Lekepraat | Gesprek 9
De koanstudie

Nico: Voor mij betekent een koan het eindeloos kunnen werken aan een levensvraag.

Maarten: Waarom eindeloos?

Nico: Omdat de vraag geen definitief antwoord heeft. In die zin is de koan onoplosbaar.

Maarten: Waarom blijf je er dan toch mee bezig?

Nico: Omdat het alle vragen die er zijn tot één terugbrengt, en je gedwongen wordt die vraag uit te drukken, weliswaar omdat de meester het eerst van je eist, maar ook omdat je zelf voelt dat dat gebeuren moet.
Die vraagstelling is het leven zelf. Hij kan verschillende vormen aannemen en in verschillende woorden gevangen worden, maar het leven zelf is een vraag, een onoplosbare vraag. En het laten rusten van die vraag, zou betekenen dat je het leven een vaste betekenis geeft.

Maarten: Terwijl het leven beweging is en dus nooit in een statische toestand gevangen kan worden, want weten is statisch.

Nico: Wat je in de koanstudie leert is dat het niet zozeer om begrijpen gaat als wel om uitdrukking geven aan. Ook voor Dogen is expressie een sleutelbegrip; zazen is expressie.

Maarten: En is dat een uitdrukking geven zonder bedoeling?

Nico: Ja. Het is uitdrukking geven aan het leven zelf. Je kunt het wel een bedoeling geven, maar dan is het geen expressie meer.

Maarten: Dus dan komen we langs een andere weg tot hetzelfde gevoel, dat op het moment dat jij een bedoeling hebt – er heeft zich in jou een idee gevormd – het leven eigenlijk niet meer kan functioneren.

Nico: Ja, daar ben ik het helemaal mee eens. Wat belangrijk is bij de koan, is om te leren denken in paradoxen. Het betekent dat je leert paradoxen te aanvaarden, zoals het naast elkaar bestaan van ‘weten’ en ‘niet-weten’. Natuurlijk moet je dingen weten, maar tegelijk moet je er niet aan vastzitten. Een gevoel van gelijktijdigheid …

Maarten: Want ze zijn er altijd tegelijk … Als je heel veel van iemand houdt of je geniet ergens van, en je bent je er niet van bewust dat het eindig is, dan geniet je niet volledig en heb je niet volledig lief.

Nico: De koan leert je ook kritisch naar jezelf te kijken. Zo is het heel gemakkelijk om te zeggen: ‘ik ben één met de natuur,’ of ‘ik ben één met een boom.’ In de koanstudie wordt dan gezegd: ‘oké, laat me dat maar eens zien!’

Maarten: Dat veronderstelt natuurlijk wel dat de meester dat juist kan beoordelen. Kent hij het één zijn met de boom?

Nico: Je mag aannemen van wel, ja.

Maarten: Ja, hij kent het één zijn met de boom en drukt dat uit. Maar is dat de enige uitdrukking van het ‘één zijn met de boom’?
Eigenlijk betwijfel ik of de meester kan checken of de leerling één is met de boom. Wat hij denk ik wel kan checken is of de leerling totaal is op dat moment, of de leerling niet denkt, of hij zich niet iets voorgesteld heeft. Dat is te checken naar mijn gevoel.
Blijft de vraag: is dat allemaal nodig? Je hebt wel eens verteld dat vrouwen die met de Boeddha gesproken hadden, ter plekke inzicht kregen en verlicht terugkeerden naar hun dagelijkse werk.

Nico: Ja, dat vind ik altijd van die wonderlijke verhalen over de Boeddha. Maar ik denk wel dat de mensen in die tijd in India een veel groter verlangen hadden om verlicht te worden, veel sterker dan bij ons. Bij ons is dat toch bijna verdwenen …

[stilte]

Maarten: Toch stel ik weer de vraag: is die koan nodig? Wat ik er namelijk in voel is dat op het moment dat je met de koan bezig bent, met welke goede bedoelingen ook, je de vraag afscheidt van het leven.

Nico: In zekere zin. Het eerste wat de koan oproept – dat is het rare van een koan, maar het is ook de manier waarop hij werkt – is dat je erover na gaat denken. Dat is de splitsing.

Maarten: En het opheffen van de splitsing is inzien dat hij onoplosbaar is?

Nico: Jawel, maar dat is maar één kant van de zaak, zeker een hele belangrijke. Maar het betekent tegelijkertijd dat je de koan uitdrukt.

Maarten: Ja, maar die druk je uit door in het onoplosbare, in de vraag te blijven zitten, door vrijwillig de vraag de vraag te laten.

Nico: Neem bijvoorbeeld de koan ‘wie ben je?’. In de eerste plaats roept zo’n vraag op: ik ben Nico, ik ben een man, ik ben Nederlander. En al het andere ben ik niet. Dat is splitsing, dat is begripswerk. Dan ga je naar je leraar toe en die wijst erop dat je weer aan het scheiden bent. Dus je begint weer opnieuw, net zolang totdat je leert dat op te geven.
Wat gebeurt er dan? De vraag ‘wie ben ik’ is zelf het antwoord. Wat betekent dat? Dat betekent dat er alleen maar het antwoord van het dagelijks leven zelf is. Dus die twee kanten. Het is onkenbaar wie ik ben, het is onbeantwoordbaar, definitief …

Maarten: Maar ik leef.

Nico: Maar ik leef, precies!

Maarten: Ik leef en ik druk uit. Dus ik ben uitdrukking, en de kwaliteit van mijn uitdrukking hangt af van mijn besef dat ik leef. Hoe totaler ik het leven ben, hoe totaler mijn uitdrukking is. Want we drukken ons hoe dan ook voortdurend uit. De misdadiger drukt het leven uit, de heilige drukt het leven uit. En alles daar tussenin drukt het leven uit, het leven kent oneindig veel uitdrukkingsvormen. Het enige wat je er aan kunt onderscheiden is de volledigheid waarmee het zich uitdrukt.
‘Volledig’ is niet alleen intensiteit, want een moord kan van een grote intensiteit zijn en het bevrijd zijn van de heilige kan van dezelfde intensiteit zijn. En toch zijn die twee verschillend. Dus het hangt ook af van hoe volledig je in die uitdrukking je bewust bent dat je het ook niet bent, dat die uitdrukking echt eindig is. Terwijl zij tegelijkertijd ook niet eindig is. En beide zijn waar. Dat is wat jij bedoelt, dat het besef van de paradox nooit ophoudt in jezelf.

Nico: Ja.

[stilte]

Nico: Ik kom er steeds meer achter dat het enige waarvan ik zeker ben, is dat ik ‘s morgens opsta en ‘s avonds naar bed ga. En daar tussenin gebeurt van alles.

Maarten: Ja, maar jij onderkent wel degelijk dat er verrukkelijke dagen zijn omdat je voelt dat je helemaal dat bent wat je kunt zijn, en andere dagen dat je een beetje suf voortleeft.

Nico: Jawel, maar hoe dat komt? Het is niet alleen je levenssituatie die verandert, maar ook jouw innerlijke verhouding daartoe. Dat merk je in de enkelvoudige vraag van de koan gemakkelijker op.

Maarten: De koan kan dus helpen het onophoudelijke oordelen op te merken?

Nico:… het oordelen te doorzien. Te doorzien dat je constant oordeelt en onderscheid maakt.

Maarten: En in het oordeel zit een poging om eraan te ontkomen. Daar zit afscheiding in, want je wilt ergens anders naartoe. Je wilt naar een vollediger staat van zijn. Je wilt naar beter leven. Je wilt naar een betere relatie. Enfin, noem maar op.

Nico: Ja, volgens mij is de koan wat dat betreft niet meer dan een hulpmiddel om dat te doorzien, zoals er andere hulpmiddelen zijn zoals bijvoorbeeld vipassana. En als je zazen goed doet, laat die je een toestand ervaren waarin je niet meer oordeelt.

Maarten: En dat is eigenlijk omdat je ontspannen bent en in contact staat met je energie; er hoeft niks meer bereikt te worden. Er doen zich wel allerlei dingen voor, maar die constateer je alleen maar.

Nico: Bovendien geeft zazen je de gelegenheid om te zien dat er geen dingen zijn, geen gevoelens zijn, geen lijden, geen oorzaak van lijden, geen nirwana. In die diepe concentratie zie je dat het allemaal maar begrippen zijn, geen werkelijkheid.

Maarten: Daarom is zazen voor mij voldoende.

Nico: Ja. Maar weet je, Rinzai en Soto hebben een robbertje met elkaar gevochten over wat de beste methode was en het is interessant om te kijken naar de wederzijdse kritiek.
De Rinzaimensen zeiden over de Sotomethode dat het al gauw een beetje slap zitten werd. En de Sotomensen verweten Rinzai adepten dat ze zich ontzettend zaten in te spannen om maar verlicht te worden. Ik ben er zelf heel gelukkig mee dat die twee steeds meer bij elkaar komen, elkaar niet meer uitsluiten. Shikantaza, ‘alleen maar zitten’, is een kanjer van een koan, maar om in te zien dat het een koan is heeft de koanstudie mij geweldig geholpen.

Maarten: Ik zou willen zeggen dat shikantaza een uitdaging is, geen toestand om te bereiken maar een blijvende uitdaging van moment tot moment.

Nico: Rinzai en Soto zijn het erover eens dat shikantaza het uiteindelijke zazen, de uiteindelijke praktijk is, waarbij Rinzai zegt: je moet eerst maar eens koans doen en dan pas beginnen met shikantaza, en Soto zegt: je kunt niet vroeg genoeg met shikantaza beginnen en er niet lang genoeg mee doorgaan.

Maarten: Je zult altijd doorgaan. Je zou wel gek zijn dat niet te doen als je verlangen blijft roepen …

Nico: Ja, dat is zo.


naar boven