Lekepraat | Gesprek 14
De rol van de leraar

Nico: Maarten, laten we het eens hebben over de rol van de leraar. In zekere zin is die heel praktisch van aard: je probeert je leerlingen te leren mediteren, je leert ze het zitten en wat het is om aandacht op te brengen. Maar toch wordt er gezegd dat je als leraar heel weinig kunt doen.
Klopt dat met jouw eigen ervaring, na een kleine veertig jaar lesgeven?

Maarten: Ik denk dat je voor alles moet beseffen dat je in een interpretatie van je ervaringen leeft en dat je je eigen lotgevallen, maar ook het gebeuren in de wereld, beleeft volgens die interpretatie. Daarin ontwikkel je gevoelens van rechtvaardig en onrechtvaardig, van mislukken en van slagen. En als het mislukkingen zijn, als het verdriet of leed is, probeer je dat op te lossen zonder te beseffen dat je binnen de interpretatie bezig bent.
Een leraar moet zich dus bewust zijn van zijn eigen interpretatie. Hij kan niet tegen de leerling zeggen: “Kijk eens, het zit zus of zo.” Hij moet duidelijk maken dat we ongewild in een interpretatie leven en dat het erom gaat dat te beseffen.

Nico: Ik denk dat iedereen een interpretatie nodig heeft om de gewone dingen van het leven te kunnen doen, al zijn er natuurlijk goede en minder goede interpretaties. Wat betekent het precies als je zegt dat je je interpretaties kunt doorzien, en wat komt daarvoor in de plaats? Waartoe nodig je de leerling dan uit?

Maarten: Ik denk niet dat je je eigen interpretatie doorziet, maar wel dat je beseft dat het een interpretatie is. Op het moment dat je beseft dat je in een interpretatie leeft, word je vanzelf voorzichtiger. Dat is al een hele verandering, als je merkt dat jouw zicht op de wereld niet toereikend is. Je krijgt zo ook meer belangstelling voor wat er om je heen plaatsvindt, en dat houd je aan de gang.
Sogyal Rinpoche zegt in het ‘Tibetaanse boek van leven en sterven’ dat tegen iemand die lijdt wordt gezegd: “Verdiep je in het lijden van anderen die in een soortgelijk of groter lijden gedompeld zijn.” Dat laat je het eigen lijden zien in verhouding tot het grote lijden, waarvan wij de vele gezichten nauwelijks kennen.
Een leraar zou dus duidelijk moeten maken het eigen lijden in verhouding te zien. Hij praat het niet weg, biedt geen oplossingen, maar probeert de leerling het gevoel te geven dat diens uiteenzetting goed is, dat het geen aanval op hem of haar persoonlijk is, maar dat het lijden altijd en overal aanwezig is.

Nico: Je moet hem aansporen om dat lijden diepgaand te onderzoeken, om er achter te komen wat het eigenlijk betekent…

Maarten: … en hem duidelijk maken dat wat hem overkomt niet zomaar is, dat het te maken heeft met zoals hij nu is en dat hij tot die betekenis kan doordringen door het niet te ontlopen.
Waarbij ik aanteken dat er ziekte of pijn kan zijn die het onmogelijk maakt om er op in te gaan. Dan heb je pijnstillende middelen nodig om de uiteenzetting te kunnen vervolgen.
Dat geldt natuurlijk ook voor geestelijke processen, waarbij een psycholoog misschien moet helpen. De taak van de leraar is de leerling eraan te herinneren wie hij eigenlijk is. Dat vereist een groot besef van wat er aan de hand is, zonder daarin sentimenteel te worden en door te troosten de leerling de uiteenzetting te ontnemen. Die uiteenzetting is het kostbaarste wat de mens heeft.
In een heel extreme situatie, vooral als die zich snel voltrekt, wordt ons de mogelijkheid ontnomen ons van de crisis te verwijderen. Daarom zijn die crises vaak zo vruchtbaar, je moet er doorheen of je valt terug in zelfbeklag.

Nico: Je zegt daarmee dat je de leerling moet leren hoe hij met zijn eigen lijden kan omgaan. En als de leerling vraagt: “Houdt dit lijden op een gegeven moment op voor mij?”

Maarten: In die vraag zit weer het gevoel dat er een causaal verband is tussen jouw wijze van op het lijden ingaan en wat er gebeurt. En dat is niet waar. Het enige wat mogelijk is, is erop ingaan zonder een idee te hebben waar dat toe leidt.

Nico: Daarmee geef je aan wat je als leraar kunt doen, maar reik je wel voldoende aan?

Maarten: Je kunt alleen maar proberen helemaal bij de leerling en zijn uiteenzetting te zijn, en hem duidelijk te maken dat de uiteenzetting de dialoog is tussen het wezen en de mens die hier in zijn interpretatie leeft, en dat die dialoog altijd doorgaat. De dialoog gaat door, maar ook het genieten van alles om je heen. De planten, de bomen, de dieren, de bergen, de rivieren, de regen en de zon, de nacht en de dag, dat gaat allemaal door, en jij bent er deel van.

Nico: Mooi dat je dit zegt. Dat is de paradox, dat naarmate ik grotere aandacht opbreng voor mijn eigen bestaan, er een grotere aandacht voor de wereld is. Of ook dat zelfverlies het vinden van de wereld betekent.

Maarten: Daar komt nog bij dat het vaak moeilijk is om vanuit de uiteenzetting op een zorgeloze manier over te gaan tot de orde van de dag. Je neemt als het ware een bepaalde ernst mee die de zaken om je heen en de dingen die je doet bezwaart met iets wat er niet bij hoort.
Het is een oefening op zichzelf om op te merken hoe je van de ene geestestoestand in een andere overgaat, om te kunnen zien dat wat er nu aan de hand is waarschijnlijk helemaal geen zware overpeinzingen behoeft.
Het komt er steeds op neer te beseffen hoe je bent, hoe je je verhoudt, wat je verwacht, en hoe goed het is niet toe te geven aan je neiging het leven te sturen. Als je dit niet beseft verstijf je in het leven.

Nico: Het leven zijn gang laten gaan, ja, maar hoe is dat voor mensen die een baan, een gezin en een druk sociaal leven hebben?

Maarten: Als je probeert aan alle dingen aandacht te geven kunnen er twee dingen gebeuren: je neemt vanzelf de tijd voor het compleet doen en afmaken van waarmee je bezig bent én je hebt weinig last van gedachten. Als er toch gedachten zijn en je hebt er de tijd voor, kun je proberen die gedachten aandachtig te volgen zonder je aandacht naar associatieve zijtakken te laten gaan. Als je dat doet eindigt die gedachte en ben je vrij. Heb je op dat moment geen tijd, dan doe je het later. Je herinnert je die gedachte wel als je er zo bewust mee bezig bent geweest. Kortom, het ‘zitten’ strekt zich over een veel groter deel van de dag uit. En je zit niet meer vast aan regels van plaats en tijd, maar volgt je eigen gevoel van innerlijke noodzaak. Daarmee kun je, midden in het leven staand en op honderden manieren aan allerlei processen verbonden, een plek maken voor het meest belangrijke proces, namelijk jezelf leren kennen in totaliteit.

Nico: In mooie mahayana-termen gezegd: grote aandacht brengt compassie voort, een medeleven zonder opzet, in de zin van ‘ik moet vriendelijk, aardig, enz. zijn’. Wat dat betreft geven de Tibetanen een goed voorbeeld. De Tibetaanse leraren beklemtonen compassie heel sterk.
In mijn eigen ervaring van een aantal jaren terug, in 1976, toen ik in Nepal was voor een paar weken, in het gebied rond Dharmsala, waar ook de Dalai Lama woont en waar grote groepen Tibetaanse vluchtelingen wonen, viel het me op dat alle mensen die ik tegenkwam een soort natuurlijke warmte en vriendelijkheid uitstraalden, terwijl hun situatie vrij hopeloos was, een uitzichtloze ballingschap. In zen wordt niet veel gesproken over compassie. Het komt natuurlijk wel ter sprake, maar het is net of de hardheid van de training belangrijker is dan de zachte binnenkant van de innerlijke ervaring.

Maarten: Daarmee kom je terug bij waar ik het daarnet over had: als je de dingen aandachtig volgt, ga je verlangen er nog verder op in te gaan. En op een bepaald moment voel je dat dat verlangen er altijd zal zijn. Dat maakt je zorgeloos en vriendelijk omdat je geen zelfopgelegde plichten meer hebt, een levensgevoel dat bij de Tibetanen in hoge mate aanwezig is. Je kunt vrolijk zijn en warmte hebben, je laat de ander tot je komen zoals hij is, je probeert hem niet te verbeteren volgens jouw inzicht!
Het hangt allemaal samen met hoe je oefent.

Nico: Dat de Tibetanen zijn zoals ze nu zijn heeft natuurlijk heel sterk te maken met de wijze waarop ze door hun religieuze overtuiging al heel lang geleefd hebben, zodat ze oog kregen voor waar het op aankomt, en dat generaties lang. Dat is geen kleinigheid en onderstreept nog eens dat aandachtig leven iets is dat zich aan je kan openbaren, als je opgewekt kunt aanvaarden hoe je nu bent, wetende dat je tegelijk tot de ‘ongedeelde volheid’ behoort die je nooit verlaat.


naar boven