

– E.: Ja, ik word er ook lijfelijk gespannen van.

– Maarten: Ja, en dat is dus weer – nou zijn we er eindelijk – dat je eigenlijk denkt dat je het kunt willen. Daar zit het in. En dat kan niet. Je kunt alleen je aandacht dat weggetje laten gaan en dan maar afwachten wat er gebeurt.
En dan gebeurt er bijvoorbeeld niets. En dan gewoon, omdat je gemerkt hebt dat duizenden mensen vóór jou dat geoefend hebben, het nog eens een keer proberen. Maar als jij dus gaat zitten willen, dan lukt het niet…

– G.: Maar, Maarten, er is nog meer. Waar ik ook een poos problemen mee heb gehad, is dat je ‘mijn buik’ en ‘mijn rug’ mentaal gaat voorstellen. En dat is lastig… Bij het rooten in tai chi is dat veel makkelijker, want je ontsnapt niet aan de pijn. Er gebeurt wat in je lichaam en daar kun je heel makkelijk met je aandacht naar gaan, dat kost dan vrijwel geen moeite.

– E.: En hier laat je dan gewoon de energie-circulatie los…

– Maarten: Ik heb de eerste avond ook gezegd: als je een punt hebt, dan kan van daaruit geleidelijk aan een bruggetje komen naar een volgend punt.

– G.: Maar dan is dat punt heel reëel. Als je het met je mentale voorstellingsvermogen doet, dan word je daar inderdaad heel gespannen en ook agressief van. Tenminste, dat is iets wat ik heel sterk herken.

– Maarten: Ik ken het helemaal niet. Absoluut niet.
Ik denk dat jullie allemaal vreselijk ongeduldig zijn. Ik zit echt te luisteren, want natuurlijk, ik ken dat ook, dat je helemaal niks voelt. En dan denk ik: pech gehad en dan klaar.

– J.: Maar je hebt ook wel eens gezegd dat de cirkelgang zo handig was, omdat je daar met je aandacht heel goed bij kon blijven. Maar ik kan veel beter op mijn ademhaling gaan letten, want daar blijf ik bij. En als ik met die cirkel bezig ben, dan denk ik goh, waar was ik nou… En dan ben ik veel sneller weg dan wanneer ik op mijn ademhaling let.

– G.: Het is niet zozeer een kwestie van haast hebben, maar gewoon dat je je eigen lijf niet voelt en dat je niet de ingang voor jezelf voelt van hoe je bij je lijf kunt komen. En dan komt daar natuurlijk ook het graag willen bij. Maar in het geval van E. bijvoorbeeld helemaal niet. En dan is het meer een kwestie van dat ze gewoon niet goed voelt hoe je in je lijf kunt komen…

– Maarten: We komen zo toch een beetje bij dat vertrouwen van B. terecht. Ik heb blijkbaar dat vertrouwen, dat het misschien morgen of overmorgen wel komt.

– K.: Ik denk dat we ook allemaal verschrikkelijk braaf zitten te zijn hier. Jij zegt: het is allemaal belangrijk en doe dat… En dat we dat allemaal braaf zitten te doen en we voelen niks en we zijn allemaal kwaad op jou. Dat je jezelf gaat forceren omdat het moet. Terwijl je kunt bij jezelf blijven en zeggen: goed, ik ga op mijn adem letten op de oude manier… En dan maar weer af en toe ernaar terug. Of helemaal niet misschien. Ik merkte dat ik haast kreeg en dacht toen op een gegeven moment: ook al heeft Maarten haast, dan hoef ik me nog niet zo op te fokken…
En toen kon ik het een beetje loslaten. En dat denk ik ook wel, als je het kan laten en in je eigen tempo kan doen, dan voel je echt iets. Dan kan je het ook toelaten.

– Maarten: De essentie van het gesprek is eigenlijk dat jullie tegen mij zeggen: je moet jezelf niet als maatstaf nemen voor het opbouwen van de oefening…
En dat is natuurlijk een moeilijke kwestie, maar ik ben jullie erg dankbaar voor deze avond.

– K.: Ik moet zeggen dat het mij ook een beetje oplucht.

– Maarten: ja, ik heb gewoon gedacht: in een langzamer tempo kan dat wel zo gebeuren bij de groepen, in een langzamer tempo dan ik. En ik ben mijn hele leven gewend geweest dat ik de meest trage mens ben die er is, dus ik dacht: als ik het nog een beetje langzamer doe, dan moet het goed zijn.

– L.: Wat Maarten nu met name de laatste tijd gezegd heeft is: binnen drie weken, of: binnen drie maanden… Dat heb je met de adem nooit gezegd, daar heb je gezegd: dat kan een levenswerk zijn… Dat was een rustig gevoel, want als je dan boos en ongeduldig werd, was het je eigen zaak. Maar nu heb je constant geroepen: snel, opschieten, tempo… Nou, wat denk je dan: potverdomme, ik voel nog niks, ik ben toch wel een trut, hoor… Dat is precies het verschil.

– I.: Maar als Maarten zegt ‘schiet op’, dan hoor jij op jouw manier ‘schiet op’, je vult het op je eigen manier in. Dus ik vind het onzin als jij je dat aantrekt. Dat vind ik heel belangrijk: je hoort wat je zelf hoort en daar ga je je eigen verhaal aan breien. En dan zeg je tegen jezelf: verdomme ik ben een trut… Dat is jouw verhaal.

– Maarten: Dit is een oud gegeven, hoor, waar we nu inzitten, een heel oud gegeven. Dat komt altijd voor. En nou ja, ik heb gedacht dat het mij niet zou overkomen, maar dat is toch gebeurd. Het is zo, op een bepaald moment heb je als degene die een proces in gang zet, opeens het gevoel van ‘het moet nu gebeuren…’ En dat is waarschijnlijk onterecht, maar zo is het in mij nu.


– K.: Maarten, ik heb nog een vraag over wat A. zei, over dat voortdurend ervaren of juist denken. Ik vraag me af of dat haalbaar is. Als ik bij mezelf naga, laat ik nou eens vijfentwintig keer op een dag me afvragen wat ik ervaar, wat ik voel. Dan voel ik het grootste deel van de keren dat dooiige, van, ja, niet duidelijk intens ervaren. Nou, dan zijn er nog een aantal keren dat ik voel wat ik hoor te voelen.

– Maarten: Hoe is dat?

– K.: Daar hadden we het vorige keer ook over, dat je geleerd hebt dat als dát gebeurt, dan moet je dát ervaren, dan moet je kwaad worden en zo.

– Maarten: Oh ja, dat is dus het reactiepatroon.

– K.: ja, en dat herken ik dan een beetje, dan ga ik erover denken en zo.
En nou, dan blijven er nog een paar keren op een dag over dat ik echt heel duidelijk ervaar, heel intense momenten heb. En daar mag ik dan blij mee zijn. Dat zijn de momenten waar je op kan teren. Maar ik kan me niet voorstellen dat ik dat de hele tijd door zou kunnen hebben.

– Maarten: Nee, maar je bent hiermee op een spoor gezet, dat je gaat herkennen hoe die intense momenten zijn. En dat brengt een aandacht op gang die het aantal keren gewoon groter maakt. Zo werkt dat. Dat is niet iets wat jij wilsmatig kunt sturen, je kunt het alleen maar herkennen. En je hebt een heel duidelijk gevoel over die momenten dat je intens bent – om jouw woorden te gebruiken. En dat heeft een bepaalde aandacht in zich.
Nou, en dat kun je je wel herinneren, dat soort aandacht. Niet het voorval, maar het soort aandacht. En dat werkt in jou, zodat je gestadig meer van die momenten krijgt. Dan ga je inderdaad ook merken dat dat zo groot wordt, dat je ook heel gewone dingen die tegenlopen, die vervelend zijn, door die aandacht als het ware opgenomen worden. En daarmee kom je los uit je reactiepatroon. Zo is de weg.||

– K.: Ja, dat merk ik. En ik merk ook dat het meer wordt, maar ik kan me dan niet voorstellen dat dat …

– Maarten: Nee, dat hoeft ook niet. Wees maar blij met het constateren van die paar momenten. En daar komt dus het vertrouwen van B. om de hoek. Dan zeg ik tegen je: als je die momenten blijft opmerken – want dat is heel belangrijk – dan gaat er een proces bij jou in werking treden wat dat als het ware overneemt. Zodat het gemakkelijker voor je wordt om die andere belangstelling te hebben voor alle dingen in je leven, die je tot nu toe beleefde volgens een reactiepatroon.
En ik heb ook al aldoor gezegd: je kunt dat reactiepatroon niet vernietigen vanuit dat reactiepatroon, dat gaat niet. Daar heb je de wil, afijn, die hele toestand.
Nou, dit vind ik een fantastisch einde, want in die vraag van K. is alles samengevat . Dank je wel.

naar boven