Blijvende aandacht

Eefde december 1985 | Donderdag

Inleiding
[download]

We hebben het een paar keer met elkaar gehad over de noodzakelijkheid om definitief en onomkeerbaar te veranderen, omdat anders de wereld door blijft draaien zoals hij draait. Dat doet hij toch wel, maar ik bedoel nu de mensenwereld. Voor de rest van de schepping hebben wij wel verantwoordelijkheid, maar de principes liggen elders.
Maar in onze eigen maatschappij kunnen wij iets doen, als wij één keer werkelijk ingezien hebben dat wij moeten veranderen – ‘moeten veranderen’, in de zin van niet meer in het oude patroon functioneren.

Nu is natuurlijk de vraag: hoe is het mogelijk om in de structuur van het bewustzijn een verandering aan te brengen. Want die structuur ligt zó vast, dat het een hele bijzondere kracht moet zijn om zo’n structuur te veranderen. Het is al moeilijk om een gewoonte te veranderen, dat weten we allemaal. Maar nu die inwendige structuur. Die structuur die onze reacties bepaalt, onze wijze van kijken, luisteren, voelen, denken. Dat wordt allemaal bepaald door die in ons liggende structuur, die wij zelf opgebouwd hebben, maar waarvan de lijnen waarlangs we ze opbouwen wel vastliggen.
Dat is al die duizenden jaren dat de mensheid bestaat, altijd het grote probleem geweest: hoe je in die vastliggende structuur een verandering in kunt aanbrengen.

Daar is een simpel antwoord op: het enige wat daar een wezenlijke verandering in kan aanbrengen, is een constante aandacht. Dat is feitelijk zo: een constante aandacht is een aandacht die er niet dan wel en dan niet is, maar die er altijd is. Dat is de enige kracht die een bewustzijnsstructuur kan veranderen.
Maar als je dat zegt, dan zeg je heel veel, want dan ga je ervan uit dat het mogelijk is om constante aandacht te hebben.

Bijna alle technieken maken gebruik van een ander middel, en dat is: veel oefenen. Dat hoor je ook in het Oosten: veel oefenen…
Veel oefenen maakt je gevoelig voor wat er gebeurt, in je lichaam of in je bewustzijn, dat hangt van de oefening af. Veel oefeningen bestrijken eigenlijk het hele veld, maar beginnen ergens. Wij beginnen bij het lichaam. Maar het bestrijkt uiteindelijk natuurlijk het hele veld.
Maar ze hebben dus als enig middel: veel oefenen, dan gebeurt er wat, dan ga je merken… enzovoorts, enzovoorts.

Maar ik zeg nu dus iets anders. Ik zeg: een bewustzijnsstructuur kan alleen maar veranderd worden door een constante aandacht. Een aandacht die je zelfs in je dromen niet verlaat. Die er altijd is, wat je ook doet. Die je begeleidt tot aan het moment van de vernietiging – ik heb het zelf ervaren.
Díe aandacht is in staat om de structuur van je bewustzijn te veranderen.

Dan kun je je natuurlijk afvragen: is dat überhaupt mogelijk.
Ik heb jullie al gezegd, er is dat ene en grootste bestand van scholen, systemen, werkwijzen, dat grootste bestand zegt: oefenen.
En er zijn ook enkelen die in de loop van de geschiedenis gezegd hebben: ja, constante aandacht is noodzakelijk…
Maar hoe kun je dat voor jezelf binnen bereik brengen – ik zeg niet: hoe kun je het bereiken, maar: hoe kun je het binnen bereik brengen. Of je het bereiken zult, nobody knows. Maar hoe kun je het binnen bereik brengen…

En dan ben ik ervan overtuigd dat een geweldig hulpmiddel is dat je het inziet, dat je het van alle kanten ingezien hebt in je eigen leven. Dat je van alle kanten ingezien hebt dat het noodzakelijk is.
Wat ik nu zo even vlug zeg, is een lange weg, een lange weg om in te zien dat het noodzakelijk is. Dus niet iets wat wel prettig is, niet iets wat we eigenlijk zouden moeten doen. Maar iets wat zó noodzakelijk is, nog noodzakelijker dan dat je blijft leven… Dat je dat helemaal, tot in alle vezels van je wezen, inziet: het is noodzakelijk…

Dan pas kom je aan de vraag toe: hoe kan ik dat binnen bereik krijgen. Want er is iets anders, en dat is ook een kosmische wet, het is heel belangrijk dat jullie dit heel erg goed begrijpen: constante aandacht kan niet veroorzaakt worden door de wil.
Met de wil kun je gedurende een half uur, gedurende een uur – als je heel erg vastbesloten bent kun je een uur lang hetzelfde doen – maar dan gaat het niet verder.
Maar die durende aandacht kun je niet met de wil opbrengen, dat is onmogelijk. Dat zeg ik jullie héél erg duidelijk: dat is onmogelijk! Die kun je niet met de wil opbrengen. Wat je met de wil kunt opbrengen zijn altijd periodes. Wat dan wel kan, is dat je een soort van algemeen besluit neemt, waardoor je wil telkens daartoe terugkeert, en dan telkens weer, telkens weer. Dat is allemaal bekend. Maar wat ik nu zeg is anders.
Ik zeg nu: die constante aandacht is niet mogelijk via de wil. Die kan alleen maar in gang gezet worden door dat inzicht. Inzicht dat het noodzakelijk is. Daarom moet je daar heel erg zorgvuldig mee omgaan. Het inzicht dat het noodzakelijk is dat het totaal van je structuur verandert. Want dan komt een proces op gang, wat ver boven je uitgaat, daar kun je niet bij. Er komt een proces op gang wat als het ware vanzelf je aandacht altijd weer in die richting houdt. Dat merk je dan gewoon, je merkt dan dat je daar eigenlijk altijd mee bezig bent.
En je leert om dan gewoon met mensen te zijn, zonder dat je dat loslaat. In het begin heb je daar een beetje moeite mee. Dan wil je graag erg veel alleen zijn, omdat die aandacht ook vraagt om helemaal op alles in te gaan. Dus dan zul je vanzelf alleen willen zijn.
Zo gebeurt dat gewoon, zo gaat het proces. En we lezen telkens boeken van mensen die zeggen: ja, je moet veel alleen zijn… Maar zolang dat een gebod is, geldt het niet. Het is iets wat in jou gebeurt.
Maar het kán alleen maar gebeuren, als jij totaal ingezien hebt, echt totaal ingezien hebt, dat het nodig is. Dat je het ook voor jezelf aan alle zijden geproefd hebt, uit de eerste hand weet dat dat nodig is.
Dat is een cruciaal punt, want op dat moment neemt een andere kracht het in jezelf over. Die aandacht blijft er altijd bij. Je kunt plezier hebben, je kunt verdriet hebben, je kunt doodziek zijn, je kunt weten dat je misschien volgend moment doodgaat – het blijft, het blijft gewoon in je.

Daaruit vloeit ook dat merkwaardige gevoel voort, waar ik het al eens vaker over gehad heb, dat je echt voelt dat alles vergankelijk is. En dat dat niet iets verdrietigs is. Dat is niet iets om te zeggen: oh, dat is maar vergankelijk…
Maar dat je echt voelt: ja, dat is vergankelijk, alles gaat voorbij.
Dat is ook de schoonheid ervan, de schoonheid dát het voorbij gaat. Je moet je niet indenken dat alle krankzinnigheden die wij uitkuren, eeuwig zouden blijven bestaan. Dat zou toch afschuwelijk zijn. Je mag eigenlijk alleen maar doodsdankbaar zijn dat dat allemaal voorbijgaat.

En dat hangt allemaal samen. Dus wat ik jullie eigenlijk aanraad is: ga hier echt helemaal op in. En je zult merken dat dat in je hele leven doorloopt. Het is net zoals zo’n poppetje met zo’n stukje lood: je kunt op je kop komen, je kunt met je benen omhoog, ze kunnen het zelfs in stukken doen, maar je komt terug. Heel vanzelf, daar hoef je niks voor te doen. Dat gebeurt aan je.

Dat is die aandacht, die aandacht die inderdaad de structuur kan veranderen. En dan begint het eigenlijk pas. Want pas als die aandacht er is, merk je, dat is bóven jouzelf – het is niet buiten jouzelf, maar het is groter dan jij bent, jij bent niet meer dan die kleine wil. Maar dan merk je pas hoe ontzettend hecht het is.
Ik heb nog een gesprek gehad met iemand, die zich er eigenlijk over verbaasde dat die twee grote krachten van zelfhandhaving en voortplanting, altijd weer opkwamen. Hij had het nou toch ingezien… Hij had nou toch ingezien … en tóch is het er…
Ja, natuurlijk is het er. Maar als je één keer die aandacht in jezelf kunt ervaren, dan ben je daar ook niet meer verdrietig over. Dan zie je het eigenlijk zakelijk, dan zie je het feitelijk. Dan zie je feitelijk: ja, dit bewustzijn zit zo in elkaar en dat moet nog uitslijten… En dan ben je er ook niet meer verdrietig over, dan denk je: ah, het is zover, niks aan te doen…
Je bent er ook niet ongelukkig over dat je voedsel tot je neemt en dat het verteerd wordt, dat het veranderd wordt en dat je elke dag opnieuw voedsel tot je moet nemen. Daar maken we geen problemen over.
Maar als je iets tegenkomt wat je helemaal ingezien hebt en het toch weer zo is, dan moet je daar eigenlijk dezelfde houding tegenover aannemen. Dat is onvermijdelijk haast, het is iets wat alleen in de lange baan veranderen kan. En dan merk je niet eens dat het verandert, op een dag is het weg. Dan denk je: hé, het is weg… Dan hoef je er ook niet meer aan te denken.
Het is ook geen overwinning. Ik hoop dat jullie dat toch zagen… Overwinning speelt er absoluut geen rol bij, helemaal niet. Er is niks te strijden, er is niks te overwinnen.
Je hoeft alleen maar héél goed, zorgvuldig, in te zien hoe het in elkaar zit, hoe jij in elkaar zit. Om te zien welke krachten daarin werken. Te beseffen dat die krachten die in je werken, véél en veel groter zijn dan dat armzalige willetje wat je hebt.
Onze wil is eigenlijk alleen maar in staat op de korte baan iets kapot te maken. Maar iets genezen, iets heel laten worden, dat kunnen we niet met onze wil, die is daar totaal niet toe in staat.

Dus die grote kracht in je te laten werken, die moeite moet je doen. Je moet de moeite nemen om jouw leven, in alle geledingen van je leven – ten eerste te zien hoe het samenhangt, en ten tweede hoe in al die geledingen die twee oerkrachten doorwerken. Wat ze veroorzaakt hebben in jou, welke vorm ze hebben aangenomen – bij de een heeft het deze vorm aangenomen, bij de ander heeft het die vorm, allemaal verschillende vormen.

Als je écht – zoals ik het nu probeer te doen met jullie – erop ingaat, dan heb je al die technieken niet nodig. De koan is niet nodig, want die is er gewoon, je eigen leven… Je hoeft niet naar de meester toe te gaan om aan hem te vragen: geef me een koan. Dat hoeft niet. Je hebt hem! Iedereen heeft hem.

Dus hoe zit het in elkaar… Maar zelfs dat is voor ons moeilijk. Wij zijn er nu allemaal van doordrongen. En misschien gaan we strakjes eten, lekker eten, heerlijk eten, en tijdens het eten zijn we het even kwijt… Niet erg, maar merk het op, merk op hoe je werkt.
Ik propageer helemaal niet dat je niet genieten zult van je eten, maar je kunt én genieten én hier bijblijven. Dat is echt mogelijk. En dan komt het op gang…
En er komt een moment, dan hoef je daar ook niets meer aan te doen. Dan blijft het gewoon in je, dan blijft het doorwerken.

En dan vraag je je natuurlijk af: ja, kom, als dat nou allemaal zo is, waarom moeten we dan die oefeningen doen?
Ja, zo ingewikkeld is het wel… Wij moeten helemaal die aandacht kunnen hebben. En dat kunnen we niet als het lichaam niet goed werkt. Als het lichaam niet wakker is, als het lichaam niet soepel is, als het lichaam niet over energie beschikt, dan kunnen noch de zintuigen, noch de hogere functies werken. Want de hogere functies, die we strakjes nodig hebben voor die totale aandacht, die blijvende aandacht, dat is ook een energiekwestie. Maar dat is niet de energie die we normaal verbijzonderen, dat is een hogere soort van energie. We hebben energie nodig, dus we moeten daaraan oefenen. Dat is dus een voorstadium en dat kun je niet overslaan. Je kunt nooit iets overslaan. Het is dus nodig.
Maar we moeten zien: in dienst waarvan. Dan krijgt het een veel grotere betekenis. Dan merk je: ja, ik moet ook oefenen… Dan heb je er ook geen moeite meer mee, dan is het geen plicht meer – dat is zo mooi…, de dag dat het geen plicht meer voor je is. Niks meer, helemaal niet, niet alleen die oefeningen, niets is meer een plicht, helemaal niets. En toch doe je het. Ra ra hoe is dat.
Maar dat zit daarin: je hebt zó diep voor jezelf ingezien, doorleefd, dat het nodig is. Je hebt niet eens de zweep meer nodig van de rampen die aldoor maar in de wereld doorgaan zich te voltrekken. Die zweep heb je niet eens meer nodig, want het is in jezelf, het is in jezelf terechtgekomen. Het is helemaal in je dat het nodig is.

En de haast valt weg. De haast die een doel wil bereiken. De urgentie wordt steeds sterker. En dan moet je nog leren – dat moet je allemaal leren, er zijn natuurlijk honderdduizenden mensen die helemaal niets van die urgentie voelen en die maar tegen je aan zitten te leuteren – om dan geleidelijk te zien: ja, sorry, niks aan te doen, zo gaat het.
Dat moet je allemaal leren, dat is een heel proces. En dat kun je alleen maar als die blijvende aandacht iets is wat eigenlijk vér boven jou uitgaat, ver boven die kleine mens die nou veertig, vijftig, tachtig is. Dat is iets veel groters. In die aanwezigheid, zal ik maar zeggen, kun je dit allemaal leren.

Je merkt natuurlijk ook – jullie hebben het gemerkt – soms krijg ik de kippenkoorts, dan heb ik opeens vreselijke haast. Dan ben ik even vergeten hoe het eigenlijk gaat, dan ben ik vergeten dat ik hier dertig jaar heb moeten ronddabberen. En dan vind ik opeens dat jullie allemaal nu maar eens de stap moeten nemen. Dat kan natuurlijk niet.
Maar toch is het ook goed dat ik af en toe zeg: jongens, het moet gebeuren!!! Dat je eventjes wakker wordt, hij is niet helemaal gek, dus misschien…

Maar aan de andere kant is het ook goed om heel precies te weten hoe het in elkaar zit, hoe het werkt namelijk. Dan span je je niet op de verkeerde manier in. Dan probeer je dus niet bijvoorbeeld die constante aandacht te krijgen door de wil. Dan weet je: nee, dat gaat niet, dus daar ga ik me ook niet in verdiepen, dat ga ik niet proberen – ik probeer alleen voor mezelf helemaal grondig, tot in alle uithoeken van mijn bewustzijn, te zien dat het nodig is.

En mensen, ik zeg het jullie nogmaals, het is heel wonderbaarlijk, je kunt ziek zijn, je kunt tegenslag hebben, je kunt in het gevang komen, ik zeg jullie echt: het-maakt-niet-uit ten aanzien van die aandacht. Die blijft.
En je krijgt dan echt het gevoel dat het ook niet zo belangrijk is als dat hulsje, wat je nu van een naam voorzien hebt en allerlei eigenschappen,  verdwijnt. Dat is een hulsje… Het grote werk gaat door, dat is dan heel vanzelfsprekend.

En je ziet ook de schoonheid van het sterven. Er is in het sterven een ongelooflijke schoonheid, die wij nauwelijks kunnen beseffen. Dat al het zielige, al het onvolmaakte, al het net niet bereikte, weggaat. Dat je nieuw kunt beginnen – dat altijd weer nieuw begonnen kan worden, helemaal nieuw, helemaal van voren af aan. Zodat er inderdaad een heel gave structuur ontstaat.

Het is dus een heel andere manier van evolutie, waar ik het nu over heb. Het is die vorm, waarin eindelijk alles op zijn plaats is, waar niets meer behaald hoeft te worden, waar alles ís, volledig, in contact met alles wat gebeurt – niet alleen met het mooie, ook met alle afschuwelijke dingen. In een heel innig contact. Zodat er niets is, waar jij niet mee te maken hebt. Je hebt met alles te maken. Dat is zo groot, dat je het niet kunt bevatten. Maar naarmate die aandacht constanter en nog constanter is, begin je daar een vermoeden van te krijgen.
Ik geloof echt werkelijk dat dat de enige, maar dan ook de enige, radicale oplossing is voor al onze problemen. Want die bestaan dan niet meer, ze zijn er niet – ze zijn er wel, maar ze hebben een totaal ander licht. Dan is het een kwestie van uitslijten, van doorwerken, van ermee bezig zijn, maar je bent er niet meer persoonlijk, belangengericht bij betrokken. Je hebt er geen belang meer bij. Je ziet, het is werk wat gebeuren moet.
Dat is een totaal ander iets, of je nog belang erbij hebt, of dat je ziet, nee, dat is werk wat gebeuren moet. We weten allemaal, er is allemaal werk wat gewoon gebeuren moet. Daar praten we ook niet zoveel over. Als je aangekleed wilt zijn, moet je kleren aantrekken. Daar maken we geen probleem van. Nou, zo is het, in die orde van gevoel. Dat is werk wat gebeuren moet.

Maar dat gaat van iets heel anders uit, het gaat uit van een besef dat het ook onvermíjdelijk is. Dat is ook een van die hele merkwaardige dingen – je leest er zo vaak over – het gevoel van onvermijdelijkheid, je ziet gewoon: het moet gebeuren.
En je zult er graag aan meewerken, want het moet gebeuren… Waarom zou je je verzetten? Als je inziet dat het moet gebeuren dan zeg je: oh ja, natuurlijk, moet gebeuren…

Dan komen al die dingen, die je wel eens gelezen hebt, allemaal op hun plaats te vallen. Vanuit dat ene principe van die doorlopende aandacht, die alles heel maakt, geneest. Die veel groter is dan iets wat je maar bedenken kunt.

Oké.

naar boven

Gesprek (fragment)

– A: Je zei: durende aandacht kun je niet met de wil opbrengen, maar alleen door jezelf helemaal te kennen.

Maarten: Dat is een gedeelte, jezelf kennen is niet voldoende.

– A: Maar dat is iets wat je met je wil kunt doen.

Maarten: Nou, ook niet helemaal, maar je kunt eraan beginnen met je wil.
Het is wel leuk dat je die vraag stelt, het begint op een of andere manier – omdat iemand je gezegd heeft dat het zo geweldig is, of je hebt een of ander mooi boek gelezen, en je begint eraan. Als je er dan aan begint en je probeert dat te beleven wat er in dat boek staat, gaat het over. Of als ik iets zeg, het gaat over. Maar als je eraan begint en dingen in jezelf ontdekt, wordt die diepere belangstelling gewekt. Dan wordt het, zonder dat je erbij bent eigenlijk, zonder dat je het merkt, overgenomen. Dan gaat het dus verder. En dan blijf je ook niet staan bij alleen maar jezelf kennen, dan ga je verder. Want dan merk je dat jij en de wereld, dat dat één geheel is. Voor ons is het normaal zo, dát is de wereld en dát ben ik. Dan merk je dat dat één proces is. En dat jij in dat proces open kunt zijn. Dat wil zeggen, helemaal in het geheel opgenomen, bewust – een dier is ook opgenomen, maar onbewust – bewust opgenomen in het geheel en dus één zijn in het proces. En dan, nou ja, daar gaat het om eigenlijk.

Maar waar wij ons vanochtend mee bezig gehouden hebben, is: hoe kan een mens dat binnen zijn bereik brengen. Dat is niet zo eenvoudig, want onze oude manier van maar flink wíllen, die kan het niet. Dus hoe kom je in contact met die grotere werkelijkheid, waardoor jij in staat bent om die aandacht te hebben. Die constante aandacht, die maakt dat je loskomt.
Want dat is eigenlijk waar het in al die religies, in al die meditatiesystemen, om gaat: dat jij loskomt op een natuurlijke manier – zeg ik er dan bij – dat je ongedwongen loskomt van jouw voorlopige leven.
Want dat leven wat wij leven, is een voorlopig leven. Er is wel een ander leven tegelijkertijd. Natuurlijk, als dat er niet was, was dit voorlopige leven er niet. Maar oké, dat is een mededeling opzij.
Maar dat jij dus meer in de werkelijkheid bent dan in dit voorlopige leven – waar je in lijdt, waar je blij in bent, waar je een lichaam in hebt wat sterft.


– B: Je had het vanmorgen over aandachtig zijn, ook als je droomt. Kun je dat toelichten?

Maarten: Ik kan er niet meer over zeggen dan dat je je dromen ook aandachtig bekijkt. Dat je niet alleen maar een leuk verhaaltje ziet en er misschien erg van schrikt of zo, maar je afvraagt, terwijl je droomt, wat de betekenis ervan is.

– B: Mijn ervaring is dat ik in dromen eigenlijk misschien negenennegentig procent van die dromen laat gaan.

Maarten: Ja natuurlijk. Dat is in het gewone leven ook zo. Dus jouw gewone leven en jouw droomleven, dat is één geheel. Waar het nu om gaat is dat je een weg vindt, waardoor je jezelf als het ware tussen haakjes kunt zien, zo van ‘die mens’. Waar je niet meer vereenzelvigd bent met die mens die je bent. En datzelfde heeft tijdens je droom plaats, dat is letterlijk zo. Als je dan droomt, dan vraag je je af ‘ja, wat betekent dat’.
Als je nou vraagt: is daar een makkelijke weg. Ja, er is een makkelijke weg. Dat is de weg dat als je gedroomd hebt en het is een droom van enige betekenis – natuurlijk niet als je teveel gegeten hebt – dat je hem dan ‘s ochtends als je wakker wordt even opschrijft. Maar heel kort, alleen maar de essenties ervan, en dan laat je het liggen. En dan ga je er niet over meieren, je niet afvragen: wat was het nou… Want dat lukt niet, dat is gewoon verspilde energie. Als je het opschrijft en misschien een week later of zo lees je het nog eens een keer, dan heb je een mogelijkheid dat die droom in zijn zo-heid weer even tot je terugkeert en dat je dan de betekenis ervan begrijpt.


– C: Is alle oefenen niet dwangmatig eigenlijk?

Maarten: Ja, dat kan heel goed, C., daar zijn we meesters in. Ja, en dat is juist het punt waar ik het vanochtend over gehad heb. Daar zijn we zulke grote meesters in, dat is ongelooflijk. Wij hebben op een bepaald moment iets ingezien, bijvoorbeeld dat het belangrijk is om te oefenen. En dat is nou juist de moeilijkheid, wij gaan dan op weg met een beeld. Met een beeld van wat jij belangrijk vindt om te oefenen. Maar dat beeld wordt niet meer bijgesteld.
En wat gaat er dan gebeuren. Je hebt heel vaag het gevoel van ‘ja, dat zal daar en daar naartoe gaan’. En nou oefen je, en dan klopt het niet en dan krijg je er de smoor in. Maar je blijft oefenen, want je bent een flinke man.
Daarom is het zo belangrijk om eigenlijk voortdurend dat contact te houden met waarom je begon. Dat is ook zo mooi in dat boekje van S. Suzuki, ‘Zen mind, beginners mind’, het contact houden met hoe je begon, die stemming van hoe je begon. Want dat is hetgeen wat de vonk was. Je moet eigenlijk terug naar de vonk.
Dit is een heel onbespreekbaar gebied eigenlijk. Je hebt een inzicht, plotseling is het je duidelijk, is het duidelijk dat je moet oefenen, wil die totale verandering… Want dat moment van inzicht wat je hebt, toen was je even los. Maar dan neemt de hele machinerie van de driften het weer over en dan ben je er weer helemaal uit. Maar het gaat er dus om: hoe kom je daar terug, hoe kom je weer in die werkelijkheid die jou op weg zette.

Nou ja, en dan kom je erbij, dat je jezelf daarbij kunt helpen door jezelf in je leven van alledag gade te slaan. En dan zeg ik er altijd bij, en de mensen geloven mij wel: hoe kun je jezelf gadeslaan met liefde. Zoals je kijkt naar een kind waar je veel van houdt, een mens waar je veel van houdt. Daar vind je het gewoon prettig om te kijken hoe hij dingen doet, dat vind je gewoon fijn. Als je erg veel van iemand houdt is het prettig om ernaar te kijken. En dan merk jij eigenlijk veel meer op dan die mens zelf. Want jij bent die mens niet, maar je houdt er wel ontzettend veel van.
Nou, en dat moet je nou bij jezelf doen. En dat is moeilijk, want we veroordelen onszelf allemaal. Ik ben nog bijna geen mens tegenkomen, waarvan ik het gevoel had: nou, die houdt van zichzelf… Dus dat doen we allemaal, we veroordelen onszelf. Ja, en dan kan er niks gebeuren…
Ik kan het niet veranderen, het is zo. Als je jezelf veroordeelt, dan kun je niet meer goed zien, dan kun je niet meer goed horen.

Dus dat is waar het steeds om gaat, dat je je bewust bent dat jij het niet kunt doen. Maar dat je wel kunt zorgen dat je het kunt laten gebeuren.
Nou, dat is voor ons een heel ding, want dat betekent dat we onze vergankelijkheid écht voelen. Want als er nog maar een spoortje is van ikkigheid, dan doe je dat niet, dan ben je niet van plan om opzij te gaan om het te laten gebeuren.

– D: Maarten, al zou ik het ook willen laten gebeuren, maar ik ervaar in mezelf dat ik momenten heb dat het winter is, zo van ik wil wel aandacht besteden aan iets, maar dat zegt me niks, dat doet me niets. Hoe ga ik daarmee om?

Maarten: Ja, dat is natuurlijk heel goed dat je je die vraag stelt. Ten eerste, wat heel belangrijk is, is dat je zegt: oh ja, het gaat niet…
Dan valt er al een heleboel spanning af. Want dan zeg je eigenlijk tegen jezelf: het hóeft niet…

– D: Maar het is niet fijn.

Maarten: Nee, natuurlijk is het niet fijn, want je wilt het eigenlijk wel. Maar je merkt, het gaat niet. En wat zit je nou eigenlijk in de weg? Dat jij het zo graag wilt… En er kan niks gedwongen worden, nooit niet, nergens. En dat is voor ons heel moeilijk. Dus je begint met één ding, gewoon omdat ik het gezegd heb, dat je zegt: nou, geen goed moment…
Dat is al heel moeilijk, hoor, omdat we toch heimelijk nog een beetje zitten kriebelen van…, hè. Gewoon zeggen van ‘oh, het kan niet’. En intussen kijken of er iets in je omgeving is, in jezelf, dat je belangstelling heeft. En proberen daar al je belangstelling aan te geven. Dan heb je kans dat dat geheimzinnige gewekt wordt als het ware, en plotseling merk je: ha, het gaat wél…
Maar het allerbelangrijkste is dat je accepteert dat het niet gaat. Dat is heel belangrijk.

– D: Het kan ook helpen als je het tegen iemand zegt.

Maarten: Ja, natuurlijk, dat is leuk. Dan doe je het eigenlijk al, als je het tegen iemand zegt. Want op het moment dat jij het tegen iemand zegt – daar ben je je niet bewust van, hoor – dan geef je je verantwoordelijkheid aan die ander. Dat betekent dat jij ontspant.
Dat is ook als mensen met een moeilijkheid zitten en ze vertellen je wat. Op dat moment zijn ze er eigenlijk, dan zeggen ze: hier, alsjeblieft. Dan zijn ze het zelf even een beetje kwijt. En dan kunnen ze er zelfs mee omgaan. Zo is het toch eigenlijk? En dan denken ze natuurlijk altijd dat die ander het gedaan heeft. Die ander heeft niks gedaan. Nou ja, hij heeft belangstelling gehad, voor jou. Dat is het. Echte aandacht.

Je kunt aan jezelf opmerken dat je de zaak aan het flessen bent. Iemand vraagt je aandacht en je geeft een antwoord, enzovoorts. Maar dan weet je van jezelf dat je er niet helemaal bent. Dan zeg je gewoon: sorry, ik kan op het ogenblik niet luisteren.
Dat is al een hele daad, hoor, dat vinden we niet netjes eigenlijk. We gaan ervan uit dat we allemaal altijd aandacht voor elkaar hebben. En dat is gewoon niet waar. Maar dat je dat in jezelf opmerkt, dat is heel belangrijk. Dat je in jezelf opmerkt dat je het niet kunt. En hoe meer keren je opmerkt dat je het niet kunt, hoe meer keren je wel… – dat is altijd weer hetzelfde mechanisme, op het moment dat je het opmerkt is het mechanische, het dwangmatige, eruit en je staat weer opnieuw voor het punt dat je het wel of niet kunt geven. Maar dat is bewustwording.

Dus het gaat de hele dag door. Daarom zeg ik ook altijd: meditatie gaat de hele dag door. Eigenlijk gaat het de hele dag door. Dat bankje dat is een goede hulp. Alle oefeningen van Greet, van Epi en van mij, zijn een hele goede hulp. Maar het gaat uiteindelijk om die doorlopende belangstelling voor alles wat er gebeurt. Nou ja, en dan ben je wel eens moe. Ook dat accepteren…
Dat je dus hygiënisch met jezelf omgaat. Dat je de dingen helder inziet. Dan zul je merken dat dan die momenten van niet kunnen en ook van geen contact kunnen maken eigenlijk, vanzelf overgaan. Omdat, dat is heerlijk, die belangstelling van ons steeds kan groeien. Dat heeft niks met leeftijd te maken, helemaal absoluut niks. En je lichaam kan achteruit gaan, dat kan helemaal om zo te zeggen dement worden, maar die belangstelling gaat altijd nog door. Want je kunt eraan oefenen.
En als je dan ook nog onthoudt dat ik altijd zeg: dwing er niet aan… Dan zul je zien, het gaat als een trein gewoon.


– E: Je zei gisteren dat je haast had. Vandaag zei je net iets anders. En je zei ook: we zijn maar hulzen. Ik ben heel benieuwd hoe je dat ziet…

Maarten: Nou, E., het is zo, zolang je je vereenzelvigt met je huls, kun je niet betrokken zijn. Ik bedoel, je schrikt wel telkens, in je eigen leven of door alles wat om je heen gebeurt, maar je schrik gaat niet verder dan die huls groot is. Dus je blijft beperkt.
Maar in de mate dat je ervaart dat jij, zoals je nu bent, voorlopig bent, dat dat wonderlijke brandpunt zich als het ware nu met die huls hier bevindt – en je gaat je steeds meer bewust worden van dat brandpunt – gaat die huls zijn macht van beperking over jou verliezen. Dan verwijd je jezelf. En dat gebeurt niet omdat je dan je grenzen verbreedt, maar dat is omdat je merkt dat jij niet alleen die huls bent, maar dat je ook dat andere bent, dat brandpunt, wat veel en veel wijder is, wat eigenlijk alles is.
En ook erg belangrijk is, E., dat dat geen strijd is. Het is een overgang van aandacht als het ware. Want zodra je strijd levert, ben je bezig je met één van de twee te vereenzelvigen. En dat werkt niet, dat is gewoon tijdverlies.

naar boven