Lekepraat
Voorwoord

In de nadagen van Meditatiecentrum ‘De Kosmos’ in Amsterdam – we spreken over eind jaren tachtig van de vorige eeuw – nodigde Maarten Houtman, zenleraar en nestor van de Nederlandse zen beweging, zijn collega Nico Tydeman uit om gesprekken te voeren over hun beider passie: de zenmeditatie.

Beiden kenden elkaar al van vóór hun tijd bij De Kosmos. In de jaren zeventig had Nico tijdens een bezoek aan Dürckheim gehoord over de zengroepen die Maarten in Nederland leidde en had contact met hem opgenomen. Vanaf die tijd nam hij deel aan de wekelijkse bijeenkomsten in de Emmaüs Priorij te Maarssen.

Maar Nico wilde verder kijken dan de uitgeklede vorm van zen die hij aantrof. Hij trok naar het San Francisco Zen Center, was later drie jaar leerling van Thich Nhat Hanh en vond uiteindelijk zijn meester in Genpo Roshi van de Kanzeon Sangha.
Inmiddels zelf zenleraar geworden en staflid van De Kosmos, nodigde Nico Maarten in 1980 uit daar ook les te komen geven. Later, nadat De Kosmos in 1992 definitief zijn poorten gesloten had, zou hij Maarten en diens groepen opnieuw gastvrijheid verlenen in zijn eigen Kanzeon Zen Centrum aan de Kraijenhoffstraat in Amsterdam.

Terwijl tussen hen beiden al die jaren een persoonlijke en praktisch-organisatorische band was blijven bestaan, leek het erop dat ze in hun benadering van zenmeditatie en de rol van de leraar daarin, een geheel andere weg waren ingeslagen. Maarten, voor wie het vinden van het eigen antwoord centraal stond, had met de publicatie van zijn boek Tao-zen, de weg van niet-dwang[1] de strenge, geformaliseerde Japanse zen achter zich gelaten en aansluiting gevonden bij de oervorm van het Chinese ch’an, met zijn taoïstische component. Nico daarentegen vond in de Japanse zen van de Kanzeon Sangha een veilig tehuis en had daarmee de zentraditie omarmd als hoedster van een lange keten van gezag en als bron van overgeleverde wijsheid.

Het zal niemand verbazen dat in die situatie beiden de behoefte voelden om een dialoog aan te gaan. Ondanks de verschillen werkten ze vanuit dezelfde inspiratie, en bovendien waren ze oude vrienden. Dat betekende, gegeven hun bezieling, gespreksstof te over. Uiteindelijk werden in totaal twintig gesprekken gevoerd, die zich uitstrekten over de periode maart 1989 tot mei 1995; op Maarten’s voorstel kregen deze de werktitel Lekepraat mee.
De gesprekken vonden plaats bij Nico thuis. Nadat Maarten met bandrecorder – en gebak! – gearriveerd was, werd het geluid klaargezet voor registratie van het gesprek. Na afloop ging de band naar Klaaske Fokkens, die voor de uitwerking zorgde. De teksten werden vervolgens naar beiden opgestuurd en dienden zo als inspiratie voor een volgende keer.

Het was vanaf het begin de bedoeling om de gesprekken op een of andere manier te publiceren. Maarten zorgde voor een eerste redactie, die dan als uitgangspunt kon dienen voor een door hen beiden uit te voeren verdere bewerking. Maar de wisselvalligheden van het lot speelden hen parten.

Niko Sensei – Nico ontving in 2004 transmissie van Genpo Roshi – reisde voor diens sessies de halve wereld rond en werd verder geheel in beslag genomen door het werk voor de Kanzeon Sangha. Daardoor verdween het Lekepraat-project voor hem naar de achtergrond. Maarten is intussen nog tot 2002 bezig geweest met het omwerken van de dialogen tot een leesbare tekst. Daarbij paste hij de volgorde van de twintig gesprekken om inhoudelijke redenen aan; hij schuwde niet om de tekst soms drastisch in te korten en waar nodig te herschrijven.

Inmiddels had een aantal van Maarten’s leerlingen zijn versie van Lekepraat onder ogen gekregen en ze waren enthousiast geraakt over wat ze aantroffen. De vraag rees of het niet mogelijk zou zijn alsnog tot een publicatie te komen.
Als direct betrokkene bij de door Maarten in 1985 opgerichte stichting Zen als leefwijze, heb ik deze taak graag op me genomen. Omdat ik te maken had met een gesproken tekst die na een aantal stadia van bewerking wat compact van vorm geworden was, voelde ik behoefte de transcripties van de oorspronkelijke gesprekken te raadplegen. Dat kwam de levendigheid ten goede, en ik schroomde niet stukjes dialoog alsnog op te nemen als dat de begrijpelijkheid ten goede kwam. Het deed me intussen ook inzien dat Maarten’s redactie een zeer ingrijpende was geweest en verdieping en verheldering gaf waar de gespreksgenoten afdwaalden of bleven steken.

Ik wil bij deze Erna Heijligers[2] bedanken; zij heeft de herziene versie nogmaals zorgvuldig doorgenomen en van waardevolle kanttekeningen voorzien, hetgeen de leesbaarheid zeer ten goede is gekomen. Klaaske Fokkens, de huidige secretaris van Zen als leefwijze, maakte de cirkel van haar betrokkenheid rond door een grondige laatste lezing van het zo verkregen resultaat.

Dan nodig ik u als lezer nu graag uit aan te schuiven aan de tafel waaraan Maarten en Nico hun dialogen voeren. Het is goed om te bedenken dat hier twee vrienden elkaar treffen, die beiden hun hele leven ingericht hebben om dienstbaar te zijn aan de zaak waarvoor ze staan: het doorgeven van de ontdekking van hun leven.
De schoonheid daarbij is dat, terwijl de een altijd geheel zijn eigen weg gegaan is, met alles wat het leven hem aanreikte, en de ander uiteindelijk koos voor de traditie, zij in hun uitwisseling nooit uit het oog verliezen dat de levende werkelijkheid ondeelbaar en onpersoonlijk is. En dat respect voor de unieke uitdrukking die die werkelijkheid in de ander vindt, alleen maar verrijking kan opleveren.

Al luisterend zult u gewaarworden dat deze ‘lekepraat’ in zijn veelomvattende beweging niet alleen heel verhelderend is voor de zenbeoefenaar, maar, meer dan dat, raakt aan de essentie van ons bestaan.

Hein Zeillemaker, december 2009


[1] Ankh-Hermes, 1988 (zie ook www.maartenhoutman.nl/ … /eboeken/).
[2] Erna Heijligers was freelance tekstschrijver/journaliste. In De Tao van Zen, de feestbundel ter gelegenheid van Maarten’s negentigste verjaardag, staan interviews van haar hand met Maarten Houtman en Nico Tydeman (zie ook www.maartenhoutman.nl/ … /interviews/)


naar boven