Het patroon van je leven

Sterrelaan '91-'92 | 23 NOVEMBER '91

Inleiding [download]

Soms overvalt het je dat je eigenlijk nog nooit geleefd hebt. Je gaat steeds van het ene moment naar het andere, vervult van iets. Soms ben je verdrietig, soms ben je blij, soms wil je iets graag, soms is er iets gebeurd. Het is klaar, en je maakt je op voor het volgende. De ene ervaring stapelt zich op de andere en je leeft van ervaring tot ervaring – en je beseft niet dat er iemand is die ervaart, dat er iemand is die blij is, die verdrietig is, die iets is.

Dat iets wat je bent, verschuift steeds. Dan zeg je: dat ben ik. En het volgende moment ben je iets anders. Dat meen je oprecht: dat ben ik, daar sta ik voor, dat wil ik. En je merkt niet hoe die verschuiving plaatsheeft. Vaak kom je langs dezelfde plaats – in je opzet, in je bedoeling, in wat je wilt, in waar je bang voor bent, in wat je heerlijk vindt. Je komt er steeds weer langs. En telkens is het net iets anders. En je beseft niet dat het hetzelfde is.

Het is maar zelden dat het je opvalt dat al de dingen die ik noemde zo gaan. En dat het al heel, héél lang zo gaat, je hele leven al. De ene ervaring op de andere ervaring op de andere ervaring… Uit al die ervaringen bij elkaar vormt zich een patroon, wat jij niet eens gewild noch ontworpen hebt, maar dat is ontstaan doordat je geleefd hebt. En, zeg je, dat patroon ben ik, altijd al – al die ervaringen die blijven komen en komen, en die allemaal een betekenis voor je hebben. En je merkt niet dat die betekenissen bepaald worden door dat patroon wat zich gevormd heeft.

Zo gaat dat steeds maar door. Totdat er iets gebeurt in je leven waardoor het niet meer door kan gaan. Dat kan van allerlei zijn, het hoeft niet altijd te zijn dat je dan sterven moet. Dat is wel het meest voorkomende bij ons, als je weet dat nu het moment is dat het op gaat houden. Maar het kan ook zo maar iets zijn, dat je plotseling beseft, ja, dat gebeurt dus aldoor, dat ik ervaar aldoor. En ik denk dat ik die ervaring ben, ja, dat ben ik, dat patroon van alle ervaringen bij elkaar. Je denkt het niet eens, het is zo. En vanuit dat ervaren van jezelf als dat patroon, sta je in het leven en doe je de dingen. Heb je je voor- en afkeuren en je strevingen. Maar vooral dat gevoel van, ja, dat ben ik…

Je bent natuurlijk nooit tevreden met dat wat je bent. Je moet iets anders zijn, je moet zijn zoals hij of zij. Of zoals het in de boeken staat of je geleerd is. Of zoals de psychologie het je uitlegt of een wijze het je vertelt. Dat is dus een conflict in een conflict.
Mensen zeggen wel eens: “Ja, dat is allemaal waar wat je zegt, maar er komt wel een moment in mijn leven dat ik daaraan toekom. Maar nu eerst nog even dit en dat, dat moet toch klaar…”
Dan beseffen de mensen niet dat ze iets onmogelijks zeggen, je kunt niet zeggen: ja, dat is wel zo, maar nog even… ‘Even’ kan veertig jaar duren of zeventig jaar. Terwijl je intussen niet beseft wat er plaats heeft.
Je beseft niet dat al die ervaringen, afgemaakte en niet afgemaakte, zich om iets heen gerangschikt hebben wat niets is, wat leeg is. Wat niets te maken heeft met al die eindeloze, eindeloze ervaringen, niets. Het is niets, het is leeg, het heeft geen richting. Het is niets – en toch is dat hetgene wat maakt dat je geboren wordt en dat je sterft. En dat al die ervaringen er zijn, niet alleen van jou, maar over de hele wereld, van alle mensen, van alle dieren, van alle planten, van alle mineralen. De hele schepping staat om iets wat schoon is, wat leeg is, wat geen enkele plaats heeft in deze volle wereld. Het is nergens én het is overal. En je kunt dat beseffen, zomaar, zonder dat je er iets voor doet.

Er zijn natuurlijk duizenden kanalen waardoor dit beseffen kan plaatshebben. Het kan in je lichaam plaatshebben. Het kan in je geest plaatshebben. En in al die gebieden daartussen, je voelen-denken. Maar je moet natuurlijk oppassen dat je het niet ergens aan vasthecht. Dat je niet zegt: je moet op je kussen zitten of yoga doen, of psychologie of filosofie of tai chi of massage. Dat zijn allemaal kanalen, maar het gaat erom dat je het beseft.
Óm te gaan beseffen, kun je niet iets doen wat ervaring brengt. Dat is toch duidelijk, ervaring is nu juist hetgene wat het belet. Het is niets. Het is leeg. Het heeft geen richting. En het is in alles wat je ervaart – als je beseft dat het daarin is. Niet in een speciale ervaring, in alle ervaring. En het is tegelijkertijd niet van die ervaring.

Dat is waar we altijd weer voor staan. Altijd weer. Alle kloosters, alle religies, houden zich ermee bezig, en het is in een vergeten moment dat je het beseft.
Dan kun je je natuurlijk afvragen of dat dan allemaal zinloos is. Al duizenden en duizenden jaren, is dat dan allemaal zinloos? Ik denk het niet. Ik denk dat het de poging is om er dichterbij te komen. En ik denk dat die poging heel belangrijk is. Als je dan maar niet die poging belangrijk vindt, want dan zit je vast. Als je kunt zien dat het nodig is, en tegelijkertijd onzin. Dat het niet gevangen kan worden, dat je niet kunt zeggen: dát! En tegelijkertijd beseft dat je iets moet doen. Daarvoor ben je op aarde, om iets te doen. En kun je dat doen, wat het ook is, en tegelijkertijd het vergankelijke erin beseffen. En in die paradox leven. Die paradox nooit af laten nemen. Dat je op elk moment dat je zegt ‘dat is het’, weet ‘nee, dat kan niet!’ En om jezelf kunt lachen. En tegelijkertijd zien dat leven betekent: doen, ervaren, gaan. Dat je dat niet kunt vermijden. Wat natuurlijk in de kloosters heel veel gebeurd is vermijden. En dat gaat niet, je kunt niet vermijden.

En dat je in het lawaai en de onenigheid en de strijd, in het verdriet, in de vreugde, in de extase, tévens dat hoort, voelt, beleeft, wat er niet van is – en dat het toch vult met zijn eigenlijke betekenis, die over de dood heen reikt. De dood die ook maar een maatstreep is die wij aanbrengen, voor ons gevoel. Dood is er natuurlijk. Maar wat wij onder de dood verstaan, dat gevoel voor de dood, dat is van ons, dat is een maatstreep in ons. Dat je dat bij elkaar kunt laten zijn. Dat je niets, helemaal totaal niets van jezelf ontkent. Dat je niet zegt: nee, nee, dat heb ik niet gedaan, dat hoort niet bij me… Dat je het allemaal kunt laten voor wat het is, en tegelijkertijd doen. Daar is geen conflict in. Het is.
Zodat je eindelijk ophoudt vanuit de ervaringen andere ervaringen te laten voortkomen. Dat ze op zichzelf kunnen zijn. Dat ze niet meer gestuurd worden. Dat ze zich aan je kunnen vertonen. Dat je geen strijd meer levert, op die plaats.
Dat is, denk ik, waar meditatie eigenlijk om gaat, waar het zich voortdurend omheen beweegt. Dat besef dat het gebeuren moet, maar dat het eigenlijk niet daarom gaat. En het moet toch gebeuren. En je probeert dat niet op een of andere manier met elkaar in overeenstemming te brengen. Dat kan niet, het is iets totaal verschillends. Maar als mens ben je van beide werkelijkheden.

naar boven

Gesprek (fragment)

A.: Vanmorgen heb je me er opmerkzaam op gemaakt dat wat ik ‘echt leven’ noem ook via ervaringen in contact staan is met iets wat daar niet van is.

Maarten: Je hebt dus het gevoel dat in alle ervaringen een element aanwezig is wat er tevens niet bij hoort. Waar het eigenlijk aldoor om gaat is: kun je echt in die paradox leven. Dat het én het een én het ander is. Wij zijn natuurlijk altijd geneigd te kiezen voor een van de twee, maar de andere kant is er ook. De hele mystieke literatuur zegt: dat andere, wat de mensen het leven noemen, is leeg. En dat is niet waar.

A.: Toen je zei: en die ervaringen zijn ook nodig, gaf me dat zo’n gevoel van ruimte.


B.: Wat mij steeds verontrust bij mezelf is dat conflict bij het punt waar de actie, de spontaniteit, ontstaat: het gevoel van ‘dit kan niet, dat mag niet’.

Maarten: Het is natuurlijk een heel ding als je gaat beseffen dat je direct al je motivatie van argumenten voorziet. Want dat is eigenlijk wat je bedoelt. Je leeft, je wilt iets doen, en je voorziet jouw motivatie om iets te doen van argumenten dat het goed is of niet goed is. Je argumenteert erover.
Waar het om gaat is dat je kunt constateren wat je aan het doen bent. En dat je het daarbij kunt laten. Dat je dus kunt constateren: ja, dat doe ik. Jij hebt nu bij jezelf geconstateerd dat je in de actie behoefte hebt om dat te stutten met argumenten.

B.: Het werkt ongeveer zo: ik zie dat ik op een scheepje stap, ik merk dat ik het gelijk aan de ketting leg, ik kijk snel om me heen, zie een ander scheepje en spring over. Het is wel bevredigend dat je in beweging blijft…

Maarten: Dat geeft heel leuk die andere kant aan van het hele proces, namelijk dat je wel steeds moet doen. Je kunt niet zeggen: ik trek me maar terug. Dat is wat steeds gebeurt in religieuze bewegingen. Zij zeggen: doen leidt tot ellende, dus gaan we maar niet doen. Maar dat is een conclusie van het denken.
Doen is noodzakelijk, anders had je niet geboren hoeven te worden. Beseffen kan alleen maar door doen. Dat is namelijk het gekke, alleen door te doen kun je beseffen. Daarin krijgt het doen zijn eigenlijke betekenis.

B.: Maar het voortdurend switchen, de onrust, zit in het je niet kunnen laten dragen door iets wat ontstaat vanuit dat punt.

Maarten: Dat je gedragen wordt door datgene wat ontstaat. Ja, dat is het inderdaad.


C.: Maar wat is dan het verschil tussen het doen en tot besef komen, en het doen en steeds verder ervan wegraken? Je kunt ook doen en steeds verder bij je bron vandaan raken.

Maarten: Dat is eigenlijk – en dat is het verraderlijke – steeds doen en alleen maar dat doen, dat versterkt zichzelf. Als je jezelf eenmaal tot een bepaalde actie verkleint, dan wordt het steeds duidelijker dat het dat alleen maar is. Dus hoe meer je je daarin vastlegt, hoe vanzelfsprekender het ook is dat dat het enige is.
En als je me nu vraagt: wanneer breekt plotseling dat besef er tussendoor – ja, dat weet ik niet, dat kan gebeuren. En dan kun je het ook weer kwijtraken. Maar als dat besef een keer doorbreekt dat je versmald bent in het alleen maar doen, dan ben je gewaarschuwd. En dan zie je ook aldoor gebeuren dat, als iemand dat gaat beseffen, dat hij dan zegt: nee, dat is het niet. En dan zit je weer aan de andere kant.

C.: Het heeft ook te maken met wat B. net zei, met het je eraan overgeven, het gewoon laten gebeuren. En ik merk zelf ook dat je heel gauw gaat oordelen, van: dat is het wel, dat is het niet.

Maarten: In de grond van de zaak, en dat is eigenlijk heel wonderlijk, moet het denken-voelen zichzelf voortdurend bevestigen. Op het moment dat het dat niet doet, voelt het zich verloren. En dat is wat B. bedoelt, dat je die voortdurende drang hebt om jezelf te bevestigen. En natuurlijk wil je dan het goede doen. Maar het zit eigenlijk veel eerder, het zit in het bevestigen. Je kunt het niet aan om niks te zijn – ‘niks’ is natuurlijk een misleidende uitdrukking – van alles wat je al weet, alles wat je al gedacht hebt, alles wat je geleefd hebt. Dat niet.

C.: Gewoon te zijn.

Maarten: Ja precies. Dan heeft het een andere plek gekregen.


B.: In de pauze hadden we een gesprek met elkaar en daarin was de conclusie dat alleen datgene wat in totale rust is een impuls kan doorgeven.

Maarten: Ja, en dan zit je natuurlijk ook met dat begrip ‘rust’. Wat wij hebben is waarschijnlijk geen rust. Ga maar eens bij jezelf na. Als je het woord ‘rust’ zegt, dan heb je daar al een denkbeeld over.

B.: Ja, dat kwam, ik vroeg me af wat ik eigenlijk doe door voortdurend met alle impulsen mee te gaan. Je identificeert je met de beweging, met de stroom, en je kunt niet aan de kant gaan zitten.

Maarten: Nee, je bent je niet bewust dat je in de stroom bent. Je bent de stroom, maar je bent je niet bewust dat er een stroom is, maar dat er ook een oever is.

C.: Dat er een oever is?

Maarten: Ja, zonder oever zou er alleen maar water zijn. En dan was er dus geen stroom. Die stroom komt op gang omdat de oevers de stroom zodanig vernauwen dat de beweging merkbaar wordt. Dat is allebei nodig.

B.: Toch is het vreemd dat je nauwelijks bereid bent om even stil te staan, om aan de kant te gaan zitten.

Maarten: Nou ja, je bent bezig. Dat kan niet voorkomen worden, dat is nodig om te gaan beseffen. En hoe meer je beseft, hoe makkelijker het wordt, denk ik, dat je vrijwillig en van ganser harte los kunt laten.
Jij constateert dan, als je aan de oever staat, dan stort je je toch weer in de stroom. Dat is dan zo. Maar als je beseft dat je dat aan het doen bent, verandert er iets. Misschien moet het nog tienduizend keer gebeuren, dat weet ik niet. Maar het kan alleen maar komen van dat steeds beseffen wat er gebeurt. Niet eens wat jij doet, maar wat er gebeurt.


D.: Wat noem jij precies ‘ervaring’?

Maarten: Ervaren is meemaken dat je er bent en dat er iets gebeurt. Aanwezig zijn in wat er gebeurt.
En daar is een heleboel aan toe te voegen: hoever gaat je bewustzijn van dat je er bent, dat je aanwezig bent en dat er wat gebeurt. Daar hebben we het vanmorgen eigenlijk over gehad. Hoever gaat dat? Beperkt dat zich alleen maar tot het moment zelf, zoals aanbevolen wordt. Of is dat moment eigenlijk een concentratie van veel meer. En waar ligt onze beperking daarin. Waarom maken we dat moment eigenlijk zo klein en voelen we het niet als een concentratiepunt, maar voelen we het als hét. En dat hét wordt dan steeds afgewisseld, dan dit moment, dan dat moment, dan dat… Afijn, dan krijg je dus die eindeloze verdeling.

D.: Daar ontkom je niet aan.

Maarten: Ik weet het niet. Je kunt alleen voelen dat het zich verwijden kan. Dat kun je voelen.

D.: Het probleem is misschien wel de mate waarin je iets wilt. Want daar gaat je vernauwing inzitten.

Maarten: Maar dat je iets wilt is al een gevolg van de vernauwing. Want anders – en dat is dan niet iets wat je je voorneemt – is er iets in je wat eigenlijk wacht op het moment dat er iets nodig is. In de hele samenstand voel je dan: oh het wil die kant uit – zal ik maar zeggen. Maar dan is het geen voornemen van jou om iets te doen.


B.: Ik vraag me concreet af: wat zit ik hier eigenlijk te doen als ik niet in staat ben om überhaupt in de ervaring die ruimte te brengen. Wat doe ik hier dan?

– Maarten: Maar daar zit eigenlijk al de gekkigheid, jij kunt geen ruimte aanbrengen. Nou heel concreet, je kunt alleen maar zitten puzzelen.

– B.: Dat klinkt sympathiek, maar wat bedoel je?

Maarten: Nou letterlijk, je vraagt je dit af. En meer kun je niet. Je kunt je niet iets gaan afvragen over het afvragen. Dus op het moment dat je je aan het afvragen bent, is dat alles. Als je er dan maar geen resultaat van verwacht, als je dan maar genoegen neemt met het je afvragen.
En dan is deze ochtend juist fantastisch, want nu ben je je aan het afvragen. Om een of andere onbekende reden zit je hier nu en ben je hiermee bezig. En dat is dus ongelooflijk zinvol. Als er maar niet iets achter zit, als je het nu bezig zijn niet ziet als een voorwaarde of een ingang tot iets anders, want dat andere is fantasie.


naar boven