Lekepraat | Gesprek 19
Opnieuw het raadsel van het zitten

Maarten: Wat is het geheim van het zitten?
In zen is zitten de basis van waaruit gewerkt wordt. Het is eigenlijk de weg. Er wordt wel gezegd: zitten is de verlichting.
Alles wijst in dezelfde richting; het zitten omvat wat niet verwoord kan worden.
Het omvat al wat je geworden bent, inclusief je denken-voelen, en besef van het tijdloze geheel waartoe je behoort.
En de vraag is: wat brengt het zitten naderbij? Hoe moet je je verhouden tot dat simpele zitten? Een zitten waardoor je niets bereikt.
Waar komt die wonderlijke kracht en soevereiniteit van het zitten vandaan?

Nico: Ik vind het een van de mooiste vragen van mijn eigen leven: wat is het geheim van het zitten?
Het zitten zelf is een geheim, het is een mysterie. Dat te gaan beseffen is heel belangrijk.
Het zitten is uiteindelijk gebaseerd op een niet-weten. En de consequentie daarvan is dat zitten geen vermogen schenkt. Eerder een onvermogen, eigenlijk een parallel van het niet-weten.
Je stuit zowel vanuit de kennis als vanuit het kunnen op een onvermogen. Dat te beseffen is heel belangrijk en dat maakt ook dat je geleidelijk aan gaat leren wat het betekent om je daaraan over te geven.
We beginnen allemaal met het gevoel dat het zitten een manipulatief middel is tot vrede, rust of zonder gedachten zijn. En dat is een goede voorlopige notie die je op den duur doet beseffen dat ‘er iets niet in orde is met mijn leven’. Of je realiseert je ‘ik doe iets met mijn leven dat niet helemaal adequaat is’. De vraag is hoe we van iets willen bereiken met het zitten, doorstoten naar er niets meer van verwachten.
Wat dat betreft voel ik het als een mysterie waaraan onlosmakelijke een paradox verbonden is. De paradox is dat ik aan de ene kant iets kan doen, en daarvoor worden een aantal adviezen aangereikt, zoals recht gaan zitten, maar dat ik aan de andere kant helemaal niets kan doen. In het gunstigste geval leer je met veel geduld de paradox al zittende op te lossen. Of beter gezegd, de paradox verdwijnt vanzelf.
Maar een paradox verdwijnt natuurlijk nooit door mijn toedoen. Een paradox smelt, en de plaats waar het smelt is, denk ik, in m’n lichaam. In zoverre is zazen, zitten, voor mij allereerst en uiteindelijk een fysiek gebeuren. Je zou kunnen zeggen dat als je het helemaal fysiek doet, de paradox smelt. Dan zit ik in het mysterie van het zitten, of in dat van het leven zelf. De vraag is: hoe doe ik iets helemaal fysiek? Hoe doe ik dat?
Wat dat betreft vind ik dat boekje van Herrigel[1] leerzaam, waarin hij aan de hand van het boogschieten laat zien dat de vorm die aanvankelijk zo moeizaam en zwaar is en die veel inspanning vergt, door het herhaalde oefenen geen hindernis meer is, maar in plaats daarvan een natuurlijk voertuig is geworden.
Wat ik zelf zo sneu vind voor mijn leerlingen is dat het natuurlijk worden van die vorm zo ontzettend veel tijd kost en dat je er eigenlijk altijd bij moet zeggen: “Ga maar zitten en als je nu maar geduld hebt, hoe lang weet ik niet, dan …”
En het is waar wat je zei, de een zal het in een maand kunnen leren en de ander doet er tien jaar over, want de ontwikkeling ervan is niet aan tijd gebonden, maar aan de ongedwongen concentratie die samenhangt met een natuurlijke aandacht voor het schijnbaar simpele zitten.
In dat opzicht kun je bij wijze van spreken bij het eerste zazen de slag al te pakken hebben. Dat is theoretisch mogelijk. Maar om dan te volharden totdat het zitten een tweede natuur is geworden …
Bovendien gaat het niet alleen om het zitten, maar meer nog om het besef dat niet alleen het zitten een geheim is, maar ons leven zelf. En het zitten heeft natuurlijk pas echt zin als het ons iets leert over het geheim van leven en sterven.

Maarten: Als ik je goed begrepen heb vraag je je eigenlijk af of dat verlangen dat niet logisch is, dat tot geen enkele beheersing leidt, sterk genoeg is om je door alle tegenstrijdige gevoelens en ervaringen in het zitten, maar ook in het gewone leven, heen te dragen, zodat je het blijft doen. Ook vraag je je af of de leraar daarbij behulpzaam kan zijn.
Ik denk dat je twee typen leraren kunt onderscheiden: het type dat heel streng stelt wat het allemaal niet is en je oproept om voor je eigen levensbelang door te gaan en die daarin onverbiddelijk is.
En het andere type dat zo’n liefelijke verstilling beleeft in het zitten – een verstilling waaraan hij geen woorden kan geven – dat hij door zijn liefdevolle verhouding ertoe, het woordloos op de leerling overdraagt, als de leerling tenminste in staat is die woordloze overdracht te ontvangen.
Veel leerlingen hebben behoefte aan een autoriteit die eisen stelt waar je aan moet voldoen, een enkeling heeft juist behoefte aan de liefdevolle verhouding van de leraar tot het zitten. Het is duidelijk dat iedere leraar de leerlingen krijgt die bij hem horen.

Nico: Ongetwijfeld is dat laatste waar. Niettemin vind ik het opmerkenswaardig wat Tony Packer[2] probeert. Zij heeft alle traditionele aspecten van de zenweg eigenlijk terzijde geschoven en alleen het zitten zelf overgehouden, dat ieder op zijn eigen wijze beoefent.
Er zijn wel groepsgesprekken waaraan zij leiding geeft, maar dat zijn meer onderlinge gesprekken. Je bent daarin vrij om wel of niet spreken.
Haar argument is dat onze westerse psyche een enorme behoefte heeft aan autoriteit, het is bijna een honger. En dat heeft ongetwijfeld te maken met de maatschappelijke situatie, en een cultuur die op drift is. Voor de leraar lijkt het aantrekkelijk om die autoritaire rol op zich te nemen. Daarom probeert Toni Packer heel radicaal de autoritaire kant van de zenweg te schrappen.
Je zou kunnen zeggen dat zij slechts de gelegenheid schept voor zelfonderzoek, om te leren, zoals jij zegt, je te verhouden tot hetgeen je niet kunt kennen of beheersen. Er zit iets in om heel radicaal de autoriteit eruit te halen en erop te vertrouwen dat de mensen zelf dat onverwoordbare wel zullen vinden als ze daar echt naar verlangen. En ik denk dat het hierbij voor de leraar de kunst is om zijn functie zo helder mogelijk in kaart te brengen. Dus het gaat niet zozeer om het veilig stellen van het gezag, maar om de vraag wat de leraar of lerares ertoe kan bijdragen om de mens aan zijn diepste verlangen te laten toekomen.
Daarbij is het hele onderricht van de leraar in het geding, zijn manier van leven, van aanwezig zijn. Hoe leg je bijvoorbeeld uit, hoe toon je, dat het gaat om de overgang van weten naar niet-weten. En hoe leer je ze om het niet-weten te vertrouwen. Daar zit een hele eigen psychologie aan vast. Niet de psychologie van ons weten en ons gedrag, maar de psychologie van het niet-weten.
Ik denk daarbij aan Johannes van het Kruis, die heeft proberen uit te leggen wat het betekent om de donkere nacht van het niet-weten binnen te gaan, en wat dat voor geestelijke en mentale gevolgen heeft.
Ik denk dat een leraar daarin thuis moet zijn.

Maarten: En dat betekent dat de leraar zowel zichzelf als de leerling als onbekend blijft zien. En ik vrees dat Tony Packer door haar wijze van vertellen toch een autoriteit is. Zelfs in het vragenderwijs de leerling uitnodigen om zichzelf helder te ervaren, zit een bepaalde overtuiging verscholen waar je waarschijnlijk nooit omheen kunt. In een inleiding of gesprek, als je zogenaamd op dreef bent, sluipt die vanzelfsprekende autoriteit erin.
Misschien kan het niet anders. Ik weet het niet. Maar hoe alerter je wordt op dat autoriteitsverschijnsel, hoe meer aandacht je krijgt voor de werkelijkheid van de leerling zelf zodat de leerling, naar je hoopt, er ook nog niet eens jouw uiteenzetting met het niet-weten bij krijgt.

Nico: Ja, voor mij betekent het dat ik het doe vanuit het besef dat ik wel wat kan aangeven, maar dat ik niet echt iets voor de leerling kan doen. Ik moet hem aanvaarden zoals hij of zij is.
De leerling zal het helemaal zelf moeten doen.
Het betekent ook dat ik niet vooraf kan weten hoe het werkt. Iemand kan binnenkomen en zeggen: “Ik heb hier heel veel belangstelling voor.” Je leert hem zitten – dat is al een heel ding – en hij gaat toch weg. Hij komt niet meer naar de zendo en je ziet hem niet meer. Dan weet ik niet wat er gaande is.
Ik kan alleen ter beschikking zijn als die leerling weer binnenkomt en vertelt waar hij nu mee bezig is. Ik kan hem alleen een zekere structuur van oefenen geven, en een daarvoor ingerichte plaats om te oefenen, plus een aantal adviezen die bij mij gewerkt hebben of nog werken.
Meer heb ik niet te bieden – ook al denk je wel eens dat je meer te bieden hebt. Ik kan niks zeggen over hoe relaties moeten verlopen of wat je moet doen in daaruit voortkomende problematische situaties. Ook niet over ziekte of gezondheid. Ook niet over politiek. Op al die gebieden ben ik niks meer of minder dan een ander. Ik kan hooguit zeggen dat ik in de loop van de jaren iets geleerd heb op geestelijk terrein en wellicht kan de ander daar wat mee, wie weet …

Maarten: Tony Packer stipte aan dat de westerse mens een geweldige honger heeft naar autoriteit. Dat is waarschijnlijk omdat we, meer dan ooit tevoren, geconfronteerd worden met een ongelooflijke hoeveelheid mogelijkheden waarin we zelf onze weg moeten vinden, terwijl we instinctief dan eens de ene kant en dan weer de andere kant uitgaan.
De vraag blijft, als je de gevaren van de autoriteit onderkent, of je de leerling z’n mislukkingen gunt! Want mislukkingen zijn nodig.
In hoeverre kun je je autoriteit aanwenden om degene waarmee je werkt het vertrouwen te geven dat wat hij doet zin heeft, ook al lijkt het er vaak op dat het onzinnig is en dat hij de plank misslaat? In hoeverre kun je hem het vertrouwen geven dat als hij echt doorgaat, er zicht komt op waarmee hij bezig is?

Nico: Het is inderdaad een kwestie van vertrouwen en wellicht het enige wat een leraar kan doen is duidelijk maken dat het onbewuste vertrouwen dat de leerling in zijn leven heeft, nergens op gebaseerd is. Het is een aanname die in moeilijke situaties geen stand houdt.
Alleen het grondeloze houdt stand.
Kan de leraar dat grondeloze vertrouwen voelbaar maken, hetgeen inhoudt dat de leerling altijd welkom is en nooit afgeschreven wordt? Met andere woorden, dat grote vertrouwen is niet alleen een zaak van leerling naar leraar, maar ook van leraar naar leerling. Dat onbegrensde vertrouwen van de leraar in zijn leerling is waarschijnlijk de grootste hulp om het vertrouwen bij de leerling te wekken.


[1] Eugen Herrigel, Zen in the Art of Archery, 1953
[2] Toni Packer (Berlijn, 1927) is de stichteres van het Springwater Center for Meditative Inquiry and Retreats in New York. Het centrum werd in 1981 nog opgezet als zencentrum en Packer was ooit bestemd tot opvolger in de lijn van Philip Kapleau. Haar uiteindelijke afscheid van het zenboeddhisme werd grotendeels ingegeven door haar groeiende afkeer van het gebruik van de Japanse rituelen. Haar huidige visie op meditatief onderzoek is sterk verwant aan die van Krishnamurti.


naar boven