Lekepraat | Gesprek 7
Over het zitten

Nico: Ik heb een indeling bedacht die het gesprek over het onderwerp aan kan scherpen, twee soorten motieven voor de zentraining met een scharnier van de eerste naar de tweede categorie, waardoor ze in elkaar overlopen: het psychotherapeutische en het religieuze motief.
In de eerste categorie valt het ‘psychotherapeutische’ zazen, omwille van lichamelijk, psychisch en mentaal welzijn, zoals het oplossen van concentratieproblemen. Het kan ook zijn dat iemand zazen gaat beoefenen om, zoals ik het noem, de dialoog met zichzelf beëindigen, waardoor ordening kan optreden. Of je doet het om alles wat van binnen, aan je en bij je is, toe te laten – ik denk hierbij aan de eerste leefregel van Bankei.[1]

Maarten: Behalve dat Bankei erbij zegt ‘op het moment zelf’. Als je gaat zitten met een doel, is het achteraf, je bent al op weg naar het volgende.

Nico: Nee, ik bedoel dat je gedachten, gevoelens, emoties of herinneringen er laat zijn in het moment zelf. Het scharnier is om zazen te zien als een uitdrukking van dit moment, waarin natuurlijk ook het verleden is besloten. Het is een poging om het leven vriendelijk en aandachtig te betrappen en er uitdrukking aan te geven.

Maarten: …zoals het op dat moment in je is. Er is alleen een verschil, namelijk dat het zitten een kant van de ervaring benadrukt waar we normaal aan voorbij gaan, het schenkt je de gelegenheid in contact te treden met de werkelijkheid van je lichaam. Je lichaam ervaart méé – iets waar je je normaal niet van bewust bent.

Nico: Dat is het unieke van het zitten, al suggereert het woord ‘ervaring’ nog een ik dat iets ervaart, terwijl zazen puur beleven is. Het is niet: ik doe iets, maar: er gebeurt iets door mij heen.

[stilte]

Maarten: Dat zou heel mooi zijn.

Nico: Maar toch … Als je erover nadenkt, kun je misschien zeggen: het komt van het lichaam …

Maarten: Natuurlijk, in zazen is je lichaam geen moment buiten spel. Je lichaam gaat aldoor méé in wat er gebeurt. Normaal is dat nooit zo, normaal kun je dat lichaam vergeten, de constante van je lichaam is niet in je ervaring inbegrepen.
Als je ‘zit’ leer je dat je ervaring veel complexer is. De onbewust gebleven wijsheid van je lichaam maakt de ervaring meer heel. Die totale beleving zou je – dat is voor mij echt heel duidelijk – eigenlijk de hele dag kunnen hebben. Maar je bent zo gewoon om op de oude manier dingen te doen, waarbij je voortdurend selecteert. Je aandacht flakkert bij alles wat zich voordoet tussen ‘belangrijk’ en ‘onbelangrijk’, het is een onrustig aan-uit-aan.
Dat vind ik het mooie van zitten, in vergelijking tot Tai Chi bijvoorbeeld, waar je nog een vorm moet volbrengen of een tegenstander vóór moet zijn. Dat is er in het zitten allemaal niet; het is alleen maar zitten. Er valt niets te bereiken, je hoeft niet ergens naar toe. Zitten is het.

Nico: Ja, maar wie is degene die zit?

Maarten: Degene die zich op het kussen bevindt.

[stilte]

Nico: Maar wie hij eigenlijk is blijft onbekend.

[stilte]

Maarten: Zitten is een keuze om zo volledig mogelijk het leven door je heen te laten gaan. En daarin wordt misschien duidelijk wat jij daarin bent. Maar je weet het niet.

[stilte]

Nico: Weet jij wat je doet tijdens zazen?

Maarten: Ademen, soms dagdromen … Maar de adem en de houding roepen me altijd weer terug naar waar ik ben. En op een bepaald moment raak je weg van al datgene wat je gewoonlijk bent. De gedachten en invallen zijn er wel, maar het interesseert je niet meer.

Nico: Ik weet niet wat ik zit te doen.

Maarten: Als jij de vraag zo stelt, van ‘wat doe ik nu?’, dan ben ik geneigd dat ook te zeggen. Maar ik stel mezelf die vraag niet. Op het moment dat ik ga zitten, dan zit ik. Ik heb me dat natuurlijk voorgenomen, dat is zo. Maar daarna is er niets meer.

Nico: Dat kan, als het meezit.

Maarten: Daar heb je helemaal gelijk in … gedachten, onafgemaakte zaken en nog veel meer, blijf je registreren, maar als je dat z’n gang laat gaan verdwijnt het tenslotte, en als je toevallig langer kunt zitten word je helemaal schoon en kalm.

Nico: Ja, dat lange zitten …

[stilte]

Maarten: Mijn bezwaar tegen veel zenteksten is dat ze kunstmatig reflexief zijn. En dat misleidt je.

Nico: Ja, ik heb daar ook vraagtekens bij.

Maarten: Ik begrijp best waarom het zo gesteld wordt, maar ik ben geneigd te zeggen: “ga maar zitten… je komt het wel tegen.” Je moet je leerlingen alleen duidelijk maken dat het nodig is dat je door de rijstebrijberg heengaat. Zodat ze niet bij een vraag blijven hangen, maar zien dat die vraag een onderdeel is van een heel proces. Het proces op zichzelf moet je ervaren.

Nico: Zazen moet je je voornemen, dat is duidelijk. Het advies is dan:
− ga zitten in een bepaalde houding …
− houd constant voeling met je adem …
− waarbij je alle begrippen, woorden, namen, goed en slecht, opgeeft. Alles.
Kun je het daarmee eens zijn?

Maarten: Helemaal. Eraan toevoegend dat ‘de adem in de basis’ er altijd is om je tot jezelf te laten komen.

Nico: Precies … het leven drukt zich dan door jou heen uit.

Maarten: Ja, want ‘die adem in de basis’ ervaar je wel, maar je begrijpt hem niet.

Nico: Ja, dat is het mooie ervan.

Maarten: Want het leven drukt zich in ons allemaal uit, of we zazen beoefenen of niet. Alleen beschikken wij over een arsenaal aan dingen die zich in ons vastgezet hebben. En als het leven zich zou willen uitdrukken in iets wat ons niet bekend is, dan komt het daar niet doorheen. Zazen is leren opmerken dat dit arsenaal er is, en bereid zijn dat het anders kan dan ooit bij toeval in je vastgelegd en benoemd is.

Nico: Ja, dus …

Maarten: … dat je grondig moet beseffen dat je nog steeds in het benoemde leeft.

Nico: Ja, ja.

Maarten: Aan dat benoemde zul je moeten sterven.

Nico: Dat is de kwintessens. Zitten in grote onwetendheid.

Maarten: … als het goed gaat.

Nico: Ja, dat ook nog.

Maarten: Je zit meestal terwijl je wel meent te weten …

Nico: Ja, het duurt een tijd om dat in te zien. Tegen mensen die er voor het eerst mee beginnen kun je alleen maar zeggen: sorry, het kost een heleboel tijd om in te zien hoe je normaal waarneemt.

Maarten: Voor mij is de vraag belangrijk hoe dat sterven aan het bekende vanzelf, zonder dwang kan plaatsvinden.

Nico: Ik zeg altijd dat het begint met een inspanning, een zelf opgelegde dwang: met het aannemen en leren kennen van de fysieke houding van het zitten, met daarbij de kracht in de onderbuik. Als je dat echt doet, hoef je wilsmatig niets meer te doen. Ook de concentratie gaat dan vanzelf. Maar je moet er wel bij vertellen dat het veel tijd kost….

Maarten: …dat vanzelf in je buik gecentreerd zijn.

Nico: Ja. Het is de paradox van dwang en vrijheid. Net zoals het leven zelf, als je aan de kant van de vrijheid gaat zitten, dan zie je de werkelijkheid van het dwangmatige over het hoofd. Ga je aan de kant van de dwang zitten, dan wordt het pas een echte ramp.

Maarten: Dat is zeker zo. Nu schiet me te binnen wat je tegen me zei voordat we gingen opnemen: “Natuurlijke concentratie is er als je jezelf vergeten bent.” In de literatuur wordt dan gesproken over de grote dood, heel dramatisch, terwijl jezelf vergeten heel natuurlijk is, bijvoorbeeld als je verliefd bent.

Nico: In dit verband moet ik denken aan de gelofte van Maezumi toen hij voet aan wal zette in Amerika, dat hij niet meer aan zichzelf zou denken.

Maarten: Dat lijkt me een onmogelijke gok op de toekomst. Als hij nou ‘proberen’ had gezegd …

Nico: Inderdaad. En zo komen we vanzelf op de tweede categorie: de religieuze motieven, waarbij men zich vragen stelt als: wat is leven, wat is dood, wie ben ik? Vragen waarop vanuit verstandelijk, filosofisch en wetenschappelijk oogpunt geen antwoord is te vinden. Zitten kan je duidelijk maken dat je op een soort duistere bodem bent terecht gekomen, waar je denk- en gevoelsmatig niet uitkomt.

Maarten: Je weet alleen dat je erbij moet blijven …

Nico: Ja, zodat je vertrouwd raakt met die duisternis. Dat je vertrouwd raakt met …

Maarten: … het niet-weten.

Nico: Dat in de overgave aan die duisternis de eigenlijke kracht van het leven zit. Als je dat toelaat vertrouw je je toe aan een werkelijkheid die je niet kunt benoemen …

Maarten: Dan pas kan die werkelijkheid zich ontvouwen, terwijl je tegelijkertijd niet weet hoe het in elkaar zit.

Nico: Precies.

Maarten: Je bent dan vergeten wat je dacht te weten.

Nico: Ook dat.

Maarten: Het interesseert je eigenlijk niet meer. Het is heerlijk om niks meer te vinden, te hebben, te weten!

Nico: Helemaal waar.

Maarten: De wolken drijven voorbij … de boom staat daar … je ademt … verder niets.

Nico: Het is niet de onverschilligheid van ‘het kan me geen lor schelen’, maar meer die van wat ze vroeger de ‘heilige indifferentie’ noemden.

Maarten: … die je in staat stelt een spontane belangstelling te voelen.

Nico: Precies, dat is het. Een interesse die niet van mij komt, maar die zich aandient. Die interesse kun je naar allerlei vormen en tradities uitwerken: christelijk of boeddhistisch of hindoeïstisch. Maar vanuit die ‘aandacht’ weet je ook dat dat vertalingen zijn van de werkelijkheid.

Maarten: Dat is dus de kern … het gewone, basale, zich verwonderende, niet-wetende zitten, niet alleen op het kussen of het bankje, maar in alle situaties.

Nico: Meestal is dat een fata morgana.

Maarten: Akkoord, maar zelfs na één keer vergeet je het niet.


[1] Zie Gesprek 2


naar boven