Jij bent de tijd

Toespraak oktober 2022
 > Archief Toespraken
Sterrelaan '95-'96 | 21 APRIL '96

Inleiding [download]

Zoals wij leven, leven we in de tijd, met een verleden, een nu, en een toekomst. En we beseffen niet dat de tijd een dimensie is van ons bewustzijn. Het is niet iets wat altijd zo is. Het is onze wijze van waarnemen, van ervaren die de tijd schept. Je hebt dat geleerd toen je geboren werd en langzamerhand opgroeide. Je bent vanuit het tijdloze, dat wat alles is. Geleidelijk aan leer je in de tijd te leven: al je gedachten, al je gevoelens, al je voornemens, al je idealen, je verdriet, je plezier – het is allemaal in de tijd.

Zo oud als de mensheid is, hebben we het vermoeden gehad dat dat niet helemaal alles is wat we zouden kunnen beseffen. En dat is eigenlijk de geschiedenis van de religies en van de meditatiesystemen. Zij houden zich daarmee bezig. Maar het belangrijke in die hele geschiedenis is dat je beseft wat de tijd is, dat je beseft dat jij dat bent; dat het niet de wereld is, dat het niet de schepping is, maar dat jij dat bent: jij bent de tijd. En tijd is alleen maar weg op het moment dat je volkomen aandacht hebt.
Volkomen aandacht betekent dat je niet, zoals je normaal bent, beseft dat je hier bent en dat je daar naartoe gaat. Je bent alleen maar in datgene waarin je in dat moment wilt zijn. En het is niet alleen een willen zijn, het is een totaal open zijn voor wat plaats heeft: je kunt aan je werk zijn, je kunt op vakantie zijn, je kunt thuis zijn, je kunt lopen, zitten, liggen, je kunt in slaap komen, je kunt wakker worden – het is altijd mogelijk om buiten de tijd te zijn.
Maar dat betekent dat je eerst heel helder moet beseffen wat die tijd is, en hoe jij die voortdurend schept. Je schept de tijd voortdurend: als je werkt, werk je ergens naartoe, en dat betekent dat je een hier hebt en een daar hebt, en die tijd daartussen is de tijd. Het is in alle handelingen, in redeneringen, in spreken, in alles: je gaat ergens naartoe, je bent nooit alleen maar in [het moment]. Je gaat ergens naartoe, en dat is tijd.

Ook in alle eeuwen die we achter ons hebben, hebben mensen zich afgevraagd of je je bewust kunt zijn van dat wat niet in de tijd is. Daar draaien alle vragen om naar wat de mens uiteindelijk zou zijn. Als we even vergeten dat er heel veel verhalen zijn over de hiërarchieën die er zijn, en afgeleiden daarvan. We bepalen ons tot dat merkwaardige verschijnsel dat we, vanaf het eerste moment dat we ons bewust zijn dat we op aarde zijn, we in de tijd zijn. En in de tijd zijn betekent dat er een ontstaan en een vergaan is, dat er een geboorte is en een dood: dat is de tijd. Maar wat datgene is wat aanleiding is tot de tijd, wat aanleiding is tot geboorte en dood, daar staan we nooit bij stil. We willen wel graag uit de tijd, uit dat gareel van verleden en toekomst, maar we beseffen niet dat wij de tijd scheppen – daar gaat het altijd om. Het is iets van je bewustzijn, het is niet iets buiten je, het wordt je niet aangedaan, maar het is iets van je zelf. Jij herschept – en dat merk je gewoon niet – voortdurend, van seconde tot seconde, in jezelf de wereld in de tijd. Je wilt ook van de tijd af, daarom ben je bang voor de dood. Je beseft niet: de tijd – dat bent jij.
Hoe kun je buiten de tijd komen? Dat is de vraag die duizenden jaren oud is. Soms is hij heel eenvoudig benaderd, soms heel ingewikkeld, maar dat is het draaipunt.
En ik heb het eigenlijk al een beetje aangeduid: de tijd is er niet op het moment dat je totaal ergens in bent. Want als je totaal ergens in bent, is er niet iets waar je naartoe gaat. Je bent alleen hier en er voltrekt zich iets, er gebeurt iets, maar je brengt geen maatstrepen aan – wat je anders altijd doet. Want je gaat ergens naartoe, je wilt iets volbrengen, al is het heel eenvoudig. Het kan ook heel ingewikkeld zijn. Hoe ingewikkelder het is, hoe moeilijker het is om te beseffen dat je in de tijd bent. Hoe eenvoudiger het is, hoe makkelijker het is om te beseffen hoe jij tijd schept. Dan ben je dus niet helemaal bij dat wat je doet en bij jezelf.
Wat heel belangrijk is, is dat deze gedachte je voortdurend vergezelt, zodat je geneigd bent om steeds meer alleen maar dat te doen en niet de toekomst te scheppen, het resultaat – dat is de toekomst – open te laten, alleen maar erin te zijn, en verder niets. En wat er van komt, dat weet je niet. Dat is heel vreemd voor ons, want wij denken heel goed te weten wat er komt. Dat is wat we graag willen of wat we niet willen, maar er komt wat. En we zouden ons waarschijnlijk ontredderd voelen als we niet wisten waar we naartoe gaan.
Ik heb het over hele simpele dingen. Dat is ons dagelijks leven. We gaan altijd ergens naartoe. We zijn eigenlijk al ergens terwijl we nog hier zijn. En nu praat ik alweer in de tijd, dat merk je wel. Maar zo is ons leven. En doordat we altijd daar zijn waar we nog niet zijn, scheppen we tijd, scheppen we die afstand.

Dus de vraag is kun je dat beoefenen. Kun je beoefenen om alleen maar open te zijn voor wat er is, en je geen gedachte te vormen over waar je naartoe gaat. Het is zo bij ons ingegroeid, dat we het ons helemaal niet voor kunnen stellen, iets doen zonder meer en eigenlijk over te laten wat er gebeurt. Alleen dan ervaren we helemaal, terwijl we normaal, zoals we zijn, alleen maar datgene ervaren wat we denken dat voor ons van belang zal zijn, en ook dat is onbewust.
Ik probeer het zo simpel mogelijk te houden, maar je kunt het niet pakken, omdat je zo gewend bent om altijd tijd te scheppen. Om dus eigenlijk altijd in het wordende te zijn en niet in het zijnde. Het zijnde heeft geen verleden en geen toekomst, het is. En toch, in dat zijn gebeurt voortdurend. In dat zijn wordt voortdurend geboren en gestorven. Maar dat is niet het zijn zelf. Het zijn zelf is datgene wat alleen maar is en van zich doet uitgaan en tot zich doet terugkeren. Maar nu ben ik al weer filosofisch. Misschien helpt dat een beetje, maar het gaat er eigenlijk alleen maar om dat je zo volledig doet of stil bent, dat er geen toekomst is, dat de toekomst zich vertoont, vanzelf, als wat nodig is.

Het overkomt ons allemaal op het moment van volledig liefhebben. Dan is er geen toekomst. Dat duurt meestal maar heel kort. Of als je iets doet wat zo allesbeheersend voor je is dat je alles vergeten bent, dat je dat alleen maar doet. En eigenlijk zijn in Zen alle ceremonieën, alle rituelen, alle oefeningen daarop gebaseerd, om je volledig alleen maar te laten zijn. En dat is natuurlijk in tegenspraak met alle oefeningen, want in oefeningen die ergens op gericht zijn, probeer je iets te bereiken.
Ik heb het al vaak gezegd: kun je zo oefenen dat je niet iets probeert te bereiken. En zie je het belang ervan in. Dat ligt eigenlijk aan de wortel: zie je het belang in van het buiten de tijd zijn. Zie je dat in. Of vind je dat iets moois, een mystieke staat. Want zolang we het belangrijk vinden iets te bereiken, zullen we chaos scheppen, zullen we niet volledig bij elkaar kunnen zijn, zullen we steeds moeten marchanderen, ons een klein beetje aanpassen, weer terug en een klein beetje aanpassen. Want in de tijd kun je nooit helemaal bij elkaar zijn. Dat is onmogelijk. Zo min als je bij iets anders kunt zijn, een boom, een dier, een plant, een ding, een situatie, daar kun je dan niet bij zijn, want voortdurend werkt dat mechanisme in je van waar het naartoe gaat.
Het is niet makkelijk om je daarvan bewust te worden. Het is niet makkelijk je bewust te worden hoe je eigenlijk nooit bij jezelf bent. Je bent altijd bij degene die al een verleden heeft en naar de toekomst wandelt.

Maar dit is de basis. Dit is de basis van het misverstand in ons leven. En wat we natuurlijk geprobeerd hebben – dat is ook duizenden jaren oud – is om zo met elkaar samen te leven dat we zo min mogelijk schade aanbrachten. En dat lukt soms. Als de economie goed is dan lukt dat. En als de economie slecht is, dan lukt het minder. En als er grote tekorten zijn dan hebben we oorlog. Maar dat is allemaal binnen dat kader van de tijd. Dat is allemaal binnen het kader van ontstaan en vergaan.
De eigenlijke vraag is: kun je dat wat buiten de tijd is beseffen, terwijl je in je lichaam leeft – want dat is natuurlijk een feit, jouw lichaam is geboren en het zal eens sterven. Kun je dat, terwijl je voortdurend tijd schept – en dat niet opmerkt. Kun je dat met dat gegeven wat wij ook wel ‘ego’ of ‘ik’ noemen, waar je niet uit kunt stappen. Want je kunt niet zeggen ‘daar stap ik dan maar uit’, want dat lichaam heb je, die gedachten zijn er, die gevoelens zijn er, die ervaringen die je hebt gehad zijn er, dat is er allemaal. Dat is dus de vraag.
Dat is een vraag die ook eeuwenoud is. Die vraag heeft een heel erg emotionele vorm genomen, die heeft ook een verstandelijke vorm genomen, en een mentale vorm. Die heeft vorm genomen in actieve doelsystemen, waarvan Zen één is. Maar het draait allemaal om dat ene merkwaardige iets, of wij als tijdelijke mensen – want we zijn tijdelijk zoals alles in de schepping tijdelijk is – het ontijdelijke kunnen beseffen. Want dan pas zijn we heel. Dat we op aarde kwamen is voortgekomen uit dat tijdloze beginsel. Kunnen wij dus, terwijl we in de tijd zijn, terwijl we voortdurend tijd scheppen, ons bewust zijn van dat andere wat buiten de tijd is. Dat is eigenlijk waar het om gaat.

Als je dat beseft, kun je anders oefenen, kun je gaan beseffen dat je in de oefening zelf ook alweer tijd aanbrengt, terwijl je juist die oefening doet om buiten de tijd te raken. Want dat doe je. Als je een oefening doet wil je wat bereiken. Dat is dus in de tijd. Dus het gaat eigenlijk om die intensiteit, die niet meer iets in het vooruitzicht stelt wat te bereiken is, waar je alleen maar registreert – dat is het beste woord wat ik ervoor kan vinden – registreert wat er voortdurend gebeurt. En daaraan niet stuurt, want sturen is weer in de tijd. Dus waarin je registreert wat er gebeurt en niets meer.
Dat hoeft natuurlijk niet alleen maar op je bankje te zijn of bij kinhin. Dat kan de hele dag door. Het enige wat nodig is, is dat je beseft waar het om gaat. Dat je beseft dat jij de tijd bent – de tijd is niet buiten je, die is in je, die ben je, dat is jouw bewustzijn, dat is de tijd. En alleen maar als je én in de tijd bent – want dat is je lichaam, dat is je leven, dat is alles – en tegelijkertijd beseft dat je ook dat tijdloze bent. Dat is het eigenlijk. En dat je daar dus niet meer een scheiding tussen aanbrengt. Dat je niet het ene heilig vindt en het andere onheilig. Want dat is namelijk het wonder, dat in alles waar wij tijd in brengen, ook het tijdloze is. In die stoel, in mijn kleren, in alles.

Kun je dat voor jezelf gaan beseffen, zodat de scheidslijnen in jou in ieder geval wegvallen en je in je hele leven gaat opmerken wat je aldoor doet. Hoe je aldoor de tijd, en daarmee dus de hele maatschappij en de hele samenleving en alle wetten, in stand houdt. En tevens beseft dat je daardoor afgescheiden bent en als afgescheidene natuurlijk niet volkomen met een ander kunt zijn. Dat is per definitie zo. En dat je dat dus alleen maar door steeds dieper te beseffen misschien ooit ongedaan kunt maken.
En dat ongedaan maken is dus niet voor alle tijden, want het is je bewustzijn. En als je het vanuit de evolutie bekijkt, is je bewustzijn nog zo in opbouw, dat houdt dat niet vol. Dat valt terug in de tijd. Maar je houdt voortdurend de mogelijkheid open dat je niet in de tijd bent. Terwijl je instrument, je lichaam, je denken-voelen tegelijkertijd in de tijd is. En je keurt dat niet af, je vindt dat niet slecht, want zo ben je geworden, zo ben je. Maar je laat die andere mogelijkheid binnen jezelf bestaan.


naar boven

Afbeelding bovenaan: 
Hanna Mobach, ‘Bootjes’ in Hospice Veerhuis, 2012. 
Laat je maar gaan, de stroom trekt,
vergeet de zwaarte,
vergeet het bekende,
en dans weg in de stroom,
water in water.
Motto in Maartens boek ‘Zen; notities onderweg