Lekepraat | Gesprek 6
Za-zen als zuivere lichaamservaring

Nico: De fysieke factor is in zazen misschien wel het belangrijkste gegeven. Volgens Dogen is zazen allereerst een fysieke activiteit, die je met volle inzet moet doen. Zó zelfs dat je zou kunnen zeggen dat als je het fysiek doet, je het goed doet. Ben je het daarmee eens?

Maarten: Je kunt er niet buiten. Om je lichamelijke werkelijkheid te kunnen ervaren zul je moeten zitten, je adem volgen tot in de bekkenbodem en leren daar te rusten – met in het begin het accent op de uitademing, op het loslaten. De gedachtestroom neemt dan ook af. Na enige tijd – dat kan een paar jaar zijn – stelt het vinden van de basis zich automatisch in.[1]

Nico: Wat is voor jou het meest belangrijke in die fysieke houding?

Maarten: Een natuurlijke ontspanning. En het kost een hele tijd om die in je te laten groeien – want je kunt er niet veel aan doen. Je kunt je er alleen toe zetten en dan hoop je maar dat die ontspanning komt, echte ontspanning. Want alleen in de echte ontspanning kan de adem zijn eigen bedding vinden, die kun je niet van te voren opleggen. Je kunt wel de uitademing accentueren, maar heel gauw dwing je dan ook weer.
Het eerste waar ik tegenaan gelopen ben is dat juist in het fysieke gebeuren dwang onmogelijk blijkt. En dat je blijft steken als je het toch toepast.

Nico: Ja, het punt is natuurlijk, wanneer dwing je en wanneer dwing je niet? Ik merk zelf de laatste tijd meer en meer dat je, om goed te zitten, moet beginnen met een inspanning. Dat is het allereerste. Je moet niet beginnen met ontspannen, maar je moet beginnen met een inspanning.

Maarten: In welke zin ‘inspanning’?

Nico: Je moet een houding opbouwen, je moet een rechte rug maken en – dat is de meest belangrijke inspanning naar mijn gevoel – je moet gaan zitten vanuit je buik. Het kracht leggen in de onderbuik is naar mijn gevoel de basis. En van daaruit kun je zeggen: nu hoef ik verder niks meer te doen. Ben je dat met me eens?

Maarten: Ja.

Nico: Want ik heb vaak geworsteld met de vraag wat precies het beginpunt van het zitten is. Als het over meditatie gaat, is het heel makkelijk om te zeggen dat het een ontspannen gebeuren moet zijn. En dat is wel waar, maar er gaat naar mijn gevoel iets aan vooraf. En dat is toch de inspanning, vaak een grote inspanning, want het is …

Maarten: …met aandacht erbij.

Nico: Ja, maar het is meer dan aandacht, het is iets wat je echt fysiek doet, die buik naar voren zetten en dan vasthouden en de kracht daar laten. En het wonderlijke vind ik dat je daar bijna altijd aan moet denken. Dat kun je niet automatisch leren, dat is nooit een gewenning.

Maarten: Nu ook nog niet?

Nico: Ja, dat vind ik het wonderlijke ervan. Tenminste bij mij werkt het zo. Het is een soort aandacht, maar dan één die er door alles heen kan zijn. Je kunt zeer geconcentreerd je ademhaling volgen of tellen en toch bewust die buik gebold houden, met de kracht erin. Ik vind het altijd een van de meest aangename punten in het zitten: die inspanning vanuit je buik is iets wat je vestigt, het is een doen wat je in het hier en nu plaatst.

Maarten: Ik heb daar als kanttekening bij dat ik zelf jarenlang vastgezeten heb aan te veel doen. Dat van die buik is heel duidelijk en terecht. Alleen, als je daar te lang bewust naartoe werkt, blokkeert het de kracht naar boven toe en de kracht in je stuit. Op een bepaald moment, als je voelt dat die buik een kracht van zichzelf heeft, moet je toch loslaten. En dan is het verbluffend hoe die kracht opeens én je hoofd én je stuit én ook je voetzolen bereikt, zelfs in de kruiszit. Mijn ervaring van de laatste twee jaar is dat die ademhaling zich instelt op momenten dat ik het moeilijk heb, zonder dat ik erop uit ben, ik merk opeens dat ik het gedaan heb. Dus op een bepaalde manier kan dit – maar dat is dan na vierendertig jaar – een ‘gewoonte’ worden. Maar het doet zich eigenlijk alleen voor op momenten dat je in de klem zit.
Dürckheim beschrijft dat, ik geloof in dat boekje over boogschieten[2]. Terwijl hij in gesprek is met iemand waarvan hij niet weet dat het een zenbeoefenaar is, vindt er een aardbeving plaats en die man beëindigt zijn zin en keert in tot zichzelf. En als die aardbeving over is – iedereen is verder door het gebouw gaan rennen – maakt hij zijn zin af.
Het is misschien een extreem voorbeeld, maar het illustreert: als ik in de klem zit overkomt het me.
Maar wat jij zegt is eigenlijk een heel bevrijdend punt, dat je dus iets kunt doen!

Nico: Ja, je hebt iets in handen.

Maarten: Dat is zo. Maar je kunt het ook verkeerd doen, dat is mij overkomen. Ik heb dat voortdurend daar beneden zijn te lang doorgezet, waardoor ik iets aan het blokkeren was. Ik heb het dus te lang met mijn wil begeleid. Dat heb jij blijkbaar niet gedaan.

Nico: Nee, ik heb ook het gevoel dat je iets kunt doen, je geeft echt energie. Maar daarna is het over.

Maarten: Het heeft niet meer de richting die jij eraan gegeven hebt.

Nico: Ja, daarna is de situatie vrij. Dit doende is de situatie vrij. Ik maak me dan ook verder geen zorgen over hoe het ademhalen gaat, waar ik zit en zo … Dat is daarna onbelangrijk.

Maarten: En in aansluiting daarop, ik heb gemerkt dat als je op die vrije manier gadeslaat wat in de buik plaatsheeft, er dingen in je lichaam gebeuren: er worden spieren aangespannen en er worden zelfs verschillende organen bereikt waar je gewoon niet bewust aan gedacht hebt. Maar het gebeurt wel, de lever, je milt, je nieren, ze worden allemaal heel ‘systematisch’ behandeld in die diepe buikademhaling. Het gebeurt alleen maar als hij heel zacht is, het is nauwelijks een adem. Er zijn tijden dat ik echt het gevoel heb dat de inademing een onderbreking is van de uitademing; je ademt eigenlijk voortdurend uit, dan is er even een kleine pauze, en dan gaat die uitademing weer door. Je krijgt dan die merkwaardige veelzijdige doorstroming van de adem, niet alleen in de buik, maar ook iets in je hoofd. En dat is voor mij dermate boeiend dat er geen gedachte meer bij kan.
Ik heb het gevoel dat het geen shikantaza[3] is, want dan is er niks meer, maar het is wel een heel zuivere registratie van wat er fysiek gebeurt. Het is een bevrijdend gevoel, een gevoel van dat de dingen echt fysiek leger worden, dat je hele lichaam een hele ijle huls is om niets heen. Bepaalde gedachten die je vaak hebt, doen dan aan als zware molenstenen en je gaat ze uit de weg, je laat ze vallen. Vanuit de leegte gevoeld zijn ze onbelangrijk.

Nico: Wat voor mij ook een vraag is ten aanzien van de fysieke houding, is in hoeverre je in de presentatie van het zitten de halve lotus moet beklemtonen. Want ik merk dat er wel degelijk verschil is tussen het zitten in een halve lotus of op het seiza bankje. Het uitgangspunt is natuurlijk dat wat niet kan dat kan niet. Dus als iemand absoluut niet op een kussen kan zitten of op een bankje, kan hij prima op een stoel zitten. Maar in hoeverre moet je, gezien het verschil, mensen ertoe zetten in de halve lotus of kwart lotus te zitten?

Maarten: Er is inderdaad een groot verschil. In de halve lotus heb je plotseling het gevoel dat je rug een stam is. En tegelijkertijd is de kracht ook naar boven en naar beneden gericht. Het wordt dus eigenlijk uit elkaar getrokken. Je kunt werkelijk voelen dat die wervels iets meer ruimte krijgen. Dat gebeurt inderdaad uitsluitend bij die merkwaardige kruiszit.

Nico: Ik ervaar zelf de volle lotus als de meest perfecte.

Maarten: Dat moet wel, maar ik kan het niet.

Nico: Ik kan het niet de hele dag, maar met zo’n sesshin doe ik het wel een paar keer per dag. En ik merk inderdaad het verschil.

Maarten: Ja, ik denk dat je beter in balans bent. Hoewel er natuurlijk wel een kleine slag in je ruggengraat is, of nou het linker been of het rechter been boven is, maar die leer je te corrigeren. Maar ondanks dat geeft de kruiszit ook een veel vaster gevoel, je hebt het gevoel dat je basis veel breder is. Ik laat ze weliswaar ook op het seizabankje met hun knieën zover mogelijk uit elkaar zitten, maar dan nog.

Nico: Oh, doe jij dat zo, want ik heb me dat wel eens af zitten vragen, wat nou het beste is.

Maarten: En dan gaan de grote tenen ook over elkaar. Maar dan is die basis toch nog veel kleiner dan bij de kruiszit.
Maar je vroeg je ook af hoeveel waarde je eraan geeft.
Ik besteed in het begin erg veel zorg aan het kweken van het inzicht dat het zitten nodig is, omdat ik gemerkt heb dat veel mensen na een of anderhalf jaar plotseling in de fase komen dat ze eigenlijk een broertje dood hebben aan het zitten. En mijn eigen ervaring is, dat je veel gemakkelijker door die fase heen komt – ook al sla je hem niet over – als je het inzicht hebt dat oefenen noodzakelijk is om je bewustzijn te verwijden en meer verbanden te ervaren. Als je echt doorhebt dat het alleen maar kan door bewuste oefening, is een heleboel van die weerstand verdwenen. Dus ik besteed bij een beginneling heel veel aandacht aan dat inzicht.
Om die oefening kom je niet heen. Ik ben een zeer groot bewonderaar van Krishnamurti, maar op dit punt wijk ik van hem af, ik zie gewoon dat oefening nodig is. En zijn hele leven heeft hij elke ochtend gemediteerd en iedere dag yoga gedaan …

Nico: … hij heeft wel degelijk wat gedaan, het is niet alleen maar genade.

Maarten: Nee, nee.

Nico: Omdat het fysieke zitten toch een behoorlijke inspanning is, vind ik het interessant als mensen vragen of het nou toch niet op een andere manier kan. Zo van, waarom moet ik nou in die specifieke houding. Ik las dat eens over Frits Staal, die in Japan aan een zenmeester gevraagd had waarom we in de halve lotus moeten zitten. Toen zei die zenmeester: “Waarom dat zo is, weten wij ook niet. En het is best mogelijk dat het op een andere manier kan. Maar”, vervolgde hij, “volgens mij is de enige reden dat we in de traditie aannemen dat de Boeddha zo zat toen hij verlicht werd.” Dat is op zich een simpel argument.
Ik ben altijd jaloers op de Shingon boeddhisten, de Zuivere Land boeddhisten, die eindeloos de naam ‘Amitabha Boeddha’ herhalen, de hele dag door en vol overgave. Dat is ook niet niks, maar daar heb je niet het gevoel van die moeilijke fysieke inspanning. Want een heleboel mensen knappen daarop af, terecht of onterecht.
Ja, hoe beargumenteer ik dat … Ik zeg natuurlijk ook altijd dat het niet anders kan, maar dat weet je natuurlijk nooit. En er gebeuren ook in de zentraditie merkwaardige dingen, heel wat van die zogenaamde zenmonniken zitten een jaar of drie, maar daarna nooit meer. En er zijn mensen die misschien met enig recht zeggen dat ze de verlichting bereikt hebben en dat er absoluut niks te zoeken is buiten deze werkelijkheid, en dan ophouden met zazen.
Dat is een van de redenen waarom Dogen ergens in zijn teksten zijn monniken smeekt om maar door te gaan met de training, ook als echt ingezien is dat deze praktijk verlichting is.
Maar toch, hoe krachtig is de aanbeveling dat dit de enige mogelijkheid is …?

Maarten: Ik zou het een beetje willen nuanceren, in die zin dat het uitgangspunt is dat iemand inziet dat oefenen nodig is. Dat hoeft dan niet de kruiszit te zijn, maar oefenen is nodig.

Nico: Ja, als je deze spirituele grondslag wilt voor je leven, betekent dat trainen, in welke vorm ook.

Maarten: Dat klopt. Als iemand dat inziet en hij ervaart wat zitten is, dan ben ik er eigenlijk niet meer zo ongerust over, ik weet uit eigen ervaring dat het dan altijd terugkomt. En het inzicht dat het je gegeven wordt, dat het er altijd zal zijn, heeft mij nooit belemmerd om het te willen beleven.

Nico: Ja, Genpo zegt dat ook, hij snapt het argument ook niet waarom mensen ermee stoppen … als je dit een keer inziet, dan wil je juist des te liever.

Maarten: Daar zit een andere kant aan, dat je jezelf makkelijker vergeet als je het niet doet.

Nico: Dat is ook zo.

Maarten: Want je kunt er toch niet buiten, dus wat zul je je ongerust maken. Ik denk dat wat jij aanhaalde van Dogen, typisch de bezorgdheid van een leraar is.

Nico: Oh ja.

Maarten: Ik ben waarschijnlijk altijd nog voldoende leerling om er niet ongerust over te worden. Ik ben in een veel eerder stadium ongerust, als mensen tegen me aanpraten van ‘ik heb nog zoveel te doen, ik kom er niet aan toe.’ Dan denk ik, ja, dat inzicht is er nog niet. Als je een keer ingezien hebt dat het noodzakelijk is, wil je, althans in dit leven, verder komen dan eten, drinken, slapen en vrolijk zijn. Dan zul je iets doen. Je mag het liggend doen, je mag het op je kop staand doen, maar je zult iets doen.
En nou krijg je in de zentraditie eigenlijk de meest ideale vorm aangeboden, dus waarom zou je het niet doen?
Wat je daarnet zei, dat die meester had gezegd dat het volgens de overlevering de positie is waarin de Boeddha de verlichting bereikte, brengt ons eigenlijk vanzelf op dat merkwaardige verschijnsel van de traditie. Bij mij weegt die heel zwaar, omdat ik me onvoldoende eigenwijs voel om wat duizenden mensen voor mij als waar hebben ervaren, dan maar in de wind te slaan en te denken van nee, dat ga ik nog eens een keer onderzoeken.

Nico: Ja.

Maarten: Anderzijds ik kan me voorstellen dat er mensen zijn die zeggen: ja kom, dat was 2400 jaar geleden …

Nico: Je hoort ook: ja, maar het is de oosterling, die zit vaak op de grond en die gebruikt minder een stoel… Maar het is ook voor de oosterling moeilijk om in de halve of hele lotus te zitten, de Japanners hebben er ook moeite mee.
Maar goed, dat van de Boeddha is natuurlijk een soort gezagsargument dat je kunt bestrijden, je kunt zeggen: dat is verleden tijd …

Maarten: Ik heb dat argument ook vaak gebruikt, dat het gold voor dát bewustzijn, díe tijd, díe samenleving, voor díe mate en hoeveelheid van indrukken. Maar ik heb nu gemerkt dat het vandaag net zo goed geldt. Als je die zachte adem hebt, dan valt er veel op z’n plaats.

Nico: Laten we nog even teruggaan naar het belang dat jij eraan hecht dat mensen het inzicht krijgen dat je iets moet doen. Maar dan kun je natuurlijk ook een uurtje per dag gaan joggen of je kunt één keer per week naar de kerk gaan. Je kunt ook yoga doen, of judo …

Maarten: …of Tai Chi. Alles wat je aandachtig maakt.

Nico: Ja, maar dan kun je alles pakken, dan kun je ook naar het voetballen gaan. Maar je moet iets doen, hè. Wat is dat voor iets?

Maarten: Als je zegt ‘je kunt eigenlijk alles doen’, dan ga je voorbij aan een fysieke werkelijkheid – dat als de adem zijn eigen bedding gevonden heeft en zacht is, het accent geheel op de uitademing ligt en de houding ontspannen en recht is, vanuit fysiek oogpunt de optimale helderheid bereikt kan worden. Alle andere mogelijkheden zijn veel afhankelijker van de situatie dan deze bewust gekozen afzondering, samen met die houding.

Nico: ‘Iets doen’ betekent voor jou iets doen in afzondering. Dus het moet niet te zeer een groepsgebeuren zijn. En het is een doen dat met aandacht verbonden is.

Maarten: Ja. En met zo min mogelijk gestoord worden. Dat bereik je door in afzondering te gaan zitten. En in de juiste houding, zodat er vanuit het lichaam geen stoorzenders meer zijn. Zo ontstaat een rustige adem, er is geen spanning, de energie stroomt en onttrekt je daardoor al aan het gewone gedachtegebeuren.

Nico: Maar bijvoorbeeld elke dag een uurtje wandelen in het park, in je eentje …

Maarten: Dat kan erbij, maar het kan het niet vervangen.

Nico: En waarom niet?

Maarten: Mijn ervaring is dat dan de afleidende factoren in verhouding veel groter zijn.

Nico: Ja, ik heb dezelfde ervaring hoor, maar ik zit ook echt te zoeken of …

Maarten: Of er niet toch …

Nico: Ja, ik heb altijd hoop dat er nog eens een keer een makkelijker alternatief gevonden wordt! [gelach]

Nico: Ik vraag het ook altijd: is er misschien nog iets anders … Maar als je iets wilt doen met je leven, iets wat meer is dan met je beroep en je gewone bestaan te maken heeft, dan zijn er twee dingen heel belangrijk: regelmatig trainen én je op een of andere manier afzonderen. Je moet bereid zijn alleen te zijn en aandacht te beoefenen.
Het is trouwens wel interessant dat in de traditie gezegd wordt dat de Boeddha, na al die extremen van vasten en dergelijke, zich herinnerde hoe hij als kind, terwijl zijn vader op het land werkte, onder een boom zat en daar een heel vreugdevol moment meemaakte. Dat vreugdevolle moment staat in de klassieken beschreven als de eerste dyana, de afzondering op een stille plek.

Maarten: Ja, ik denk dat het belangrijk is dat je de natuurlijke aandacht, die altijd aanwezig is ook al ben je je dat niet bewust, een handje helpt. Je probeert de situatie zo te schikken dat je alle karakteristieken ervan – de afzondering, een goede adem in het bekken, een ontspannen houding en het vanzelf leeg raken – uitnodigt door ze bewust aandacht te geven, vanuit de vraag: hoe ben ik eigenlijk? en kan ik daar iets aan doen? Waar wij allemaal moeite mee hebben is dat er altijd een punt komt waarop de ingebouwde weerstand, gevoed door onze onrust, zó sterk wordt dat je voor het dilemma komt te staan of je wel of niet door wil gaan.

Nico: Ja.

Maarten: En dan kun je twee dingen doen, of je dwingt jezelf of je laat het inzicht rijpen dat er een geweldige weerstand in je is, maar dat het toch je enige mogelijkheid is. Werken vanuit je wil of vanuit een verplichting die je op je genomen hebt, vraagt veel meer energie dan wanneer je gewoon inziet dat het niet anders kan.

Nico: Het fysieke zitten is moeilijk in het begin; het kost pijn en moeite. Maar het wordt na verloop van tijd wel wat makkelijker. In de tijd dat ik begon, kon bijna niemand in de halve lotus zitten en zelfs de seiza[4] zit was nog een probleem. Maar naarmate meer mensen dat gingen doen, werd het vanzelfsprekender. Kennelijk is dat te bevorderen. Wat langer duurt, is de verdieping van écht inzicht. Inzicht ontstaat op een gegeven moment. Naar mijn gevoel heb je daar weinig greep op.

Maarten: Het is niet overdraagbaar. Dat inzicht hangt, denk ik, samen met het vermogen om het lijden – dat er onomstotelijk is – tot een bestanddeel van je eigen leven te maken. Zodat je, als je eigen leven op dit moment vrij positief is en er weinig lijden in is, niet inslaapt in de vrij contente toestand waarin je bent, maar blijft voelen dat het lijden er is en dat het opgelost moet worden.
Dat is eigenlijk de motor die je in beweging houdt en die maakt dat je er op den duur zo veel mee bezig bent, dat vanzelf het inzicht doorbreekt dat het een bewustzijnsuitdaging is. Niet iets wat in de wereld opgelost kan worden, wat georganiseerd of leerstellig bevorderd kan worden, maar wat in de enkele mens moet gebeuren. En dan doet zich de vraag voor: wat kan die doorbraak in de enkele mens bevorderen? Voor mij spitst zich dat toe op de vraag hoe je tot dat gevoel komt dat je er niet onderuit kunt.

Nico: Ja.

Maarten: In mijn eigen ervaring heeft dat te maken met het gevoel dat er zo’n gigantisch lijden in de wereld is dat je je daar niet aan kunt onttrekken.

Nico: Ja, dat is iets dat zo fundamenteel is, dat is de motor van je doen.

Maarten: En dat is nou een van de dingen die ik mis in het taoïsme. Het taoïsme is er heel helder over dat als je je niet houdt aan de kosmische principes, het sowieso fout gaat. Maar ze houden zich absoluut niet bezig met de noodzaak je erin te verdiepen. Ze zeggen glashard dat als je dat niet doet, je het wel zult merken. Terwijl het bij Boeddha de alfa en de omega is: er is het lijden en de vraag hoe het mogelijk is dit lijden, althans voorlopig, iets te verzachten. Maar eigenlijk is het de bedoeling dat het van zijn wortels beroofd wordt, zodat het lijden en de ermee verbonden agressie beëindigd wordt.
Ik vind het heel opmerkelijk dat juist tegenwoordig, zelfs in de psychologie, gewoon gezegd wordt dat je agressie nodig hebt. Dat is eigenlijk een heel vreemde uitspraak, we zijn al zo gewend dat er altijd agressie is, dat we zeggen: agressie moet er zijn … Natuurlijk is het een kracht, maar is het een noodzakelijke kracht? Dat wordt echt niet meer betwijfeld. Dat is een heel fundamentele kwestie, waar we naar mijn gevoel hartstikke fout zitten. Agressie komt immers voort uit het onvoldoende zien van het verband tussen het lijden en de zelfhandhaving die meestal daaruit voortkomt. Want welk individu dat niet lijdt ziet dat als een zegen.

Nico: De Japanners hebben ook agressieve boeddhabeelden. Ik vraag me af wat daarmee bedoeld wordt. Misschien wordt er een bepaalde kracht mee uitgedrukt. Misschien is de keerzijde van de agressie een soort rooms pacifisme, en wordt met agressie ook een krachtige, energieke aanpak bedoeld. Terwijl agressie in de beperkte zin meer iets is van: ik vernietig iets, om mijzelf ervoor in de plaats te stellen.

Maarten: Je zegt eigenlijk: de accentuering van agressie bedoelt eigenlijk te zeggen dat het opheffen van het lijden krachten vrijmaakt.

Nico: Ja, althans naar gelang de omstandigheden een zeer krachtige vorm kan aannemen. Zoals ook een leraar zich op een gegeven moment agressief kan tonen, in de zin van ‘nou moet je echt eens naar me luisteren en als je nu niet verandert dan houdt het op’ – dat kun je agressie noemen, maar in feite is het een vorm van compassie. Niet prettig voor de desbetreffende leerling, maar vaak wel efficiënt.

Maarten: In jouw voorbeeld is het een vorm die de meester kiest, vanuit compassie en vanuit het gevoel dat de leerling zo een kans heeft om uit het lijden te komen, voor zover dat hem gegeven is. Dat is iets anders dan von vorne herein doen alsof die agressie een onvermijdelijkheid is.

Nico: Ja, precies.

Maarten: Daar komt bij dat mijn eigen ervaring is dat de betrokkenheid met het lijden onoverwinnelijk is. Ik ben zelfs geneigd te zeggen dat die over de dood heengaat, omdat het in zijn meest pure vorm zo helemaal niet van deze wereld is. In die zin is het eigenlijk liefde. Liefde vraagt zich ook niet af hoe het in elkaar zit. Het is er, of het is er niet.
Daarbij speelt dat het leven dat iemand toevallig toebedeeld heeft gekregen, in zich draagt of hij makkelijk tot de onvoorwaardelijke acceptatie van het lijden komt of dat hij denkt dat hij er omheen kan. Ik denk dat de welvaartsstaat een van de slechtste systemen is om te gaan beseffen dat we hier niet omheen kunnen. Er is nog zoveel te bereiken, er is nog zoveel …

Nico: Er is nog zoveel hoop.

Maarten: Er is nog hoop, ja.

[stilte]

Maarten: Het Japan van vandaag heeft met deze keerzijde te maken, het is een affluent society geworden. Misschien gaan ze er zelfs langzamerhand een beetje prat op.
Terwijl we aan de andere kant zien dat in ‘crepeersamenlevingen’ het lijden, alom fysiek aanwezig, weer een beletsel is. Als je bijna bewusteloos bent door voedselgebrek, gewoon apathisch bent…

Nico: …dan houdt het zo’n beetje op.

Maarten: Dus als je je afvraagt wat is nou een situatie die bevorderlijk is, zeg ik: dat zit er tussenin. Maar ik zie wel dat de welvaartsstaat waarin wij leven niet erg bevorderlijk is. Daar ligt het aanbod om te gaan oefenen naast de aanbieding van de nieuwe computer of een nieuwe auto.

Nico: Ik vind dat punt van het lijden vreselijk belangrijk. Maar het klinkt voor de gemiddelde levensgenieter natuurlijk vrij pessimistisch.

Maarten: Er zijn maar heel weinig individuen – Boeddha was er één van – die uit eigen beweging op het lijden attent zijn geraakt. Terwijl hij in zijn jeugd alles had. Een gewoon mens leert toch eigenlijk …

Nico: Je moet eigenlijk een klap hebben.

Maarten: Ja. Zullen we het hier bij laten?


[1] Gurdjieff laat hier een helder licht op schijnen: het lichaamsbewustzijn – hij kent het lichaam een eigen bewustzijn toe – bevat een mechanische component die alles overneemt dat eenvoudig is en geregeld herhaald wordt. Zodra dat mechanisch bewustzijn het over kan nemen, doe je er verstandig aan het uit handen te geven. Je kunt dan ongestoord opmerken wat er plaats heeft.
Het is deze aandachtige, vrije toestand die ertoe heeft geleid dat aan het eenvoudig herhaalbare religieuze betekenis werd toegekend. Dat is de basis van alle rituelen en ceremoniën – wat nog niet betekent dat je de ceremonie zelf een religieuze betekenis hoeft toe te kennen, zoals vaak gebeurt.

[2] Hara, het dragende midden van de mens, Ankh-Hermes, Deventer 1974 (oorspronkelijke titel: Hara, die Erdmitte des Menschen, 1954).
[3] ‘Alleen maar zitten’, zonder dat de aandacht bewust ergens op gericht is.
[4] De Japanse knielhouding, al dan niet met behulp van een bankje.


naar boven