De val uit het lichtend weefsel

Sterrelaan '91-'92 | 25 JANUARI '92
HANNA MOBACH, Ontwerp voor ‘Jacob’s droom’ (Maarten als Jacob), 1979 [1]

Inleiding [download]

Ik wilde proberen om jullie deel te laten hebben aan iets wat telkens in mijn leven zich in meer of minder versluierde vorm heeft voorgedaan, maar wat in de loop van mijn leven geleidelijk aan duidelijker is geworden. En wat misschien een hulp is om te beseffen hoe dat leven dat wij leven, ingebed is in een veel groter gebeuren dan we normaal waarnemen.

Ik droomde dat ik naar beneden viel. En dat duurde heel lang. En naarmate ik verder naar beneden kwam, kwam er een geweldige druk op me. Iets wat me heel erg samendrukte, zodat toen ik eindelijk op de bodem was, ik het gevoel had dat ik niet veel meer was dan een aanwezigheid die niets kon bevatten. Ik kwam op een bodem terecht die zacht was en tegelijk ook hard. En de natuur om me heen was tegelijk in groei, maar ook in afsterven. Terwijl de dieren zich vermenigvuldigden en stierven. Alleen in een droom kan dat tegelijkertijd plaatshebben.

Natuurlijk kwam er een vraag in me op wat dit eigenlijk betekende. Ik keek omhoog en ik zag daar waar anders de hemel is, een lichtend weefsel van organismen die heel zacht ademend bewogen, allemaal in voeling met elkaar. Totdat er op een bepaald moment bepaalde organismen waren die sneller gingen bewegen en die door die snellere beweging ook losraakten van het grote weefsel. Ik besefte toen dat dat het moment is dat, zoals wij zeggen, een mens geboren wordt. En die organismen die sneller gingen bewegen, ontwikkelden ook een huid. Een huid die gedeeltelijk doordringbaar en gedeeltelijk ondoordringbaar was, maar echt een afsluiting was.
Ik had tegelijkertijd een heel verdrietig gevoel, een gevoel dat hier iets gebeurde wat grote moeilijkheden zou veroorzaken.

En ik zag dat er op de bodem waar ik ook was, mensen liepen die ik kende. Ze liepen in verschillende richtingen. Soms waren er mensen die in dezelfde richting liepen en die op die manier dus iets met elkaar te maken hadden. Maar je zag ook dat die richtingen weer uiteen gingen en dan zag je aan de gezichten dat die mensen niet begrepen eigenlijk wat er gebeurde. Ze hadden een poos lang in dezelfde richting gelopen en het gevoel gehad dat ze iets met elkaar te maken hadden. En toen bogen die richtingen af en hadden ze een vervreemdend gevoel, dat kon je zien. En toch begrepen ze niet wat er aan de hand was.

Omdat ik die droom al zo vaak gedroomd heb, in verschillende fasen van mijn leven, begreep ik wel wat dat was. Maar eigenlijk wachtte ik nog op iets anders – dat is ook iets wat je eigenlijk alleen maar in een droom hebt. En daarvoor keek ik weer omhoog. Toen zag ik dat inderdaad die organismen die sneller waren gaan bewegen, langzaam weer terug gingen naar het oude ritme – ik zou haast zeggen het kosmische ritme. En ze verloren hun huid. De huid zakte omlaag, het was een grijs vlies. En geleidelijk aan werden ze weer opgenomen en kregen ze ook weer voeling met al het andere in het weefsel. En ik begreep dat dat dus weer het sterven van een mens was.

Toen ik dat zo zag gebeuren, voelde dat eigenlijk heel bevrijdend. Dat plotseling duidelijk werd wat er aldoor maar gebeurt. Iets waar wij helemaal niet bij kunnen. Dat totaal anders is dan alles wat we in ons leven kennen, ons leven waar we dingen maken, dingen volbrengen, dingen kunnen, ook dingen laten liggen. Maar het is allemaal binnen het door ons bepaalde en door ons begrepene.

Dat hele schouwspel wat me getoond werd gaf aan dat, wat wij het leven noemen, een ontwikkeling is in een veel grotere ontwikkeling. En dat het misschien het belangrijkste is dat je in die kleine ontwikkeling van je leven, de grote ontwikkeling integreert. En dat daarmee dan tevens die zogenaamde onoverkomelijke scheiding, teniet gedaan wordt door dit te beseffen.
Zodat je ieder moment van je leven beseft dat je aan de ene kant in dit leven bent, een leven waarin je alle dingen doet die je kent, waarin je kennis opdoet, groeit in ervaringen en je veld van waarneming, als het goed is, uitbreidt – en dat je je daarmee tegelijkertijd afscheidt van het kosmische gegeven, waar je eigenlijk geen moment uit weg bent. En als je niet beseft dat je tegelijkertijd het grote bent, dat je dan noodzakelijkerwijs strijd, agressie en onbegrip veroorzaakt, ongewild en onbewust.

Maar als je je bewust wordt van die grote beweging, waar je eigenlijk in de grond van de zaak nooit uit bent, maar waaruit je je losmaakt als het ware op het moment van de geboorte, waar je dan hier je leven leeft – en dat geldt dus voor alle mensen – dat je dan iets doet – en dat is onbewust en dat is dus geen zonde – maar dat je dan iets doet wat tegen de grote kosmische beweging in is. Totdat je je er bewust van wordt. En op het moment dat je je er bewust van wordt – en dat kan dus zijn voordat je zoals het gegeven is weer sterft – als je je daarvan bewust wordt in dit leven, dan verandert je leven. Dan verandert je leven fundamenteel. Dan besef je dat het eigenlijk een heel andere betekenis heeft. Dat het de betekenis heeft van bewustworden. Niet van het maken van dingen, niet van het bereiken van iets. En die bewustwording heeft natuurlijk plaats doordat je doet, doordat je leeft, doordat je lijdt, doordat je blij bent. Natuurlijk, dat weet ik wel. Maar toch, het is een ander gevoel, het is een ander uitgangspunt.

Je gaat merken dat het dus dan heel belangrijk is om iets volledig te doen. Want bewustwording heeft te maken met volledigheid. Elk voornemen in die optiek moet dan volbracht worden. Je wordt dus voorzichtig met je voornemens, want je beseft dat het gaat om bewustworden. In alles. En dus ook bewustwording van wat dood is. En dat is niet alleen dat einde van ieder van ons individueel, maar dat is het principe van het sterven, het principe van het verenigen eigenlijk. Dood is eigenlijk weer verenigen. Is eigenlijk weer thuiskomen. En geboorte is afscheid nemen voorlopig van de kosmische omvangenheid, om dus op eigen kracht verder te gaan. Maar als dat verder gaan dus tegen die grote kosmische beweging is, dan veroorzaakt ze schade. En dat wil uitsluitend zeggen dat je op dat moment geen besef hebt van waar je vandaan komt en waar je weer naartoe gaat. En dat is blijkbaar, als we zo in de geschiedenis kijken, is dat blijkbaar heel moeilijk voor de mens. De mens is altijd weer verdronken – zou ik haast willen zeggen – in dat leven wat hij naar zijn gevoel zelf maakt, wat natuurlijk niet waar is.

Voor mijn gevoel is meditatie dat je je bewust wordt van die nooit eindigende wisselwerking tussen het kosmische en het individuele. Dat je altijd weer bewust bent waar je vandaan komt en waar je naartoe gaat. En dat is los van wat je hier in het leven gaat doen. Dat mag allerlei zijn. Dat je aan de ene kant beseft dat het dus noodzakelijk is dat je je afscheidt, want dat daarin juist bewustwording kan plaatshebben. En aan de andere kant dat je dus nooit los bent van het gegeven.

Voor mensen die de onzienlijke kant van de zwangerschap bestuderen, is het mooi om te zien dat die overgang – in mijn droom tussen die snelle beweging van losmaking, en de kosmische beweging waarin alle organismen in voeling waren – zich voltrekt in de negen maanden van het kosmische vormgevingsproces naar het meer individuele vormgevingsproces. Dat zorgt dat in een mens in het laatste stuk – het is gelukkig maar een klein stuk, anders zou hij nóg meer schade aanrichten – zich juist dat merkwaardige voltrekt dat maakt dat de ene mens net anders is dan de andere. Maar de vormkrachten – het grootste gedeelte – zijn kosmisch, dat kun je ook zien.
Dat is eigenlijk heel ontroerend: op het moment dat de zwangerschap indaalt en vormkrachten plaatshebben, wordt daar eigenlijk heel langzaam die zelfstandigheid voorbereid die, met besef van het totaal, opnieuw een kans krijgt dieper door te dringen in het geweldige gegeven van de mens op weg naar zichzelf.

naar boven

Gesprek (fragment)

– A.: Is het noodzakelijk voor de bewustwording dat een wezen als de mens afgescheiden is, en wordt, van het grote kosmische weefsel.

– Maarten: Ja.

– A.: Is er geen andere manier binnen het weefsel.

– Maarten: Je kunt alleen zeggen aan de hand van wat je kunt zien uit de geschiedenis, dat dat een mogelijkheid is die benut is. Ik weet niet of je je zou in kunnen denken dat een andere manier mogelijk is. Maar als je de verslagen leest van mensen die gestorven zijn en zich daar niet bewust van zijn, dan lees je altijd weer dat ze aanlopen tegen het gegeven dat als je ergens aan denkt, je er tegelijkertijd bent. Terwijl wij een lichaam hebben. Als jij er bijvoorbeeld aan denkt dat je thuis iets vergeten hebt, dan blijf je toch hier zitten. Dus je hebt een bepaalde weerstand te overwinnen om thuis te komen. Maar dat geeft je tevens de gelegenheid om je bewust te worden. Kijk, het is anders zo snel dat je geen weerstand hebt, zal ik maar zeggen. Bewustwording groeit toch doordat je weerstand hebt. Het zensysteem heeft dat in extenso doorgevoerd door een geweldige weerstand op te roepen, waardoor je eigenlijk gedwongen wordt om je bewust te worden. Een van de dingen is het lange zitten, dat is om een geweldige weerstand op te roepen.
Maar het is inderdaad een vraag waar ik heel vaak voor mezelf nog mee gezeten heb: waarom is het noodzakelijk dat die afscheiding plaatsheeft. Want dat is eigenlijk jouw vraag.

– A.: Ja, daar zit iets absurds in. Je richt veel schade aan door die afscheiding. En waarom is het noodzakelijk om juist weer niet afgescheiden te worden?

– Maarten: Om je bewust te worden van wat dat hele proces eigenlijk is.

– A.: In de oude mythologie wordt dan gezegd dat de mens een geschenk heeft gehad van de goden, waardoor hij eigenlijk zelf ook weer god kan worden. En daar hoort dan een proces bij. Maar er zit voor ons denken geen logica in.

– Maarten: Ik heb die vraag wel eens heel direct gekregen in een groep: waarom is een mens dat bewustzijn niet gegeven dat hij én hier is én tegelijk wat anders is, om zo te zeggen. Maar je kunt het natuurlijk wel een klein beetje zien. Een pasgeboren kind is eigenlijk nog helemaal kosmisch, maar het is dan nog niet terecht in deze wereld. En dat is de hele vraag aldoor: kun je je terecht vinden met het besef dat je niet afgesloten bent, dat het niet alleen deze wereld is, dat de wereld een oefenterrein is. Kun je dat besef meenemen? Daar gaat het eigenlijk om.


– B.: Eigenlijk staat alles in wezen met elkaar in verband in het lichtende weefsel.

– Maarten: Ja. Maar waar het ons als individu om gaat, is dat we ons daar niet bewust van zijn. Dat is het juist. Natuurlijk, als je een moment van helderheid hebt, dan is het je volmaakt duidelijk. Maar je weet ook dat je eruit valt en helemaal opgaat in dat wat er voorligt. En dan kom je natuurlijk, dat weten jullie allemaal wel, voor een wezenlijk obstakel te staan, dat je bewustzijn van dat je tegelijkertijd afgescheiden bent en tegelijkertijd niet, bij een dieper gaande bewustwording je wijze van leven inderdaad fundamenteel kan veranderen. Want je gaat tijd vrijmaken om je bewustzijn een kans te geven. En dan gebeurt het, wat ik heel belangrijk vind, niet uit een discipline, maar vanuit een besef dat het nodig is. Want dat de kloosters er moesten zijn – ik heb het nu dan over de zen kloosters – dat komt toch omdat wij dat besef niet hebben, dat we ons leven niet vol kunnen stouwen en dan verwachten dat we ons bewust kunnen zijn. Want ja, zo is ons bewustzijn niet ingesteld.

– C.: Het klinkt haast of het concurrerende grootheden zijn.

– Maarten: Nou, ze zijn concurrerend in de zin van dat jouw bewustzijn, en mijn bewustzijn, zo duidelijk toegespitst is op die puntactiviteit, dat wij heel moeilijk een bandconcentratie kunnen hebben, waarin alles tegelijkertijd aanwezig is. En ze zijn dus concurrerend vanwege het feit dat ons bewustzijn werkt zoals het werkt.


– A.: Bij je afscheiding hoort een ‘ik’.

– Maarten: Dat is een gevolg van die afscheiding.

– A.: Dus zou je kunnen zeggen dat bij dat terugkomen in het grote kosmische weefsel het ‘ik’ zich ook oplost? Wat wij nog steeds heel sterk voelen als iets persoonlijks, dat lost zich op den duur eigenlijk volledig op.

– Maarten: Ja.

– A.: Dat vind ik eigenlijk heel moeilijk om te verwerken.

– Maarten: Nou, het lost zich op, behalve dat stukje waar het zich bewust is van zijn verbinding. Dat lost niet op.

– D.: Dus je raakt jezelf niet helemaal kwijt.

– Maarten: Nee, alle vaardigheden die we opgedaan hebben zullen we een volgende keer weer opnieuw moeten opbouwen, maar elk moment dat je je bewust bent van het totaal – waarbij dat ‘ik’ wel degelijk hoort – is dan ook opgenomen.
Dat heb ik nou niet verteld omdat ik het kort wilde houden, maar op een bepaald moment zie je dat die sneller bewegende organismen, die een huid hebben, om wat voor reden ook zich weer aan het kosmische ritme conformeren. En op dat moment hebben ze ook voeling. Dat is het moment dat bewaard blijft, want dat is het moment dat het weefsel en die afgescheidenheid één zijn en dat daar dus iets gebeurt in het totaal. Die momenten voegen dus toe aan de totale evolutie.

– A.: In dat beeld kun je je dus voorstellen dat die wezens die zich regelmatig afscheiden zich uiteindelijk niet meer afscheiden, omdat het niet meer nodig is.

– Maarten: Ja, en dat is dus als ze zich volledig bewust zijn geworden.

– A.: En in dat geval heeft het ‘ik’ ook geen realiteit meer.

– Maarten: Het heeft geen realiteit meer, behalve als instrument, als structuur die je in staat stelt om in de vormgegeven wereld dingen te doen. Want dat is natuurlijk de kant van het ‘ik’ die heel vaak even onder de tafel geschoven wordt. Het is ook een instrument met vaardigheden. En het zou natuurlijk onzin zijn om dat te verwerpen.

– A.: Maar daarmee geef je dus aan dat dat ‘ik’ toch iets eeuwigs is.

– Maarten: Zeker, ja natuurlijk. Maar het punt waar wij de mist ingaan is als dat ‘ik’ autonoom ook jouw koers en de inhoud van je leven gaat bepalen, in plaats van uitvoerend medium te zijn.

– A.: Toch zeggen de boeddhisten: op een gegeven moment is het ‘ik’ er helemaal niet meer.

– Maarten: Nee, precies, het is leuk dat je dat zegt. Maar wat bedoeld is, is dat het ‘ik’ ophoudt in de zin zoals wij hem op het ogenblik van onszelf beleven. Maar niet in de zin van een uitvoerend orgaan.


– C.: Je had het erover dat je door de weerstanden die je in de wereld tegenkomt bewust wordt. Maar als je dan blijft steken?

– Maarten: Het gebeurt natuurlijk wel dat je blijft steken. Maar op dat moment heb je je verkleind tot die ene inspanning. Want als het dan niet kan, ja, dan blijf je steken. Vanuit dat oogpunt is het eigenlijk ook heel tragisch dat wij het voelen als een falen of lukken. Zo is het eigenlijk niet. We vergeten namelijk één ding, dat er ook die samenstand is van allerlei factoren die absoluut niet door ons beïnvloed kan worden, die uiteindelijk bepaalt of iets wat jij in gang gezet hebt voleindigd kan worden. Maar als je je er bewust van bent dat jij iets probeert, maar dat je geen overzicht hebt en geen macht over het totaal van het gebeuren, dan ga je er op een heel andere manier op in.

En met het gevoel iets te doen, en tegelijkertijd te beseffen dat er omstandigheden zijn die het onmogelijk maken wordt je leven echt een heel stuk lichter.


– E.: Waarom is bewustwording noodzakelijk?

– Maarten: ja, dat is eigenlijk de vraag naar god. Ja. Ik denk dat althans ik er een ongelooflijke behoefte aan heb dat er een zin is, en dat beduidt bewustwording.

– E.: Dat er een zin in het leven is, bedoel je dat? En dat duid jij aan met ‘de zin van het leven is bewustwording’?

– Maarten: ik kan het nog anders zeggen. Voordat ik me bewust word waarom iets is als het is, kan ik het niet van harte doen. Dat is mijn hele leven zo geweest. Ik kan het doen omdat andere mensen zeggen dat het zo is en niet anders. Ik kan het doen omdat, nou ja, je kan allerlei redenen aanvoeren waarom ik het doe. Maar dat ik van harte het doe, kan alleen als ik, voor zover mijn bewustzijn reikt, kan beseffen waarom het zo is.

– E.: En dan valt voor jou de vraag weg, die voor mij altijd weer opduikt: wat maakt dat het zo nodig is dat we op deze manier bewust worden.

– Maarten: Daar krijg je geen antwoord op. Tenminste, ik krijg er geen antwoord op. Dat is een gegeven.

– E.: Maar het is ook niet een brandende vraag voor jou? In het grote geheel zie jij in je droom dat het zich afscheidt. Je ziet de huid zich dichten en je voelt het verdriet en je zegt dan: het is noodzakelijk voor de bewustwording.

– Maarten: Dat is het inderdaad dus. Ik heb die droom ook gehad.

– E.: Dat snap ik. Maar mijn kernvraag is dan: dit gebeurt, maar het had ook in het grote geheel kunnen blijven.

– Maarten: Maar als je die vraag stelt, krijg je geen antwoord. Je ziet bij een klein kind dat het nog helemaal opgenomen is, maar dan nog niet de mogelijkheid heeft om daaraan uiting te geven en om uitdrukking te zijn in de vorm van dat andere.

naar boven


[1] Reliëf in de kerkzaal van verpleeghuis ‘De Wijngaard’ in Bosch en Duin, 2x3m.
Het vertelt het verhaal van Jacob’s droom, waarbij engelen opstijgen en neerdalen langs een ladder die tot de hemel reikt. Grote vleugels verbeelden dit.