Lekepraat | Gesprek 2
De vijf soorten zen

Nico: Yasutani Roshi geeft een indeling in vijf soorten zen, gebaseerd op vijf verschillende motivaties om zen te beoefenen. De Japanse termen laat ik weg:

  • De eerste motivatie zou je ‘psychotherapeutisch’ kunnen noemen. Dan ga je zazen doen om bepaalde mentale of psychische problemen op te lossen.
  • De tweede motivatie zou je ‘spiritueel’ kunnen noemen: spiritueel verder komen, een zinvoller leven leiden, meer héél worden. Kortom, verruiming van spirituele mogelijkheden tot in het paranormale.
  • De derde betreft de individuele verlichting. Gehoord hebbende dat er zoiets bestaat als verlichting en persoonlijke verlossing of bevrijding, begin je met zazen om dat te kunnen ervaren.
  • De vierde wil helpen aan de bevrijding van alles en allen.
    De eerste drie zou je hinayana kunnen noemen en de vierde mahayana.
  • De vijfde is volgens de zentraditie het hoogste motief, namelijk: ‘ik weet niet waarom ik het doe, maar ik doe het.’

Maarten: Dank je wel. Het is niet alleen een hele mooie, maar ook een bijzonder verhelderende indeling.

Nico: Eigenlijk omvat het alle motivaties die altijd een rol spelen, ook de secundaire.
Ik denk dat de eerste motivatie niet per se aan het begin behoeft te staan, die kan ook in de loop van de training een belangrijke rol gaan spelen. Het is dan ook niet zozeer een volgorde, als wel een ordening. Niet alleen naast elkaar, soms ook boven en onder elkaar. En het kan ook wisselen.

Maarten: Wisselen?

Nico: Ja, de motivatie kan voortdurend wisselen.

Maarten: Dat maakt het heel ruim en levend.

Nico: De tweede motivatie is de meest verraderlijke, het verrijken van je spirituele leven.

Maarten: Daar blijf je gemakkelijk in hangen?

Nico: Ja, als je je probeert te verrijken doe je aan spiritueel materialisme, zoals Trungpa het noemde. Je gaat de spirituele weg alleen ten eigen bate en blijft hangen. Vaak in het paranormale. De mystieke traditie zegt ook: blijf er vandaan.

Maarten: Ja, het kan zo interessant worden, dat je de zogenaamde wereldse taken en maatschappelijke verplichtingen vergeet, kortom dat je het leven zelf vergeet.

[lange stilte]

Maarten: Wat me interesseert is de vijfde motivatie: ‘ik weet niet waarom ik het doe, maar ik doe het.’ Is die er eenmaal, dan komt er een moment dat je beseft dat je pas héél bent als je een bepaalde gerichtheid in alles bewaart, al kun je dat niet willen. Die gerichtheid is er of is er niet. Dat kun je alleen maar constateren.
De vraag is: is die gerichtheid te bevorderen? Voor mij is dat trouw zitten, zonder gedachten of bespiegelingen. Zitten, rusten in je bekkenbodem, de adem ervaren, verder niets.

Nico: Je hoeft alleen nog maar te ervaren, niet te doen.

Maarten: Ik heb het gevoel dat hetgeen over Boeddha, Jezus, Mohammed en Lao Tse is geschreven aan de buitenkant blijft. Het gaat om het ontdekken van je innerlijke richting – niet om het leven en de situaties en relaties die voorbij trekken. Merk je dat wat voorbij trekt hol en leeg is?
En dan is daarnaast de vraag: ben je tevreden met het leven dat je leeft, met het feit dat zonder ophouden de ene situatie in de andere overgaat?

Nico: Maar mag je in dit verband wel over ‘gerichtheid’ spreken?

Maarten: Heb je bezwaar tegen het woord gerichtheid?

Nico: Ja, omdat het onkenbaar is.

Maarten: … Onkenbaar?

Nico: Het is er alleen en het werkt, meer niet.

Maarten: Maar er zit wel een bepaalde lijn in. Je weet niet hoe die lijn loopt en je weet ook niet of hij zo doorgaat, maar je constateert achteraf dat je een lijn gevolgd hebt. Meestal tegen je eigen intenties in. Die intenties waren bewust, je wilde dit of dat. Dat wordt je vriendelijk maar beslist uit handen geslagen, en wat overblijft is een onvoorspelbaar gaan op je levenspad. Wijk je daar in je onnozelheid van af, dan kom je in de vervreemding. Je kunt pas verder op het moment dat je weer in het spoor bent.
Het is zo sterk dat zodra je iets doet dat uitsluitend met het vergankelijke te maken heeft, je weer in de vervreemding terugvalt. Pas als je aandacht vanuit het onkenbare komt kun je verder.

Nico: Hoe merk je dat?

Maarten: Als je in je spoor zit heb je een gevoel van los en onafhankelijk zijn, en tegelijkertijd weet je dat je in de situatie van het moment wel degelijk afhankelijk bent.
Dus het is dubbel, de wereld vraagt een antwoord van je, hoe dan ook.

Nico: En dat deert je niet?

Maarten: Leven is verbonden zijn – ook met het lijden – of je het beseft of niet.

Nico: Dat is het precies, denk ik.

Maarten: En mensen reageren daar verschillend op. Je hebt het vrolijke type dat eigenlijk alles betrekkelijk vindt en daardoor opgelucht is. En je hebt degene die het lijden als een oproep voelt om er iets aan te doen, terwijl hij zich er tegelijk van bewust is dat het voor het grote lijden waarschijnlijk niets uitmaakt.

[stilte]

Nico: En je hebt ook degene die zegt: laat ik voor mezelf zorgen, dat kan ik doen; dat andere is te groot. Weer anderen gaan er diep onder gebukt en slijten hun leven in somberheid, vaak zonder tot iets te komen.

Maarten: Maar de laatsten zien niet dat het lijden onvermijdelijk is. Dat ingezien hebbende blijft de vraag: hoe kan lijden zo ervaren worden dat je er iets mee kunt doen.
Boeddha heeft duidelijk gemaakt dat het onze taak is het lijden, dat noodzakelijk is, zo diep te beleven dat het in ons een andere waarde krijgt. Dat is onze vrijheid. Hij gaat zelfs zo ver dat we niet alleen het lijden in onszelf en bij de andere mensen, maar in alle wezens zouden moeten opheffen.
Dan stuit je op een raadsel: kan een heilige door zijn grote compassie een ander wezen redden? Of moet dat wezen zelf ook de weg van bewustwording gaan?

Nico: De mahayana gedachte zegt dat er maar één mogelijkheid is en dat is het lijden op je nemen. De verlossing bestaat uit het inzicht dat je vrij bent om te lijden. En dat er niemand is die niet lijdt.

Maarten: Bedoel je dat het lijden de reactie is op de voortgang van het leven?

Nico: Lijden is een naam.

Maarten: De reactie op het lijden geef je de naam ‘lijden’, maar eigenlijk is het de voortgang van het leven. En het is noodzakelijk dat je je daarmee uiteen zet.

Nico: Ja.

Maarten: Je kunt het lijden niet ontlopen.

Nico: Je kunt het alleen vrijwillig op je nemen.

Maarten: Blijft de vraag: moeten alle wezens de weg van bewustwording op eigen kracht gaan of neemt de compassie van bijvoorbeeld een verlichte die wezens als het ware mee?

Nico: Ik denk dat die compassie de bewustwording voor anderen iets gemakkelijker maakt.

Maarten: Je zegt daarmee dat alles wat leeft zichzelf zal moeten leren kennen: na de aandrift van vechten, verdedigen, handhaven, zie je tenslotte in dat dat leed veroorzaakt.

Nico: Het stemt tot voortdurende inkeer.

[lange stilte]

Nico: Bevrijding is eigenlijk geen activiteit. Het is een groot wonder … en een geheim.

Maarten: Krishnamurti zegt: als je beseft dat het individuele probleem het wereldprobleem is, handel je onmiddellijk …

Nico: De moeilijkheid voor ons is dat wij het gevoel hebben dat de wereld buiten ons is. In de oosterse opvatting drukt de werkelijkheid zich in alles uit, ook in mij.

Maarten: Ik moet nu denken aan de atoomgeleerde Böhm, die zegt: “De schepping is tot in het kleinste als geheel aanwezig, maar de graad van ontwikkeling van je bewustzijn bepaalt tot hoever je je bewust kunt worden van het geheel.”
Een dier kan onbewust vanuit het geheel handelen, naast zijn instincten die zijn gericht op zelfbehoud.

Nico: Dat is een zuiver boeddhistische gedachte: dat alles in alles aanwezig is, maar dat niet alle levende wezens het kunnen beseffen.

Maarten: Waarschijnlijk is het menselijk bewustzijn in potentie in staat tot die bewustwording. Of iemand die kans grijpt blijft open. Misschien moet hij toch geholpen worden …

Nico: Dat zou de rol van de leraar moeten zijn: het helder maken van de paradox van het bestaan, een paradox die niet opgelost kan worden, maar wel bewust gemaakt … [nadenkend] De paradox van leven en dood, of die van eenheid en veelheid – of zijn ze één?
De leer zegt dat die paradox je eigen individuele, afgescheiden bestaan is.

Maarten: Je zegt dat je die paradox moet leven, er niet over moet denken?

Nico: Ja, je kunt de paradox alleen maar leven … denkend voorkom je hem. Meestal wordt gekozen voor één van de tegenstellingen. Pas als je gaat zien dat tegenstellingen geen hindernissen zijn, dat veelheid geen hindernis is voor eenheid noch eenheid voor veelheid, pas dan openbaart de paradox zich – zoals het mahayana leert: er is noch eenheid noch veelheid, noch dit noch dat.
Met andere woorden, het individu moet zich eigenlijk stuklopen op de paradox.

Maarten: Dat is ook lijden …

Nico: …dat hij vrijwillig op zich moet nemen. Er is ook wel eens gezegd: je moet vrijwillig de oorzaak van je eigen dood kunnen zijn.

Maarten: Of het leven als een voortdurend geschenk ervaren en je niet verzetten als het moment daar is dat het je ontnomen wordt.

Nico: Ook niet tegen het voorbijgaan van dit moment.

Maarten: Je bedoelt een voortdurend eraan sterven. Alles wat er is, is goed, maar het is ook goed als het er niet is.

Nico: Ja, belangeloze aandacht…

Maarten: Een bereidheid… die volgehouden wordt?

Nico: Precies, ‘the mind of no mind’ – het woord ‘aandacht’ komt heel gauw in de plaats van aandachtig zijn. Het duidt eigenlijk niets aan, het is meer een gerichtheid.
Sprekend over dat ‘no mind’, vragen de mensen jou nooit of er niet een eenvoudiger en minder pijnlijke manier is dan zitten?

Maarten: Dat hebben ze me niet gevraagd, waarschijnlijk omdat ik geen zevendaagse training met negen uur ‘zitten’ geef.

Nico: Ik vind dat lange zitten niet heilig … absoluut niet. Er zijn mensen waar ik tegen zeg: je moet geen sesshin doen. Zij moeten op een andere manier ontdekken dat leven en lijden onscheidbaar zijn. Dat brengt me op de vraag welke middelen en oefenvormen aangereikt worden voor inzicht in het lijden.

Maarten: Zijn die er?

Nico: De zentraditie heeft een systeem waarin je jezelf goed tegenkomt. Als je dat systeem volgt ontdek je het wel. Op een sesshin word je … [aarzelt]

Maarten: … voor het blok gezet?

Nico: Ja. Maar of dat altijd opgaat? Er is ook de weg van het je van moment tot moment toevertrouwen aan de Boeddha.

Maarten: De weg van devotie?

Nico: Ja, dat elk moment een boeddhamoment is. Maar of dat de beste weg is betwijfel ik.

Maarten: Er zal geen beste weg zijn. Wel, dat bij een bepaald type mens een corresponderende weg behoort.

Nico: Ja, dat denk ik ook.

Maarten: In India bijvoorbeeld heb je het vier-typen systeem

  1. de brahmaan, de religieus gerichte;
  2. de krijgsman die bereid is voor het wezenlijke te strijden (… is dat mogelijk?);
  3. de koopman die de verscheidenheid onderkent en beseft wat hij daarmee kan doen;
  4. de paria, de nog ongedifferentieerde mens die zijn richting nog moet vinden.

Dat is de indeling volgens de wetten van Manu. Maar het tragische is dat ze de ongedifferentieerde paria hebben veroordeeld tot onaanraakbare. En daarmee is het vier-typen systeem verworden tot een gevangenis, een gesel die nog altijd zijn sporen trekt in India.
Je zou eigenlijk voor de verschillende typen mensen corresponderende oefenwegen moeten hebben. Op het ogenblik wordt alles in één ruif gegooid. Je ziet maar hoe je je daarmee redt.

Nico: [peinzend] … In de vedische tijd had je groepjes van hooguit 12 mensen rond een goeroe, niet meer.

Maarten: Maar wij zitten nu in een hele andere fase van de evolutie.

Nico: En hoe functioneert de leraar dan nu?

Maarten: Enerzijds heb je de verbale kant … proberen de eigen observaties en levenservaring te verwoorden en daarmee een richting aan te geven. Maar de hoofdzaak blijft wat de leraar zelf is. Als zijn verwoording verder gaat dan wat hij is, wordt het essentiële niet overgedragen. Je draagt niet meer over dan wie je bent.

Nico: Ja, dat is zo.

Maarten: De overdracht wordt onder andere bepaald door:

  • het soort leerlingen: of hun achtergrond aansluit op die van de leraar;
  • het gesprek zal goed zijn als de leraar niet verder gaat dan zijn eigen ‘zijnstoestand’;
  • zowel leraar als leerling moet kwetsbaar zijn. Is dat niet zo dan krijgt het levende moment geen kans.

Dat laatste mis ik in de zentraditie.

Nico: De leraar wordt gezien als de belichaming van de leer, maar in hoeverre is hij dat? Kan iemand dat ten volle zijn?

Maarten: Dat weet ik niet. Ik in ieder geval niet. Soms kun je als leraar door je ervaring een echt doorleefd antwoord geven. Maar is het een op dat moment relevant antwoord?

[stilte]

Nico: Hoe dicht staan je leerlingen bij jou?
Ik vraag het omdat in de zentraditie de leerling zich overgeeft aan de leraar. Dat is dé manier om te leren. De leerlingen trekken ook vaak bij de meester in, soms in het klooster, en zijn daar dag en nacht met hem. In feite leveren ze zich daarmee uit aan de leraar.

Maarten: Is dat zo?

Nico: Dogen zegt: “Een ander model is er niet.”

Maarten: Kunnen leerlingen zichzelf echt zo geven? Of is intreden in een klooster en monnik worden een eerste stap waarna er misschien iets kan gebeuren? Ik heb de indruk dat leerlingen vaak echt bereid zijn om te luisteren, maar dat ze zich niet bewust zijn van de barrières in zichzelf die het onmogelijk maken om te horen wat er gezegd wordt.
Die barrières moeten ze eerst ontdekken.

Nico: Ja, dat is zo.

Maarten: Daarom is de lichaamskant onontbeerlijk, want daarin ontdek je onmogelijkheden. Of dat in het zitten helder wordt of in onschuldig werk als eten koken, opruimen, schoonmaken, ordenen, voor een ander zorgen, maakt niet uit. Bij het lichamelijke ervaren kun je jezelf niets wijsmaken.
Waarbij ik aanteken dat alleen het zitten, het bewegen van de adem in de bekkenbodem, kan maken dat je zonder voornemen of correctie kunt verwijlen ‘om niet’.

Nico: Je kunt je bij een psychologische benadering inderdaad een heleboel wijsmaken, echt een heleboel – en dat is dan ook nog geruststellend …

Maarten: We zouden wat we besproken hebben, als je het er mee eens bent, kunnen samenvatten in de drie leefregels van Bankei, die luiden:

  1. laat alles tot je komen op het moment zelf;
  2. accepteer je grenzen en overschrijdt ze;
  3. ervaar de adem diep beneden in het bekken in alle situaties.

Nico: Daar ben ik het van harte mee eens.



naar boven