Lekepraat | Gesprek 3
Verschillende soorten van discipline

Nico: Een indrukwekkend voorbeeld van discipline zijn de monniken in Mount Hiei in Kyoto in Japan. Die hebben onder andere een duizenddaagse marathontraining. Duizend dagen in series van honderd dagen.
In de eerste serie lopen ze achtenveertig kilometer per dag, maar dat is niet alleen maar lopen het is ook bij elk tempeltje en bij elke steen die iets bijzonders vertegenwoordigt, gebeden zeggen en mudra’s maken. Een gigantische opgave.
Dat loopt op tot vierentachtig kilometer per dag. Honderd dagen. De training eindigt in een negendaagse retraite, waarbij je voor een vuur zit dat je al die dagen en nachten aan moet zien te houden.
Het is dus een individuele retraite van negen dagen waarin je geen eten en geen drinken krijgt. Alleen je lippen worden bevochtigd. Niet slapen, wel rechtop zitten. De hele tijd rechtop zitten en mantra’s zeggen.
Dat is crazy. Dat is sterven.
Ze zeggen dat als je dat gedaan hebt je een boeddha bent.

Maarten: Ik zou het niet zinloos willen noemen wat die mensen doen, maar zolang het kunnen presteren, het ertoe in staat zijn, er niet uit verdwenen is, voert het mijns inziens niet tot een barmhartig betrokken zijn bij het leven.

Nico: Het kan ook zijn dat je zo’n onwrikbaar vertrouwen hebt in de meester dat je het gewoon doet.

Maarten: Ja, dat is dan onontbeerlijk. Of je verlangen naar het Onnoembare moet zo groot zijn dat je vanzelf gaat. Dan neemt, als je geluk hebt, het doen het van je over. Of je dat geluk hebt is helemaal niet zeker; het is een kwestie van genade.
Waarom wel of waarom niet, blijft onbeantwoord.

Nico: Dus we hebben het over een belangeloos onberedeneerd doen.

Maarten: Al die uitspraken suggereren dat als je zus of zo leeft dat het dan gebeurt. In de oude traditie wordt gezegd: als je voldoende verlangt, gebeurt het. En jij zegt: als je maar ver genoeg gaat in die uitputting, gebeurt het ook.

Nico: Ja. Een van de grondleggers van Tendai, Saigo, die een trainingsperiode van twaalf jaar had opgezet, zei dat zelfs de meest botte steen in die tijdspanne glad wordt.
Maar ik wil het nog even over die ascese hebben. Als je kijkt naar de grote geestelijke leidslieden, die waren behoorlijk ascetisch.

Maarten: Ja, maar dat is een gevolg.

Nico: Zou dat zo zijn?

Maarten: Ik heb het gevoel dat het een gevolg is. Misschien zullen ze allemaal een zekere vorm van opgelegde ascese betracht hebben, maar op het moment dat het Onnoembare hen tot zich neemt is het een gevolg van hun wezenstoestand.
De heilige die ik in het kamp meemaakte, kon zelfs van het hongerrantsoen dat we hadden nog gemakkelijk wat afstaan. Door de manier waarop zag ik dat het hem absoluut geen moeite kostte. Hij was zo begaan met de nood van de mensen, dat hij het gewoon afstond.
Hij is ook in het kamp gestorven en dat heb ik meegemaakt. Hij zei op een dag: “Vanmiddag ga ik dood. Het zou prettig zijn als je erbij was”. De man stierf heel gelukkig. Ik heb nooit een gelukkiger mens gezien, in leven maar ook bij het sterven. Ik heb gezien dat als het Onnoembare je opgenomen heeft, alles is opgelost.

Nico: Dus ‘hier zijn’ vanuit het Onnoembare was voldoende om de problemen bij de mensen op te lossen. Geen gesprek, geen uitleg, niets.

Maarten: Ja, blijkbaar werkt dat zo.

Nico: Komt daar jouw grote terughoudendheid ten aanzien van discipline uit voort?

Maarten: Zeker ten aanzien van een discipline die niet voortkomt uit een diepe innerlijke behoefte. Is het een behoefte, dan doe je het vanzelf. Je zou misschien kunnen zeggen dat het jezelf discipline opleggen een voorstadium is van een behoefte.

Nico: Ja, weet je, hoewel ik er een grote hekel aan had, merkte ik bij mijzelf dat er momenten waren waarop me ingefluisterd werd: ga nou door. Dat heeft me ontzettend geholpen.
Ik heb vreselijk lange sesshins meegemaakt, in het begin in San Francisco veertien uur per dag. Met afwisseling, maar veertien uur is ontzettend lang, dat doen ze zelfs in Japan niet. En de zitperioden waren veertig minuten en soms langer. Misschien was het niet nodig, maar het heeft mij wel geholpen.

Maarten: Ja, dat is de uitputtingsweg. Je was totaal uitgeblust – niet dramatisch, maar uitgeblust was je wel. Dat is een kant die in de zentraditie vaak voorop gesteld wordt.

Nico: Weet je wat het vreemde is, als ik daaraan terug denk is het puur uitzitten, pure ellende.

Maarten: Ja.

Nico: Er gebeurde ook iets onbegrijpelijks terwijl ik me alleen maar bewust was van pijn en uitzitten en verveling.
Mijn gewone registratieapparatuur noteerde alleen maar niks, niks, niks behalve lichamelijke pijn en verveling. Maar ik wist: ik moet op mijn kussentje blijven zitten.

Maarten: Jij zegt dus eigenlijk, een mens heeft een aanloop nodig waarin hij wel opmerkt wat er niet is, maar niet opmerkt wat er wel is. Je merkt op dat je een heleboel niet kunt wat je anders wel kunt. Je geest wordt gedwongen uitsluitend bezig te zijn met wat voorhanden is – dat zijn je gedachten en de plek waar je zit.

Nico: Ja, precies. Dat is het waardevolle van het lange zitten, dat je doorkrijgt: er is echt niet meer dan dit wat er is.

Maarten: Dat is dus een onomstotelijke ervaring … Maar mijn vraag blijft: kan een diep verlangen die wilsinzet niet van je overnemen?

Nico: Nee, ik denk het niet, want je moet het echt ontdekken.

Maarten: Natuurlijk, maar kan dat verlangen niet zo dringend worden dat je er als het ware naartoe gezogen wordt?

Nico: Dat zal afhangen van de sterkte van dat verlangen.

Maarten: Heb jij in de religieuze overlevering voorbeelden gevonden van mensen die geen discipline nodig hadden?

Nico: Voor zover als ik weet spanden ze zich allemaal vreselijk in.

Maarten: En de Boeddha dan?

Nico: De Boeddha heeft ook een onmenselijk intensieve ascese bedreven, al heeft hij er naderhand van gezegd “so what.” Maar je mag dat alleen maar zeggen als je het gedaan hebt. De ommezwaai naar de verlichting bij hem hing toch samen met die periode van ascese ervoor.

Maarten: Ja, dat is zo, maar vóór de ascese, vóór het afwijzen, was er al iets dat én Boeddha en ook iemand als Krishnamurti bewoog. Krishnamurti zegt: “Inzicht in het ontstaan van het lijden is voldoende.” En hij heeft het met zijn leven bewezen, al had hij ook een uitzonderlijk leven. De dingen die wij elke dag moeten doen hoefde hij niet te doen.

Nico: Nee, en dat scheelt wel een heel stuk.

Maarten: Dat weet ik. Maar het is ook zo dat de Boeddha vanaf zijn geboorte alles had wat zijn hart begeerde. Toch ging hij op zoek naar het opheffen van het lijden.
En Krishnamurti had kunnen zeggen “Oh prima, ik ben wereldleraar.”

Nico: Ja, dat afwijzen van het wereldleraarschap is het grootste wat hij ooit gedaan heeft.

Maarten: Ik blijf zo hardnekkig bij die vraag omtrent discipline vooraf, omdat ik gemerkt heb dat m’n verlangen om het lijden in de wereld te begrijpen, voor mij de motor voor het mediteren is geweest. Soms was die lange tijd afwezig, maar hij kwam altijd terug.

Nico: Ja en wat gebeurde er dan?

Maarten: Dat is heel wisselend. Maar als ik terugkijk over zo ongeveer drieënzeventig jaar – ik begon op mijn vierde – dan is het zo dat ik vaak zomaar tot een vrij geregeld zitten kwam. Daarnaast heb ik uit zelfopgelegde plicht negen jaar elke dag twee uur gezeten. Dat heeft tot niets geleid.

Nico: Die negen jaar heeft niet geleid tot wat je verwachte, maar ik ben ervan overtuigd dat het wel gewerkt heeft. In het verwachten zit het probleem.

Maarten: Daar heb je gelijk in. Blijft de vraag, is er überhaupt iets mogelijk zonder die innerlijke behoefte?

Nico: Maar hoe je het ook stelt, je zult moeten oefenen. Zelfs het grootste natuurtalent moet oefenen om te rijpen.

Maarten: Ja, maar hoe oefen je. Als je gegrepen bent oefen je sowieso, al zal dat misschien niet eens op een kussen of bankje zijn. Het gaat eigenlijk altijd door, ook wel eens als je het niet wilt.
Wat je moet leren is systematisch oefenen. Dat wil zeggen dat je moet uitvinden op welke tijden het voor jou het beste gaat, waarbij hoort dat je als het op die tijd niet gaat, je het zonder morren moet kunnen accepteren. Dat laatste is niet gemakkelijk en vraagt een vrijwillige training die lang kan duren.

Nico: ja, daar gaat het om. Zonder innerlijke behoefte zit je vaak te balen en dan is het goed als er iemand naast je staat die zegt: “Oefenen!”

Maarten: dus de overgave aan de meester is toch een dwang en geen inzicht.

Nico: je kunt je ook afvragen wat je zou doen als die iemand zou zeggen: “Nou stop dan maar.” Genpo zei een keer toen iemand voor een jaar wou stoppen: “Wat ik nou niet snap is dat zo iemand niet zegt: ‘ik stop voorgoed’.” Snap je?
Dat is het. Als je iets doet, doe het dan volledig. En als je weifelt, blijf oefenen, maar dan niet meer zeuren.

Maarten: daar kan ik het helemaal mee eens zijn, maar dan zeg ik er toch achteraan: ja vader, dat kun je nou wel zeggen maar het gaat niet op.

Nico: dat is zo. Alleen door het verlangen ga je toch weer zitten.

Maarten: maar dan ben je tenminste duidelijk voor jezelf. Dat bedoelt Genpo?

Nico: ja. Genpo bedoelt ‘als je het doet, doe het dan helemaal’. Dat maakt het duidelijk.
Daarbij is de achtergrond van de leraar belangrijk. Genpo was oorspronkelijk een topsporter, hij zat in het nationale waterpolo team van Amerika. Hij zette zich op dat niveau volkomen in en eist dat ook in het zazen. Hij vindt een strenge oefenperiode van drie maanden achter elkaar het minste.

Maarten: ja, bij hem is de lichaamsfactor bepalend. Dat was en is zijn uitgangspunt.

Nico: weet je wat leuk is? Elk jaar is er een White Plum meeting, waar alle toekomstige opvolgers van Maezumi samenkomen en lezingen houden over hoe zij bezig zijn met het ontwikkelen van hun eigen centra. En het aardige is dat al die mensen na negen tot twaalf jaar in het centrum bij Maezumi geleefd te hebben, gingen werken op het interessegebied van vóór hun zentraining.
Bijvoorbeeld: een ingenieur denkt in maatschappelijke projecten. Als je hem vraagt ‘Wat is zen?’, zegt hij: “zen is voor mij hier in New York zorgen voor de homeless people.” Hij stuurt zijn leerlingen naar de tehuizen waar die homeless people overnachten en laat ze daar één of twee weken leven, zodat ze in contact komen met die kant van het leven, en daarmee met het lijden. Hij heeft een bakkerij waar hij zijn leerlingen naartoe stuurt en hij heeft een onderwijsproject. Allemaal maatschappelijke zaken.
Chosen, een vrouw, kinderarts van beroep, doet heel weinig aan direct zenonderricht. Zij houdt zich hoofdzakelijk bezig met kindermishandeling.
Genpo is altijd een soort meditatiefreak geweest. Die zegt altijd: “Meditatie, dat is het,” en dan bedoelt hij zitten op het kussen, weinig werk. Er wordt alleen een uurtje schoongemaakt, voor de rest is het zitten: een soort wereldkampioenschap zazen.
Een vierde persoon, Daido, was kunstfotograaf van beroep. En wat doet hij? Hij heeft een centrum met allerlei cursussen op het gebied van zen en de kunsten. Hij is ook een intellectueel en hij organiseert cursussen over de sutra’s. Hij probeert er uitdrukking aan te geven met een kunstcentrum.
Bij alle vier is wat ze doen gebaseerd op zen maar ze proberen het te verwerkelijken op hun vroegere interessegebied.

Maarten: dat lijkt me heel gezond. Ze zijn door de training afgestemd op een groter verband. Als ze het zo-zijn nu gaan uitdrukken doen ze dat met de vaardigheden die ze zich in het verleden al eigen maakten.

Nico: ja, zo zie ik het ook.

Maarten: dus: heil Maezumi, dat hij dit in al die mensen gewekt heeft.

Nico: ja. Maar al die mensen hebben wel een gedisciplineerd leven achter de rug.

Maarten: natuurlijk. Zelfs in je gewone leven heb je discipline nodig, maar bij meditatie blijft de vraag: dwing je jezelf of doe je het van binnenuit?

Nico: die vraag wordt niet vaak gesteld.

Maarten: ik zie om me heen hoeveel inspanning op de korte baan is gericht, de verlichting incluis. Ik ben me ervan bewust dat het loskomen – niet het losmaken – van je normale ikidentificaties een fundamentele omwenteling is. Dat is zonneklaar. Maar hoe wordt die krachtproef ondernomen? Kun je niet anders, of leg je het jezelf op?
Ik hel steeds meer over naar het primaat van het verlangen. Kijk naar je eigen praktijk en die van je leerlingen. Iedereen komt om een bepaalde reden zitten. Prima. Laat ze maar komen zitten om minder hoofdpijn te hebben of om verlicht te worden. Maar zitten ze eenmaal dan komt het beslissende: zit je met een verwachting of heb je al doende gemerkt dat er zich iets buiten jou om voltrekt? Iets dat alle begrippen te buiten gaat, een onverwacht binnenste buiten gekeerd worden dat je leeg maakt, zoals jij vertelde van die hele lange sessies.
In dat verband vraag ik me af of er in de overlevering nog sprake is van andere verlichtingservaringen buiten de ontelbare dramatische ontknopingen, gepaard gaand met een klap, een schreeuw, overmatig zweten, etc.

Nico: ja, ik vind de zenliteratuur op dit punt ook theatraal. Het heeft natuurlijk te maken met de harde discipline die ze opleggen. Hoe harder de discipline is, hoe dramatischer de ommekeer.
In de koanstudie zijn de verhalen over grote vertwijfeling in de meerderheid. Dat is voor een groot deel omdat die vertwijfeling inherent is aan de koanstudie zelf. Er zijn leraren die hun leerlingen geen enkele handreiking geven. Je gaat werken op Mu, je komt binnen en je zegt je antwoord en het is alleen maar: “nee”.
Niet één aanwijzing, maar dan ook niet één! Misschien mompelt hij iets over zazen of zo, maar geen enkele hint. Dat kan je een paar jaar kosten en eindeloze wanhoop. Terwijl er ook leraren zijn die je het na een paar keer bijna voorzeggen. Maar ja, dan begin je weer aan een volgende koan, enzovoorts.
Maar de benadering van zen heeft de zachte binnenkant van de ervaringen onderbelicht gelaten.

Maarten: ja, die indruk had ik ook. Bij de Chassidim is de genadekant heel duidelijk aanwezig en daarbij sluit een lieflijke kant aan. Ik ben te weinig op de hoogte van de Indiase praktijken en zeker van de boeddhistische. Hoewel ik in de Boeddha toch een grote mildheid ervaar, ervaar ik dat niet bij zijn navolgers.

Nico: er zijn verschillende tradities. Er is bijvoorbeeld de traditie van het simpele inzicht, dat ontstond op het moment dat de Boeddha iets uitlegde. En je vindt het ook in de sutra’s terug, de Boeddha legde iets uit, en dan staat er: ‘toen werden vele mensen verlicht.’ En er werd alleen maar wat uitgelegd! Er is niet gezeten, er was geen sesshin, niets van dat alles. De Boeddha had alleen iets uitgelegd…
Dat geeft mij een gevoel van: goh, dat is het: je ziet het helemaal en het is gebeurd. Dat is niet alleen intellectueel snappen maar ook gevoelsmatig – helemaal.

Maarten: alles ineen, er springt een vonk over – en het is gebeurd.

Nico: ja, die traditie is vrij sterk aanwezig, zoals verteld wordt: er was een diepgaand gesprek en toen raakte men verlicht. Terwijl in de zentraditie de nadruk wordt gelegd op de jarenlange worsteling. Dat is eigenlijk een valkuil.
Ik herinner me dat ik op een gegeven moment met de mu-koan in samadhi[1] kwam. Een hele diepgaande ervaring, voor mij ongelooflijk. Later zei ik tegen Genpo: “Volgens mij is die hele samadhi niet nodig.” Daarop antwoordde hij: “Dat is ook zo.” Ik zei: “Ja maar, de hele training is erop gericht. Waarom doen we dat dan?” Hij antwoordde: “Over het algemeen ontdekken de meeste mensen het in samadhi.”
Het is dus de traditie die het op een voetstuk tilt.

Maarten: ja, tragisch genoeg wordt daarmee vooraf al een barrière gelegd.

Nico: een volslagen theoretische. Het gaat zelfs zover dat als de ervaring zacht en lieflijk is, je gaat denken dat het helemaal niets is, terwijl die je zo diep geraakt heeft dat je erdoor veranderd bent.

Maarten: ja, mijn ervaring is ook een lieflijke, een omarming van al het bekende – misschien is het wel verbeelding, maar het is onomstotelijk in z’n lieflijkheid.
Of het kensho, samadhi of satori is, interesseert mij niet. Het gaat mijns inziens om de intensiteit van de beleving en haar min of meer blijvende karakter.

Nico: ja. Genpo zegt: “Je gaat van glimp naar glimp naar glimp, en soms”, zegt hij, “is het langduriger en meer omvattend.”

Maarten: De hersenspecialisten hebben vastgesteld dat wij een gedachtegang maar enkele seconden kunnen volgen – iets wat je waarschijnlijk zelf ook hebt opgemerkt. Als je de adem aandachtig volgt, bind je je aan een autonoom, doorgaand gebeuren. In het ervaren daarvan kun je niet denken!
Toch zul je af en toe daaruit wegraken door een geluid of een gedachte, maar de macht van de adem zal je altijd weer terugroepen. Daardoor wordt de greep van het altijd bezige denken losser. De perioden dat je zo ademt worden steeds langer, tot je merkt dat je los bent van de adem, zonder gedachten.
Die toestand heeft vele namen gekregen, die vergeleken met de ervaring zelf hinderlijk verwarrend zijn.
Als je rustig, stap voor stap, volgt wat er plaats heeft in het zitten en niets probeert te bereiken, hoe veelbelovend het ook lijkt, toont het vanzelf z’n ware gelaat – een gelaat dat, altijd anders, zichzelf blijft.
Discipline, in welke vorm ook, is te star om te kunnen ontdekken hoe de dialoog tussen het gevoelige en complexe lichaam en de zich daarvan vrij wanende geest, verloopt. Dat maakt dat je, of vanuit de geest of vanuit het lichaam, het levende proces van het zich openbarende geheel probeert te beheersen. En dat gaat niet. Beheersing, van welke aard ook, behoort tot het domein van het zichzelf handhavende ik, waarvan je je juist probeert te bevrijden.
Zo ga je van beheersing naar beheersing, tot je merkt wat je doet. Dan hou je daar mee op en laat je het komen … misschien komt het, misschien niet. Je aanvaardt je nietigheid als feitelijkheid en leeft verder.
Natuurlijke compassie ontvang je, je kunt het niet bereiken.


[1] Term uit het Pali; toestand van geconcentreerde, naar binnen gerichte aandacht, waarbij de geest stil valt.


naar boven