Lekepraat | Gesprek 16
Opnieuw de koan

Nico: Een vraag die je iedere dag tegenkomt is hoe je de dingen doet die je te doen hebt. Er zijn fijne dingen en vervelende. Doe je ze allebei even aandachtig?

Maarten: Ik denk het niet want we hebben de neiging dingen die we vervelend vinden af te raffelen, we vinden ze eigenlijk onbelangrijk. Dat is strijdig met de geest van zen, dat geen onderscheid kent tussen ‘belangrijk’ en ‘onbelangrijk’, het adagium is dat ieder moment telt.

Nico: Daar zit iets paradoxaals in. Want het is heel natuurlijk dat datgene wat mij het gemakkelijkst afgaat voor mij de beste opening biedt om aandachtig zijn.

Maarten: In dat onderscheid wat voor mij belangrijk en wat onbelangrijk is, zit onvermijdelijk een keuze. Mijn onvermogen is om het ‘absolute’ in de steeds wisselende stroom van het vergankelijke te ervaren. En vanuit dat onvermogen kom je op het idee te moeten kiezen. Maar als je kiest, heb je de illusie dat het op dat moment opgelost is en verlies je je aandacht. Terwijl die aandacht eigenlijk ongewijzigd noodzakelijk blijft, ook als je een keuze gemaakt hebt.

Nico: Dat betekent dat je de illusie moet doorzien dat er keuzes te maken zijn. Wat overblijft, is om de werkelijkheid in aandacht te volgen zodat iets de kans krijgt zich in helderheid aan je te vertonen.

Maarten: Aandachtig volgen van alles wat zich voordoet betekent dat je niet meer op een resultaat uit bent en dat ben je meestal wel. Aandachtig zijn om het aandachtig zijn is zeldzaam. Dat zul je dus moeten oefenen, altijd maar weer. Dan ga je merken dat in die herhaling de tegenzin slijt en dat aandacht geven een gewoonte wordt. Iets heeft het overgenomen, waardoor er energie vrij komt om de zaak nog beter te volgen.
Aan de lichaamskant is het voordeel van het handelingspatroon[1] een duidelijke zaak. Maar op het mentale vlak kom je tegenover iets anders te staan: je merkt dat bepaalde ervaringen voor jou zo’n vaste betekenis hebben dat je bij een soortgelijke situatie niet kunt zien hoe het er op dat moment eigenlijk uitziet!

Nico: In de zentraditie is het van oudsher de adem waarop de training zich richt. Een andere mogelijkheid voor training biedt de koan, waarmee je iemand leert in uiteenlopende situaties aandacht op te brengen.
Een koan is een verhaaltje of een zinnetje of een woord waarop de zenstudent gedurende lange tijd al zijn aandacht moet richten om inzicht te bereiken. Door al zijn aandacht zo te richten wordt op de eerste plaats duidelijk met wat voor begrippen en gevoelens dat woord of zinnetje omgeven is. Bijvoorbeeld als ik me afvraag ‘wie ben ik?’, ontstaan er aanvankelijk ideeën, begrippen, meningen. Hoe langer je daarmee doorgaat hoe meer begrippen, meningen en ideeën wegsmelten, in de zin dat ze niet meer de werkelijkheid voor je vertegenwoordigen. Op den duur zak je als het ware door je begrippen heen.
Wat misschien het belangrijkste van de koanstudie is, is om te leren een vraag te stellen en langdurig vast te houden, in verschillende omstandigheden en gemoedsstemmingen, waardoor het antwoord tenslotte oplicht.
De traditie kent ongeveer 1700 koans, dat zijn 1700 verschillende situaties waarvoor alle aandacht gevraagd wordt. Er zijn koans die gaan over taalgebruik, andere gaan over eten, over lopen, over het zien van een bloem, over een bad nemen, over ziekte en gezondheid, over een stok of een theepot. Ook over traditionele begrippen als ‘wat is leegte’, ‘wat is nirwana’, ‘wat is verlichting’. Koans zijn dus aandachtspunten om tot de werkelijkheid van de vraag door te dringen.

Maarten: Moet een meester je die koan geven? Het gaat bij de koan om het aandachtig kunnen volgen van een bepaalde vraag, en ieder mens heeft, ook al is hij zich er niet van bewust, een vraag die uitgaat boven de gewone dagelijkse beslommeringen.
Als hij er zich niet van bewust is, is hij nog opgenomen in de snelle draaikolk van de zich aandienende signalen uit de buitenwereld en de rusteloze beweging van het denken-voelen uit de binnenwereld. Voor zo’n mens is een opgegeven koan, midden in het turbulente leven, een onmogelijke opgave. Er zal zich in zijn leven iets moeten voordoen dat zijn hele bewustzijn doet stilvallen, waardoor hij in een leegte valt. Vanaf dat moment zal hij vanzelf aan alles in zichzelf en buiten hem aandacht geven. Dan merkt hij ook dat die aandacht, in het haastige leven om hem heen, telkens verstoord wordt. Als dat vaak genoeg gebeurt, zal hij er iets aan willen doen: tijd uittrekken ‘zodra het kan’ om zich te herinneren dat er die andere aandacht is die veel verder reikt en die de zaken in hem en buiten hem een eigen plaats geeft zodat hij alles kalm tot zich kan laten komen.
Kan een door een meester gegeven koan dat ‘stil vallen’ bewerkstelligen, of moet je je daarvoor in een klooster terugtrekken, buiten het gewone leven, om waarschijnlijk later, terug in het gewone leven, te merken dat je die verder reikende aandacht weer kwijtraakt?

Nico: Ook vanuit de traditie gezien is de koan een kunstmatig middel.
We weten niet precies hoe het ontstaan is, maar men neemt aan dat de koans ontstaan zijn op het moment dat de bloei van zen in China zijn hoogtepunt had gehad en in de kloosters een zekere gewenning en vervlakking was opgetreden. In die tijd heeft men de koan uitgevonden om de monniken weer aan het werk te krijgen. En ‘werk’ betekent je bezighouden met de vraag: Wat ben ik, wat kom ik hier doen, wat is mijn leven, wie ben ik, enzovoort?
Een ander gegeven is dat de tempels erg groot werden. Er zaten soms duizend monniken en omdat de meesters niet met al die monniken eindeloos konden leuteren over hun zielenheil, gaf de koan de mogelijkheid om in vrij korte tijd te zien wat het geestelijk peil van de desbetreffende monnik was.
Er zitten voor ons nog twee ander aspecten aan. In de eerste plaats wordt de koan als schokeffect gehanteerd binnen de kloostermuren. Dat gaat alleen op als je een aantal jaren in zo’n klooster bent en dus de tijd hebt om aan verschillende koans te werken, waardoor je de mogelijkheid schept om verschillende aspecten van jezelf onder ogen te zien. Dat is anders voor leken, denk ik. Daarnaast is voor ons de taalcultuur van de koan een probleem: je moet vertrouwd raken met het boeddhistische jargon en dat is geen sinecure! Oké, wat dat betreft, Maarten, denk ik dat de koan een mythisch leven is gaan leiden.
Wat mezelf betreft, ik werk erg graag met existentiële vragen, levensvragen en vragen over de dood. Daar zijn ook typisch koans voor, maar het komt gewoon simpelweg op deze vraag neer ‘wat is leven, wat is dood?’, ‘wat is liefde, wat is jaloezie?’, ‘wat is een vader, wat is een moeder?’, ‘wat is rechtvaardigheid?’, ‘wat is geluk?’. Of ‘wat wil ik echt?’.
Met andere woorden, de koan is voor mij een kunstmatig middel om iemand in staat te stellen lange tijd op één punt zijn aandacht te richten, een proces waarin zijn aanvankelijke begrippen rond die vraag de kans krijgen te smelten.

Maarten: Blijft de vraag waarom het zo moeilijk is om de kern van je eigen leven te ontdekken. Waarom ben ik altijd verstrooid, ga ik van het ene aandachtspunt naar het andere zonder ze te verbinden? Doe ik net alsof mijn leven bestaat uit een oneindig aantal kleine segmenten waar ik van moment tot moment aandacht aan geef, waarbij ik een bepaalde behendigheid heb ontwikkeld om voor elk van die onderdelen een bepaalde soort van aandacht te hebben, waardoor de ongedeelde aandacht, het onvoorwaardelijk ergens helemaal bij zijn, geen kans krijgt? Mij ontgaat eigenlijk dat ik verdeeld ben en dat ik geleefd wordt door de omstandigheden, de contacten en relaties, en dat ik niet besef wie de mens is die al die zaken ervaart.
Ik ontdek niet wat ik in al die verschillende situaties en mogelijkheden zoek, en word dus gedreven door iets wat me ontgaat…

Nico: De vraag ‘waarom leef ik zo verstrooid, verdeeld, versnipperd?’, is dan de koan. Wie is het die zo verstrooid, zo verdeeld is, wie is het die zijn bestemming niet kent, die geen aandacht op kan brengen voor wat er echt gaande is? Dat is de koan.

Maarten: Geleidelijk aan wordt duidelijk dat wij eigenlijk zoeken naar steeds grotere sensaties die ons moeiteloos zullen vasthouden aan het moment waarin wij iets ondergaan, waardoor wij dus in wezen steeds verder afraken van de mens die het ondergaat.
En dan kom ik terug op wat ik in mijn eigen leven steeds weer opgemerkt hebt, dat die vraag naar wie ik ben en wat ik echt wil, zich pas voordoet als we in een extreme situatie geraken, door ons eigen toedoen of door verandering in de buitenwereld, die maakt dat de verstrooide aandacht door de schrik, bedreiging of totale desoriëntatie opzij geschoven wordt en ik alleen gelaten word met die heel existentiële vraag van ‘wat is het leven nu eigenlijk?’ en ‘wie is degene die dit beleeft?’.

Nico: Ja, het is waar dat de crises de grote koan-aandragers zijn. Daar valt de kunstmatige koan bij in het niet. Ook geeft het gewerkt hebben met een kunstmatige koan geen enkele garantie hoe je met een echte crisis omgaat. Ik vind de koan net zo’n kunstmatig middel als het zazen, zij het dat zazen een bredere benadering heeft. Hoewel het ook heel goed mogelijk is om het zitten zelf als koan te zien, namelijk: wie is het die op dat kussen zit. Dat is eigenlijk de continue vraag die oprijst: wie is het die daar zit?
Je zult toch zelf die onverstoorbare kalmte moeten vinden in de ingewikkelde, verwarrende en versnipperde werkelijkheid van je bestaan.

Maarten: Het kussen kan mij de verstrooide staat van mijn bewustzijn duidelijk maken, wat als gevolg heeft dat ik onmiddellijk niet verstrooid wil zijn. Wanneer ik mij ga inspannen om eraan te ontkomen, kom ik ongewild in de verstrooiing terug. Ik ben blijkbaar niet in staat te aanvaarden dat ik verstrooid ben. Terwijl de aanvaarding de eigenlijke oefening is.
Maar omdat ik momenten ken waarin ik rustig bij mezelf ben en de wereld zoals hij zich aan me voordoet niet haastig wil veranderen, ontstaat een bepaalde gelijkmoedigheid die absoluut niet ongevoelig is voor wat plaatsheeft, die misschien zelfs gevoeliger is dan voorheen, maar die niet probeert er iets aan te wijzigen, zonder eerst terug te gaan naar degene die waarneemt, voelt, lijdt, gelukkig is. En te beseffen dat het conflict, de moeilijkheid, de vraag, een boodschapper is van iets wat ik nog steeds ontloop, zonder te beseffen dát ik het ontloop. Als ik besef dat ik het ontloop word ik stil en wordt mij op een hele vriendelijke manier het verlangen ‘iets te ervaren’ ontnomen. Ik sta stil bij het feit dat ik leef, adem, dat ik er ben, en grijp niet naar iets anders waaraan ik dat zou kunnen beleven. Wat er is, is voldoende. Toch weet ik dat ik het volgende ogenblik weer opnieuw in beslag genomen kan worden.

Nico: Dat is in een notendop het dagelijks terugkerende dilemma. Het blijvend te doorzien vraagt soms een heel leven, maar het is niet anders, er is geen weg buitenom.


[1] Zie de voetnoot aan het begin van Gesprek 6 over Gurdjieff.


naar boven