Zonder keuze handelen

Sterrelaan '91-'92 | 21 MAART '92

Inleiding [download]

Vandaag wil ik de aandacht vestigen op het helder zijn en van daaruit handelen, waarbij er dus geen vragen, geen keuzen zijn. Dat is alleen maar mogelijk als het ‘ik’ bij de koers die je gaat volgen geen belang heeft.
En dat is onze moeilijkheid. Zodra wij voor een keuze komen, is het ‘ik’ ingeschakeld. Ook als je een intuïtie krijgt, is het het ‘ik’ die het vertaalt. En dat is een probleem, daar kom je niet tussenuit, je kunt daar geen slim maniertje voor vinden.

Het gaat hier om het meest vitale. Dat is dus dat je met een ‘ik’ – en dat hebben we allemaal – in staat zou kunnen zijn om te doen zonder belang van het ‘ik’. En dat gaat natuurlijk heel ver. In dat voorbeeld van Oscar [die als programmamaker rekening moet houden met de wensen van het publiek, red.] zou je bijna kunnen zeggen dat hij op dat moment alleen maar belang had bij een goede oplossing. Hij was er dus zelf niet bij in het geding. Ja, heel ver weg natuurlijk, maar zo ver weg dat het niet hinderde. Maar zodra het dichterbij komt – en dat komt het al heel gauw – dan zit je met het belang wat het ‘ik’ heeft. En je kunt je afvragen of je überhaupt leven kunt zonder het belang van het ‘ik’.

Ik denk dat de enige mogelijkheid is dat je heel duidelijk ziet voor jezelf dat het ‘ik’ belang heeft – al was het maar heel ver weg, dat is voor ons eigenlijk zo ver weg dat we dat niet meer beseffen – dat het wil blijven bestaan. Zodra je in meer kritieke omstandigheden komt, waar je leven bedreigd is, merk je dat. Dan weet je het heel goed, dan is het hij of ik die eraan gaat.
Dat is wat het voor ons ook moeilijk maakt, het belang van het ‘ik’ is in het algemeen al zo tevreden gesteld, dat het lijkt alsof het er niet is. Het lijkt alsof je die dingen doet zonder eerst voldaan te hebben aan dat wat voor jezelf geldt.

Dit is natuurlijk een vraagstelling – het is geen probleem, het is een vraagstelling – die zo oud is als de mens.
Dan kom ik terug op de methode van het zenklooster, waar je zo lang moet ‘zitten’ dat de hele apparatuur van het ‘ik’ tot stilstand komt. En, als je geluk hebt, merkt dat je de wereld heel anders kunt ervaren. Dat kan op allerlei manieren gebeuren, bij uitputting, door de juiste stroming van de energie… Maar daarbij is het ‘ik’ niet doorzien. En dat is nodig, het is nodig dat je het ‘ik’ in zijn totale werking doorziet. Dat is een gigantische opgave. Want als je doorziet hoe het op allerlei manieren heel subtiel zijn belang veilig stelt, dan kun je er een bepaalde distantie toe krijgen. Dat is dus niet het ‘ik’ bestrijden, niet het ‘ik’ corrigeren, niet het ‘ik’ willen uitschakelen. Dat is het allemaal niet. Het is het doorzien.

Dat doorzien dat kan op allerlei momenten. Maar het vraagt wel een bepaalde inzet, het vraagt wel een bepaalde opmerkzaamheid. Én boven al, je moet het verlangen hebben om dit totaal aan te gaan: het hele gegeven van het ‘ik’, alles wat het doet. Waarbij je zeker op zult merken dat geen enkel systeem je daarbij kan helpen. Je kunt wel uit elk van de verschillende systemen waar je bekend mee raakt, datgene gebruiken wat voor jou een doorzien gemakkelijker maakt. Dat is niet erg. Maar jij bent degene die dan in dat proces staat en die het van hárte wil, niet om iets te bereiken, maar op zichzelf. Het is heel belangrijk, dat er niet alweer een bijmotief van het ‘ik’ inzit, maar dat dat het allerbelangrijkste voor je is. Zómaar, zonder dat je er beter van wordt.

Dat berust, denk ik, op het besef dat alles wat het ‘ik’ zich voorstelt niet de moeite waard is.

Dat is nogal wat. Dat alles wat het ‘ik’ zich voorstelt noodzakelijkerwijs uitmondt in afgescheidenheid. En jullie weten, afgescheidenheid is de wortel van alles waar we met reden en recht bang voor zijn – geweld en vernietiging.

Dus is het mogelijk om dit, deze uitdaging van het ‘ik’, echt te zien. Te zien dat je daar niet omheen kunt. Je kunt daar op geen enkele manier omheen. En dat je het vrijwillig oppakt. En alles wat je daarbij helpen kan – en dat is je hele leven eigenlijk – van harte toelaat. Je niet verkleint tot een systeem, wat voor systeem het ook mag zijn. Je niet verkleint tot een methode. Alle methodes zijn prima, als ze gehanteerd worden om dit voor jezelf helder en duidelijk te maken.

Dan ontdek je tot je verbazing dat er altijd momenten zijn in je leven, dat je zonder enige inspanning zonder ‘ik’ bent. Hoewel het er ís. Het volgende moment kun je het gebruiken. Dat is als je oprecht liefhebt. Dat is heel oud, maar het geldt nog steeds. En als dat oprechte liefhebben zich niet beperkt tot één mens of één ding, maar zich uitbreidt over alles wat je oog aanraakt en wat je oor hoort.
Dat zijn de enige momenten. En die kunnen door allerlei omstandigheden naar voren worden gebracht. Maar in diezelfde momenten kun je ook door het belang van het ‘ik’ afgescheiden worden van dat totale open zijn voor de ander en voor het andere.

Dus ook als je die momenten kent, blijft die uitdaging om dat ‘ik’, wat in zoveel miljoen jaren gevormd is, te doorzien in zijn voorlopigheid. Er niet boos om te zijn, niet te zeggen ‘het is slecht’. Te zien dat het is ontstaan, en niet om niets. Dat heeft een zin. Maar het heeft ook een zin om het op een bepaalde dag te zien als een noodzakelijkheid die jou in staat stelt verder te gaan. Het gaat niet zonder dat ‘ik’, maar we moeten er doorheen, we moeten verder.

Dan strijd je namelijk geen zinloze strijd – een strijd tegen het ‘ik’ die ook in het Oosten haast op alle plekken aanwezig is. En dat is onzin. Je moet zien wat het is. En je kunt er ook heel dankbaar voor zijn dat je dat ter beschikking hebt. Want anders zouden we er hier niet met elkaar zo over kunnen praten, als dat ‘ik’ er niet was. Het is het werktuig. Maar we zijn natuurlijk in werkelijkheid meer dan het werktuig alleen. Wij mogen het werktuig gebruiken, wat we zelf door op te groeien, door te leren, door te leven, gemaakt hebben tot wat het nu is. Waarbij ik dan even voor het gemak weglaat dat we natuurlijk negenennegentig procent gekregen hebben vanaf dat we geboren werden. Maar toch.

Ieder van ons is alleen voor zich in staat om de schoonheid te zien van het leven. Dat wij in staat gesteld worden om het totaal van het ‘ik’ te doorzien, wetende dat dat de enige, echt de enige, oplossing is voor het geweld en de vernietiging die er altijd maar weer zijn, op alle gebieden, heel subtiel en heel bot. Dat is dus eigenlijk waar het om gaat.

We kunnen met elkaar hierover uitwisselen. Zo kunnen we beter gaan ontdekken hoe dat ‘ik’ werkt. En dan beseffen we ook dat er geen antwoord op is. Er is geen antwoord op, we kunnen er alleen zelf doorheen gaan. Maar nogmaals, het gaat eigenlijk alleen maar als je daarnaar verlangt. Niet als je er iets mee wilt bereiken, want dan zit je scheef. Maar alleen als je dat héél diep verlangt, als dat altijd weer bij je terugkeert. En dat is nodig.

naar boven

Gesprek (fragment)

– A.: je zei net dat je dat ‘ik’ ziet als een werktuig. Zou je dat nog wat nader kunnen uitleggen.

– Maarten: Ja. Door te leven leer je het kennen, doe je ook kennis op. En krijg je een denkbeeld omtrent jezelf: je kent eigenschappen van jezelf, mogelijkheden en onmogelijkheden, je kent sterke kanten van jezelf, zwakke kanten. Maar in dat leven wat je leeft, waar je dus een heleboel in ervaart en een heleboel bewust wordt, word je je eigenlijk nooit bewust van datgene wat je drijft om te leven, te ervaren, te denken, te voelen, enzovoorts. Dat ontgaat je eigenlijk. En omdat dat je ontgaat, beperk je je – en dat doe je niet bewust, dat is dus dat hele onbewuste gegeven – tot datgene wat je denkt, wat je ervaart, wat je hoopt, enzovoorts. En al die tijd ben je je niet bewust van waaruit dit leven wat je leeft voortgekomen is. Wetenschappelijk kun je dat natuurlijk terugvoeren: dat een kind in de buik van de moeder groeit, daar weten we van alles van. En dat de zaadcel en de eicel zich op een bepaald moment en in bepaalde omstandigheden verenigen. En dat dan het hele proces op gang komt, waar een kind uit voortkomt. Maar dat die zaadcel dat kan en dat die eicel dat kan, daar komen we tot op de dag van vandaag niet bij. De vraag: wat is leven. En wat is die aandrijvende kracht die maakt dat je leeft en dat je denkt, dat je er überhaupt bent.
Al die belangen die spelen vanaf het moment dat je je bewust wordt, zijn al zoveel en zo menigvuldig, dat je daar heel makkelijk mee bezig kunt blijven, zonder je te verdiepen in dat andere wat vooraf gaat aan alles wat je ‘ik’ kent.
En daar komt natuurlijk nog iets bij, dat de maatschappij in het algemeen – niet alleen nu, ook al is het nu heel sterk, maar het was ook al in de oudheid zo – gericht is op het steeds beter kunnen overleven. Terwijl ze zich niet afvragen: maar wát overleeft nou eigenlijk.
Op het ogenblik is dat heel duidelijk, we zijn dat helemaal vergeten. Dus het moet uit iemand zelf voortkomen, dit besef dat er iets is dat vooraf gaat aan al hetgeen wat je kent.

– B.: Het moment dat iets besluit om op aarde te komen, is toch al het moment dat het besluit een ‘ik’ te worden.

– Maarten: ja, maar dat is nou juist het wonderlijke eraan, daar heb ik het lang geleden al eens een keer over gehad, op het moment van het besluit is het heel duidelijk. Maar op het moment dat je indaalt en dat je een kind wordt en gaat opgroeien, vergeet je dat.

– B.: Op het moment van de geboorte.

– Maarten: Ja, op het moment van de geboorte vergeet je dat. Je vergeet dus dat jij dat besluit genomen hebt. Dat vergeet je in de veelheid waar je in terecht komt. Denk je maar in, het kind wat in deze wereld komt en wat onmiddellijk geconfronteerd wordt met een aantal uitdagingen en problemen waar het helemaal bij moet zijn wil het verder kunnen gaan. En zo gaat het ons eigenlijk voortdurend.


– C.: ik wil iets vragen over het denken. Als je zit, komen er gedachten en je probeert zo dicht mogelijk bij die gedachten te komen. Ondertussen probeer je ook zo goed en stevig mogelijk te zitten, waardoor, als je erbij blijft, de gedachten minder worden. En als er dan gedachten komen, kun je die in het geheel van de houding op laten nemen, zodat het eigenlijk een ander proces wordt.

– Maarten: Ja, dat is zo. Dat heb ik de onbewuste kant genoemd, de lichaamskant. Het merkwaardige is namelijk – het is erg leuk dat je dat vraagt – dat er van het lichaam uit geen belang is. Dat is het mooie eraan. Hoe meer je je lichaam kunt inschakelen, hoe minder het ‘ik’ er greep over heeft. En dan krijg je het gevoel hebt: die gedachten mogen er rustig zijn, dat is niet erg. Het wordt in een groter geheel opgenomen.
Het feit dat je je dus toevertrouwt aan je lichaam is een heel groot ding, want dat lichaam heeft maar één belang – als je van een belang zou kunnen spreken – en dat is dat het rustig, in zijn eigen ritme kan voortgaan. Dat is het enige belang wat het lichaam heeft.


– A.: Is het zo dat het ‘ik’ het instrument is om überhaupt je onderbewustzijn te onderkennen.

– Maarten: Het stelt je in staat om het onbewuste toe te laten. Het kan het waarschijnlijk nooit helemaal leren kennen, want het onbewuste is enorm groot, maar het ‘ik’kan zich er niet meer voor afsluiten.

– A.: En vooral om het bewust te leren kennen.

– Maarten: Ja, om te kunnen zeggen: hoe dat is voor mij. Wat wil zeggen: dat hoort bij mij. Het is niet iets vijandigs wat mij bedreigt.

– A.: Ja, als je het ‘ik’ dus niet had, dan zou je …

– Maarten: Dan zou je net als een dier gestuurd worden door de instincten. Maar wij kunnen ons bewust worden van wat er aan instincten werkt. Dat is natuurlijk een lange weg, dat wij zien dat wij dus ook geworden zijn. Het is een hele grote stap, als je merkt dat je geworden bent, dat je niet maar zo maar een gegeven bent. En dat daar dus verandering in kan optreden. Daarom is het zo belangrijk dat je ervaart dat je een voorbijgaand verschijnsel bent, want het is een van de grootste steunpunten van het ‘ik’, als je het gevoel hebt dat je eigenlijk onveranderlijk bent.


– B.: Aan het begin van je toespraak benadrukte je de negatieve beladenheid van het ‘ik’. Aan het einde gaf je er gelukkig weer wat meer waarde aan. Ik ervaar het als het is fantastisch dat je dit hebt.

– Maarten: Dat ben ik helemaal hartgrondig met je eens.

– B.: Het is de uitdaging om daarmee om te gaan.

– Maarten: Ja, precies. En als je waarschuwt voor de nukken van het ‘ik’, die voortkomen uit zijn hele opbouw, zijn structuur, dan is dat dat je attent bent op hoe het werkt. Maar op zichzelf is het natuurlijk niet afkeurenswaardig.

– B.: Het is datgene wat jou hier doet zijn.

– Maarten: Nee, dat is wat anders Om hier bewust te worden heb je dat instrument nodig. Je kunt er niet buiten. Dat is zo. Maar het punt waar het dan fout gaat is, dat wij ons vereenzelvigen met het ‘ik’, dat wil zeggen dat wij ons vereenzelvigen met de mogelijkheid. En dan stagneert het, want dan ben je tevreden met wat er kan. En interesseer je je niet meer voor waaruit het voortkwam en waarom het er is en waarom je het gekregen hebt. En dan blijft nog helemaal een mysterie – ik heb het al eens vaker gezegd – hoe het mogelijk is dat het allemaal zo gebeurt, dat je kunt indalen, dat je een ‘ik’ kunt krijgen, dat dat voorzien is. Want als jij je bewust wordt van wat ook maar, dan is dat bij de gratie van het feit dat dat instrument er is en dat dat instrument zo is als het is.

– B.: Dat het aanwezig is.

– Maarten: Ja, en dat het zo is en daar al de mogelijkheid van bewustwording inzit. Dat is ongelooflijk.

– B.: Dat is een wonder.

– Maarten: Ja, inderdaad.


– D.: Je zei: we kunnen alleen maar ontdekken als we verlangen. Waar komt dat verlangen vandaan? Komt dat ook uit het ‘ik’?

– Maarten: ik denk het niet, want dat verlangen valt absoluut niet samen met de belangen van het ‘ik’. De belangen van het ‘ik’ zijn dat het verder komt, of groter wordt, of meer beheerst, of … Al die dingen. En dit is een verlangen om daar te zijn, waar je kunt zijn voordat het ‘ik’ in het spel komt.
Als je hier op ingaat, als je dus stil bent, als je probeert het tot je door te laten dringen, dan kun je nooit achteraf zeggen “het is dat”. Je kunt alleen maar ervaren “het is iets totaal anders”.

– D.: ja, je kunt je er absoluut geen voorstelling van maken.

– Maarten: maar jij vraagt je nu af “komt dat eigenlijk ook niet uit het ‘ik’ voort”.

– D.: dat voel ik dus soms, dat het ‘ik’ daarin meewerkt.

– Maarten: ja, jij kunt je alleen maar bewust worden door je ‘ik’ heen.


– A.: wat ik toch vaak ervaar is dat het ‘ik’ me een soort frontlijnervaring geeft.

– Maarten: wat bedoel je daarmee?

– A.: Ik vergelijk het dan even met stromend water. Als je water zou zien als geheel, zonder beweging, zonder golven, dan is het niets. Maar als er door wrijving een bepaalde vorm in gemaakt wordt, dan kun je er contact mee krijgen.

– Maarten: …waardoor je kunt ervaren dat het water is en dat het stroomt.

– A.: ja, en dat heb je nodig om het te kunnen zien, anders zie je het gewoon niet. Als er absoluut geen wrijving zou zijn, dan zou het kunnen stromen zonder dat je het ziet.

– Maarten: Waar jij het nu over hebt is de hele evolutie. Dat is die bewustwording.

– E.: en ook de reden van bestaan van alles. Bewustzijn wat geen inhoud heeft is zich niets bewust.

– Maarten: Je kunt het ook bij een kind terugvinden. Het kind heeft in potentie op het moment van geboorte veel meer tot zijn beschikking als wij, die allang bezig zijn de vernauwing in te gaan. Alleen weet hij het niet. En toch moet hij door die vernauwing heen, dat is wat jij bedoelt, toch moet hij door die vernauwing heen, om zich bewust te worden dat hij die potentie heeft.


naar boven