De levensvraag

Sterrelaan '95-'96 | 19 MEI '96

Inleiding [download]

De wereld die wij kennen is vol van conflicten, moeilijkheden, afgewisseld met tijden dat het prettig gaat, dat de dingen goed gaan. Maar het overgrote deel wat we kunnen opmerken is in disorde, verstaat elkaar niet, probeert het wel, maar het lukt niet erg. En je vraagt je af, en dat is een vraag die voor mij heel, heel oud is, is dat nou alles? Is dat nou hetgeen waar wij mensen het gebracht hebben? En als die vraag een echte vraag voor je is, verandert dat je leven al gedeeltelijk. Je krijgt geen antwoord, maar je aandacht is ergens anders. Je aandacht is niet meer bij het zogenaamde oplossen van wat zich voordoet, maar het is een vraag die reikt naar iets wat je niet beseffen kunt. Het is iets wat er wel is, maar tegelijkertijd ontsnapt het aan elke voorstelling die je je maken kunt.

Als het lang genoeg duurt, dan begint het leven opnieuw een ander gezicht voor je te krijgen. Je gaat opmerken in hoe er in bijna alle dingen die je doet en waar je naar reikt, die je graag wilt doen, waarvan je hoopt dat ze zich nog eens zullen voltrekken, dat daar een soort van herhaling in is. Je gaat je realiseren dat bijna alles wat je tegenkomt in dit leven er al eens een keer geweest is. Niet in deze vorm, maar iets ervan is er al geweest.
Dat is een hele vreemde ervaring, als je heel goed weet dat je aan de ene kant iets voor het eerst meemaakt in dit leven, en tegelijkertijd het gevoel hebt ‘ik ken dat al’. Je ontmoet iemand waarvan je heel veel gaat houden en dat neemt je eigenlijk helemaal in beslag. En tegelijkertijd heb je het gevoel ‘dat was er al eens een keer’. Ja, niet met deze mens, maar het was er al eens een keer, de situatie waarin je jezelf vergeten bent en een ander de hele wereld voor je is.

Zo blijft dat merkwaardige gevoel je vergezellen. En elk moment dat je niet heel erg ergens mee bezig bent, dat je niet verdronken bent in wat er gebeurt in je gevoel of in je denken, wordt er eigenlijk aan je getrokken. Er is een soort van herinnering die sterker wordt in je. En uit dat gevoel ga je anders tegen de dingen aankijken. Je krijgt het vermoeden dat wat je nu beleeft, telkens weer, dat dat eigenlijk een kans voor je is om het totaal van de ervaring te gaan beseffen. Dat het dus niet alleen maar is wat zich op dit moment aan je voordoet, maar dat het je tevens herinnert aan een eindeloze reis door de tijd. Het zijn hele verwarde, nauwelijks verstaanbare stemmen, die je vertellen van de oneindig vele keren dat je zoiets als je nu beleeft al beleefd hebt. Het heeft geen situatie, het heeft geen vorm op de manier die we gewend zijn. Het zijn dus geen avonturen van vroeger. Maar het is iets wat maakt dat je doorgaat op een andere manier. En je begint je steeds meer af te vragen: ‘wat is nu eigenlijk de zin van wat ik nu beleef’. En tegelijkertijd heb je het gevoel: ‘het is niet datgene wat ik er altijd in gezien en gevoeld heb’.

En je gaat iets anders merken. Je gaat ook merken dat die merkwaardige motivatie die je hebt om altijd maar door te gaan, om altijd maar weer nieuwe dingen te ondernemen, die altijd weer naar nieuwe mensen, naar nieuwe situaties, naar nieuwe relaties grijpt, ook als je het niet kunt, ook als het onmogelijk lijkt, dat dat eigenlijk, zonder dat je er iets aan doet, terugtreedt. En je gaat je inderdaad afvragen, is wat ik graag zou willen, echt wat ik graag zou willen, is dat nu echt datgene waar ik op uit ben, of kijk ik op een veel te klein bestek. Is mijn perspectief te klein. Besef ik eigenlijk alleen maar die ik nu ben, in dit leven en mis ik het contact met datgene wat de aanleiding ertoe is dat ik er nu ben. Zijn dat al die stemmen die ik niet kan verstaan. Is het dat merkwaardige vermoeden dat ik een uiting ben van iets heel, heel ouds. Iets wat ik me onmogelijk herinneren kan. Wat ik alleen kan vermoeden uit de verslagen van de evolutie. En wat ben ik eigenlijk. Wie ben ik eigenlijk.

Je krijgt daar geen antwoord op, maar je aandacht is verschoven. Je ziet heel goed dat de dingen waar je in dit leven voor staat, dat je die doen moet. Natuurlijk, dat is duidelijk. Maar ze hebben geen erin geplante belofte meer. De ingeplante belofte van vooruitgang, van dat het ooit goed zal worden, of, en dat is de andere kant, dat we naar een catastrofe toe wandelen. Al die gedachten, al die gevoelens beginnen te verdwijnen. En nog iets later besef je dat je eigenlijk voor maar één ding staat, en dat is dat je je herinnert wie je eigenlijk bent. Dat wil zeggen waarvan jij eigenlijk een uiting bent. Je gaat dus beseffen dat je een uiting bent. Dat je niet alleen maar bent wat je aan jezelf ervaren hebt, je hele leven lang, maar dat je een uiting bent, een uiting van iets wat je niet kent. Iets wat maakt dat je geboren werd, dat je een lichaam hebt, het bloed klopt, de adem gaat, en dat jij daar helemaal niets aan gedaan hebt, absoluut niets. En ook als het ophoudt heb jij dat niet gedaan.
Het gebeurt dus vanuit ergens anders. En dat ergens anders ben je hartstikke vergeten. Alleen als je doodgaat of denkt dood te gaan, dan besef je dat opeens en ben je er meestal boos over. Dan wil je het verlengen, dan wil je het bekende verlengen. Het leven wat je kent wil je verlengen. En dan heb je van dat geschenk, want dat je geboren bent is een geschenk, niet eens genoten. Je hebt daar je doelen nagejaagd, je hebt daar je relaties aangegaan. En al die tijd ben je je niet bewust geweest wie diegene is die dat alles ondergaat.

Als je zover bent, dat dat je duidelijk is, dat het je duidelijk is waarom je hier bent, namelijk om je bewust te worden wie je bent, om je bewust te worden van waaruit je komt, en dat je daarvan een uiting bent, dan verandert je leven heel fundamenteel. Je gaat beseffen dat alles waar je, soms heimelijk, soms openlijk zo trots op bent, dat je dat gekregen hebt, dat dat niet jouw prestatie is. Dat je toevallig dat gedaan hebt waardoor dat tot bloei kon komen, zonder te beseffen dat door jou heen iets werkt wat je met je denken-voelen niet kunt begrijpen. Je kunt alleen gaan zien hoe voorlopig je bezig bent. En dat is een grote verlichting. Dat is een grote last die van je afvalt.

Als je gaat beseffen dat het eigenlijke nog gebeuren moet, dan worden alle dingen die je doen moet, en die zijn er, dat zijn er heel veel, lichter, want je stopt er geen idealen en ideeën in. Je hebt niet meer het gevoel dat je slecht of goed bedeeld bent. Je hebt het gevoel: ‘nu gaat het pas beginnen, ik ben een uiting van iets wat ik nooit helemaal kan beseffen, ik kan alleen proberen ernaar te luisteren’.
En het komt natuurlijk niet in je boven op momenten dat het je geweldig goed gaat of dat het je geweldig slecht gaat. Het komt op in die momenten dat je jezelf even vergeet. Dan draait het leven nog eens een slag om. Dan ga je beseffen dat wat je deed op een veel te korte baan was. Dat het op de baan was van de maakbare wereld. De wereld waarvan we nog vandaag de dag het gevoel hebben dat we die kunnen maken. Terwijl in werkelijkheid wat we doen, alleen mogelijk is bij de gratie van datgene wat we vergeten zijn. Bij de gratie van dat wat telkens heel even in je opduikt en dan, omdat je zo vreselijk bezig bent, zich weer terugtrekt.

Het gaat er dus eigenlijk om die momenten dat je even herinnerd wordt aan iets wat schijnbaar helemaal niets met jouw leven te maken heeft, om die momenten te beschermen. Om je daar totaal aan te geven. Om te kunnen luisteren. En dat blijkt heel moeilijk te zijn, omdat je altijd bezig bent. Dat is de eigenschap, dat is het kenmerk van het ik, van het denken-voelen. Dat kan niet stil zijn. Zelfs als je op een bepaald moment stil wordt, is dat van de andere kant, is dat van het eigenlijke waarvan jij een uiting bent. Dus het heeft alle belang, het is zo belangrijk dat je die momenten als je niet blij bent en niet ongelukkig, dat zich niets voordoet, dat je die beschermt, voor jezelf, voor dat hongerige dier wat altijd doorgaat te veroveren, tot zich te nemen, te verzamelen, af en toe iets weg te geven. Maar als je iets weggeeft, helemaal weggeeft, helemaal echt, dan is het alweer niet van dat hongerige dier, dan is het van dat andere.

Dat je dat geleidelijk aan een steeds grotere plaats in je leven laat innemen. Dat kun je niet plannen, daar kun je niet voor oefenen. Dat kan niet. Dat kan alleen maar groeien door je aandacht, doordat je er aandacht aan geeft. Zodat je van jezelf gaat opmerken hoe je leeft, hoe je de dingen behandelt, die zogenaamde levenloze dingen in je leven, hoe je daarmee omgaat, wat dat voor die dingen betekent. En dat geldt natuurlijk ook voor de mensen om je heen, de planten en de dieren, wat het voor hen betekent. En misschien zul je dat nooit weten, zul je daar nooit helemaal zo in kunnen gaan dat je beseft wat het voor een plant, voor een dier, voor een ding is om door jou gebruikt te worden. Maar het is wel nodig dat je die houding geleidelijk aan in jezelf laat groeien. Dat kun je niet willen, dat kan alleen maar in je groeien als je daar de tijd voor neemt. Dat is het enige positieve wat mogelijk is: er de tijd voor nemen.

En dat geldt ook voor je lichaam. Dat je ook voor je lichaam de tijd neemt. Dat je je lichaam tot je laat spreken op momenten dat het je aandacht niet vraagt. Want als je ziek bent, als je pijn hebt, als je honger hebt, natuurlijk, dan vraagt je lichaam om aandacht. Maar op de momenten dat het niet om aandacht vraagt, dat je je bewust gaat worden van je adem, van alles wat daarbij hoort. Dat dat niet een stukje is wat je zo plotseling in je leven inpast, maar dat het iets is wat heel wezenlijk voor je is, waar omheen je leven zich kan bewegen, zodat je inderdaad wel in de wereld bent, maar niet van de wereld. En dat is heel nodig. Want zolang we alleen maar in de wereld zijn, zullen we elkaar altijd op een of andere manier heel subtiel of heel grof en bruut naar het leven staan. Omdat onze afgescheiden, kleine noodzakelijkheden onvermijdelijk in strijd zijn met die van een ander. Als je niet vanuit dat grote geheel als uiting hier in het leven staat, dan zul je ongewild schade doen.

Zo is de stand van zaken. Zo is de wereld vanaf het moment dat wij als bewustzijn afgescheiden raakten omdat we ons meer bewust werden van onszelf als afgescheiden zelfstandigen. Zo lang is dat aan de gang. Dat is niet al duizenden jaren, maar veel en veel langer. En het merkwaardige is, en dat is een wonder, dat wij allemaal dat kunnen doorbreken. We kunnen ons allemaal bewust worden van die grote beweging. We kunnen ons door die grote beweging laten meenemen en daardoor opnieuw onschuldig worden. En dat is nodig. Het is nodig dat we van daaruit hier zijn. En dat we van daaruit met elkaar hier zijn. Dan kunnen we elkaar tot hulp zijn. Want in wezen is hèt grote probleem het fundamentele probleem voor ons allemaal eender. Het fundamentele probleem is eender. Alleen, ieder van ons, ook zoals we hier in de zaal zitten, voelt het net iets anders. En dat is prima. Als het maar teruggaat op dat ene, op dat onzichtbare van waaruit we zijn en waartoe we weer terugkeren om opnieuw te beginnen. En belangrijk is alleen dat dit besef doordringt, dat we niet in avonturen blijven steken, in situaties, maar dat we gaan beseffen waarvoor we hier zijn. En echt, dat verandert je leven totaal.


naar boven

<< Terug | Eind