Het geweld in jezelf

Sterrelaan '88-'89 | 18 MAART '89

Inleiding [download]

Ik denk dat wij ons allemaal wel bewust zijn hoe ongelooflijk veel geweld er in de wereld is. En nu bedoel ik niet het geweld wat je op de buis ziet en wat af en toe ook in Nederland voorkomt – waarbij er dan nog altijd onderscheid wordt gemaakt tussen ‘gerechtvaardigd geweld’ en ‘onrechtvaardig geweld’. Als je je afvraagt of het ooit in de wereld in vrede met elkaar zullen leven, dan zullen we het vraagstuk van het geweld opgelost moeten hebben.
We denken meestal dat geweld pas ontstaat als we iets gaan doen, of als anderen iets doet. Of als er confrontatie is, discussie, meningsverschil. Maar het begint oneindig veel vroeger. Het begint al bij je adem. En wat je je lichaam allemaal aandoet. Want als je je lichaam dwingt – en dat doe je op ontelbare manieren – dan levert dat een reactie op. En die reactie is weer geweld.
Dat begint al heel vroeg, als klein kind begint het al. En dan wordt het je nog voor een groot deel aangedaan. Maar je leert heel gauw om jezelf geweld aan te doen. En dat draag je ook weer over op jouw kinderen en je draagt het over op de mens met wie je leeft. En die mens zit in precies dezelfde positie.
Je zou er eigenlijk niet lang stil bij moeten staan, want dan word je gek – als je je bewust wordt waar je geweld begint. Boeddha zei terecht: hij die het leed bewust is, die kan dat nauwelijks dragen. En dat is letterlijk zo.
En ik denk dat het geweld toeneemt in de wereld. Alleen al het mechanisch geweld, het geweld van het lawaai, het geweld van de beweging die sneller is dan ons bewustzijn op het ogenblik nog verwerken kan. Daarin zal waarschijnlijk verandering komen, maar toch. Wij leven in dat geweld.

De vraag is, hoe kunnen we contact krijgen met dat geweld in onszelf. Zijn we dan aangewezen op dat ongelukkige uurtje op het meditatiekussen? Of kunnen we de hele dag door bewust ons worden van het geweld. Zoals we nu hier bij elkaar zijn in deze groep, kunnen we natuurlijk van het luisteren en strakjes van het spreken gebruik maken om dat geweld op te merken.
Hoe luister je? Als je oplet, dan luister je naar iets in wat gezegd wordt, maar dat wat gezegd wordt ontgaat je voor het grootste gedeelte. Dat zal hier dan nog niet zo direct zichtbaar zijn. Maar als je bij jezelf nagaat waar je op uit bent, ook in de meditatie, dan zul je merken dat dat heel smal is, dat je langs een omweg er beter van probeert te worden.
Maar wat het totaal is dat je bent … vooral al die gedeelten in jezelf die om een of andere reden zijn blijven liggen, hoe je die buitenspel gezet hebt. En als ze al op een dag aan je duidelijk worden en je wilt ze aan het woord laten, dan zijn ze zo lang onmondig geweest, dat ze zich ook weer met geweld aan je opdringen.
En wat je dan doet dat is zeggen: … dat moet nu aan de beurt komen! En je gaat op zoek om dat aan de beurt te laten komen – en merkt niet dat dáárin precies weer geweld zit.
Ja wat dan? De psychologie adverteert dat eigenlijk, als je tekorten opmerkt, je erop af moet gaan. Encountergroepen, sensitiviteitstraining – er zijn eindeloos veel therapieën die allemaal daarop berusten. En niemand schijnt in de gaten te hebben dat dat opnieuw geweld is, en nog veel erger geweld.
Er zijn blijkbaar ongelóóflijk weinig mensen die beséffen dat je niets kunt forceren, absoluut niets. Als er al een tekort is, op welk gebied dan ook, kan dat alleen maar aangevuld worden als het leven het je het je toestaat, het je aanreikt. En dat doet het leven heus wel – als je luisteren kunt. En dat is niet alleen maar luisteren naar iemand, het is luisteren naar alle dingen die in je leven aanwezig zijn: de ander, de zon, de maan, de sterren, het weer, de regen…
Een heleboel mensen denken dan: ja maar, dan moet ik naar buiten, dan moet het ideaal zijn… Maar ook dat is een misvatting. Je kunt ook in een steeg het leven wat er is volledig leven. Een van de grote Indiase wijzen, Nisargadatta, leefde in een achterbuurt, in een klein kamertje.
Het zit hem niet in die omstandigheden, het zit hem in hoe jij met jezelf omgaat. Of je werkelijk kunt luisteren, werkelijk kunt kijken, als een vrij mens. Niet als een mens die tegen zichzelf zegt: ja, maar eerst moet ik nog dat en dat en dat afmaken, want dat is mijn tekort… Dat gaat niet. Of je gaat in analyse, zeven jaar of negen jaar lang, om dan te ontdekken dat je op hetzelfde punt zit.
Het gaat inderdaad om zoiets subtiels of je beseft dat het afhangt van de wijze waarop jij luistert en kijkt, en van niets anders. Niet van je hersencapaciteit, niet van je slimheid, niet van je eruditie – maar of je zo luistert, zo kijkt en zo ervaart, dat je vanzelf eerbiedig wordt, eerbiedig voor dat wonderlijke leven. Het leven dat, ondanks het feit dat wij het samengeperst hebben in steden en dat we de meest krankzinnige dingen hebben uitgehaald, toch blijft vloeien.
Wat nodig is, is dat wij gaan beseffen wat we dagelijks doen. En dan niet met een zwarte toga om van de moraal. Maar heel gewoon kijken naar wat er in ons gebeurt als we onszelf forceren. Maar dan moet je je eerst bewust worden dát je jezelf forceert. En je bevrijden van de gedachte dat je dat even snel in kunt halen. Dat gaat niet, er valt niets in te halen. Er valt alleen te ontdekken waar je staat. Dat is voldoende. Dan regelt het zich vanzelf. Daar hebben we geen specialisten voor nodig.
Je gaat ook merken wat je in de weg zit om werkelijk te kunnen luisteren, te kunnen kijken, om werkelijk te kunnen ervaren. En als je merkt wat je in de weg zit, denk dan niet ‘nou zal ik dit of dat gaan doen’. Want dat is bedacht. En alles wat bedacht is is verleden tijd.

Weet je, als je dit beseft, dan besef je dat het heel hard nodig is om dagelijks in je uppie te oefenen. Alleen met je adem, soms met je energie, met ontspanning die soms wil komen. En dat je helemaal aan het begin moet beginnen en je niet meer af moet laten leiden door al het geschreeuw buiten je van de zogenaamde urgente dingen. Want die dingen die zijn zo urgent geworden, omdat je nagelaten hebt aan het begin te beginnen.
Het begin ligt niet bij de opvoeding van de kinderen, het ligt bij de opvoeding van jezelf. Het gaat niet aan de hand van regels of van een leerstoel. Het gaat aan de hand van waarnemen, gevoelig waarnemen, en van daaruit verder gaan.
Ik denk dat we dan in alle, maar dan ook alle werkingen van het leven, door kunnen gaan met deze innerlijke arbeid, wat het ook mag zijn. Dan ga je ook merken – en daar zul je van schrikken – dat je elke ervaring ingaat met een voorstelling van wat hij brengen kan. Het is natuurlijk duidelijk dat dat dwaas is, want dan kun je niet meer ervaren. Maar we zijn helemaal, helemaal vol van voorstellingen omtrent onze ervaring – en we weten het niet. En zo jagen we iets na wat onmogelijk is.
Daar is maar één mogelijkheid: dat je dat allemaal in liefde te weten komt. Opdat je van daaruit een werkelijk liefhebbend mens kunt zijn, die niet meer éérst eist, maar die in staat is heel natuurlijk, heel vanzelfsprekend, zonder enige moeite, te geven, van zich te doen uitgaan.
In dat licht wordt de rol van de dood een liefelijke. Het is niet datgene waar we bang voor zijn, het is iets totaal anders. Als je geen geweld meer gebruikt in jezelf, wordt de dood je vriend. Hij wordt degene die van je afneemt wat niet meer nodig is. En dat is heel nodig, want we zitten te vol.
En echt, je kunt in alles, in de wijze waarop je eet, ademt, kijkt, luistert – in al die vele, vele activiteiten kun je aan de oorsprong komen.

naar boven

Gesprek (fragment)

– A.: Je hebt het net gehad over geweld. En wat ik me toen afvroeg is wat de relatie is tussen geweld en menselijke emoties als woede en boosheid. Soms werkt het uiten van een stuk woede heel bevrijdend, in die zin dat er ruimte vrijkomt… Dan is het voor mijn gevoel het tegendeel van geweld.

– Maarten: Ja, het is maar waar je gaat staan in het proces wat jij beschrijft. Het kan het natuurlijk ook zijn dat iemand in dat uiten van die woede meegenomen wordt en dan wordt het wel heel duidelijk geweld. Maar laten we aannemen dat in het gunstigste geval iemand door het te uiten energie vrijmaakt en het weer laat stromen. Dan zeggen wij: dat lost het op. ‘t Is eigenlijk niet zo, maar goed, voor zijn gevoel ruimt het op.
Maar als je het gebeuren als geheel bekijkt dan is het natuurlijk wel geweld. Want het richt zich meestal op een andere persoon en het is maar heel zelden dat die ander dan zegt: dank je wel! Dus daar komt het naar binnen en dat maakt zich klaar voor een nieuwe start. En dat gaat zo verder.
Dus als je het aan de orde stelt als geweld wat daar plaatsvindt, dan ben je voor mijn gevoel al een aantal stappen te ver. Hoe heeft die woede kunnen ontstaan? Dat kun je niet beredeneren, je kunt alleen maar achteraf constateren hoe het proces verlopen is. Meestal is er al wel een keer of tien steeds tegen hetzelfde been geschopt, en nu, op dat moment, schiet het eruit.
Dus het is al veel vroeger begonnen. Waar ik aandacht voor gevraagd heb is de vraag hoe het eigenlijk begint. En dan merk je dat het begin bijna niet te traceren is, het vraagt van jezelf een geweldige alertheid om te traceren waar het begint. En dan moet je weer niet tegen jezelf te zeggen: ja maar dat is onzinnig! Dat zullen jullie allemaal wel ervaren hebben.
Nu ontdek je het bij jezelf, bijvoorbeeld iemand met wie je samenleeft laat altijd de badkamerdeur openstaan. En jij bent een geordend mens en vindt dat vervelend. Je hebt er nu al een paar keer wat van gezegd, van zou je dat dicht willen doen, en dat is in de loop van de tijd ‘doe de deur dicht!’ geworden. Dan komt het moment dat je denkt: potverdorie, nou is ie weer open!
Zie. Dat kan soms een verloop van een jaar zijn.
En dit is nog maar één van die dingen. Zo zijn er natuurlijk tientallen. Als je dan psychologisch te werk gaat, ga je denken van: oh, hoe zit dat, hoe is het in de jeugd geweest van die mens? Maar jongen, daar kom je nooit ver mee. Dus dan gaat het erom hoe dat hele proces op gang gekomen is, bij mezelf. En dat het oploopt tot aan die woedeaanval, dat zit in jouw manier van daarmee omgaan. Dat je onvoldoende duidelijk hebt gemaakt waarom jij die deur graag dicht wilt hebben. En dat ook heel helder hebt voor jezelf. Want het kan ook heel goed zijn dat jij dan wel die deur dicht wil hebben, maar niet weet waar dat in zit, voor jou.
Dat is nu maar een heel klein voorbeeld. Daarin zie je al hoever dat voert, in jezelf. En kun je er zo mee omgaan dat het een verzoek is waarbij die ander niet onder druk gezet wordt?
Maar jullie weten van het opvoeden van kinderen, hoe verstrengeld dat is.

– A.: Je zegt eigenlijk: probeer heel dicht bij jezelf te blijven.

– Maarten: ja precies. En ook de moed te hebben om te erkennen dat het je raakt. Dat niet verkeerd te vinden, niet te zeggen: ja kijk, als ik een goede vader of echtgenoot ben, dan moet ik daar niet over zeuren, dan moet die deur maar open blijven staan. Dat is de andere uitweg die we dan nemen. Maar dan ga je er niet op in.
Nou lijkt dit een ongelooflijk futiel voorbeeld. Maar echt hoor, dat loopt in een wereldoorlog uit. Want omdat wij dit patroon van agressie in onszelf onvoldoende in de gaten hebben – er is echt geen mens op de wereld die agressief wil zijn, maar we zijn het wel – is er maar dat nodig om daarop een beroep te doen. Er waren echt geen legers als de machthebbers niet een beroep konden doen op iets wat aanwezig is.

– A.: Dus door dicht bij jezelf te blijven kun je de bron op het spoor komen…

– Maarten: Ja, de bron van de afwijking. Want het verraderlijke is namelijk dat het in oorsprong geen agressie is – ik hoor het op het ogenblik om me heen: ja maar, agressie is toch energie…
Het is óók energie, maar het is vervormde energie. Dus hoe kun je die vervorming ontdekken in jezelf en daar niet boos over zijn. Want dan gebruik je ook weer agressie.

– A.: Dat betekent dus dat…

– Maarten: …dat je helder bent. En dat je van jezelf houdt!

– A.: … en dat je boosheid of de emotie dus eigenlijk laat verdwijnen.

– Maarten: Ja… Die verdwijnt denk ik pas op het moment dat jij het hele proces ziet.
En dan heb je nog met wat anders te maken, A.. Nou heb je het gezien, hè, helemaal gezien. Dan heb je nog te maken met een oud patroon. En dat oude patroon moet uitslijten doordat je het elke keer weer ziet. Daarom is het zo’n Sisyfusarbeid. Krishnamurti zou zeggen: ja, als je echt, op welk front ook, helemaal ziet, is het weg. Maar daarvoor moet je een intensiteit bezitten die bijna niemand heeft. De intensiteit van opeens dat hele panorama voor je zien waar die agressie en geweld in jouw leven in plaatsheeft. En tevens de aanknopingspunten met het geweld in de wereld. Als je dat helemaal inziet – ja, dat zal wel zo zijn. Maar dan moet je een intensiteit hebben en, zeg ik er dan bij omdat het in dit geval Krishnamurti betreft, moet je ook een leven hebben waarin je je daaraan hebt kunnen wijden.
Nou, ik hoef maar naar jullie te kijken, hoeveel er in jullie leven moet gebeuren, met de kinderen, met je banen, met alles wat erbij komt, dat je hebt nauwelijks de tijd om dit voor jezelf helemaal duidelijk te krijgen. Daar ben ik me wel van bewust, dat wat ik aan jullie voorleg, in jullie leven – in ons aller leven – iets van ongekende proporties is. Want we zijn zo gewend dat er nog zoveel dingen gebeuren moeten. Alleen al je onderhoud verdienen, zorgen dat je kinderen voldoende gelegenheden krijgen om zich te ontplooien. Nou dat betekent al een hele organisatie. En dan is er nog helemaal niet gedacht aan wie jij bent en hoe jij in elkaar zit en … Dat geldt voor B. natuurlijk net zo, en voor al degenen die erbij betrokken zijn. En voor je kinderen. Dus ik ben me heel erg bewust, dat het een heel ding is waarvoor ik hier aandacht vraag. Dat betekent eigenlijk dat je in dit leven een vrijwillige ordening moet laten plaatshebben die niet gering is. Dat is echt waar.

– C.: Wat het nog voor mij ingewikkelder maakt is dat er ook een soort algemene opinie ontstaan is binnen de psychologie, dat als je woede voelt, je dat moet uiten, dat dat de enige manier is waarop je die energie weer kan laten stromen. Maar nu ik veel alleen ben en niet zo gauw kan afreageren, heb ik gemerkt dat als ik woedend ben en het door me heen laat gaan zonder te uiten, dat ook een manier is om het te laten stromen. Dus dat uiten hoeft niet altijd.

– Maarten: Nee, als je er werkelijk op ingaat, dan merk je dat dat niet perse geuit hoeft te worden. Ik ben dat heel erg met je eens. Maar ik durf het eigenlijk nooit te zeggen, omdat de mensen dan al helemaal in het verweer komen. Het enige wat ik vraag is: blijf bij het proces.

– C.: Voor mij is het een gekke ervaring dat dankzij het feit dat ik niet meer zo bovenop iemand leef, ik als het ware nou pas die tijd kreeg. Als jij zelf vrijwillig je leven zo zou inrichten…

– Maarten: Ja, dat vraagt een hele stap. Maar dit leven heeft het je nou aangereikt, hè.

– B.: Maar daar kun je ook voor kiezen als je met z’n tweeën bent.

– Maarten: Ja, maar dat wordt wel moeilijker.

– C.: Ga er maar aan staan met drie kinderen.

[gelach]

– C.: Er is nog een ander aspect aan. Ik wel gemerkt dat als ik therapie doe met mensen die heel erg vastzitten in hun leven, het soms kan helpen als ze de woede die zij wel verdrongen hebben op een gegeven moment uiten. Daar heb ik lang mee gezeten, in het kader van niet forceren. Maar ik heb meer de indruk dat het niet het uiten is wat het door laat stromen, maar het feit dat ze in contact kwamen met dat gevoel.

– Maarten: Ja, nou zijn ze tenminste bij zichzelf.

– C.: En je moet ze weer niet het idee meegeven dat je het moet het uiten om het kwijt te raken. Zo van: dan moet ik zeker naar mijn moeder en dan moet ik kwaad worden. Dat zit heel diep hoor!

– Maarten: Dus dat is net zo’n dogma als vroeger dat je het niet mocht uiten.

– C.: Precies, nou is het omgekeerd.

– Maarten: Daar komt ook bij dat we waarschijnlijk op den duur zullen leren dat we bepaalde processen niet kunnen namaken. Als het leven het brengt – dan merken we het wel eens niet op – maar dan is het terecht. Maar wat op het ogenblik heel veel gebeurt is het simuleren ervan. En daar gebeuren de meest krankzinnige dingen in. Daar wordt woede juist opgeroepen, ook al gebeurt dat met de beste bedoelingen.


– E.: Je begon met te zeggen dat je het niet wilde hebben over het geweld op de beeldbuis. Maar ik merk bij mezelf dat bij een groot aantal series een enorme emotie loskomt, dat ik daar eigenlijk niet meer naar wil kijken. En hetzelfde speelt bij mij bij oorlogsfilms, omdat dat herinneringen oproept van angstige momenten uit de oorlog. Ik heb die uit mijn leven weggedaan.
Wat ik zeggen wil is dat ik het geweld uit de weg ga. Zoals ik op de Zeedijk een keer een enorme ruzie meemaakte, waarbij messen op tafel kwamen. Dan word ik pas echt bang. En ik heb me dat voor mezelf nog niet duidelijk gemaakt…

– Maarten: …waarom je bang bent?

– E.: ja, en waarom ik er niks mee te maken wil hebben. Het geweld is dichtbij, in huis en overal. En eigenlijk wil ik er wel onderuit, ik wil met het geweld geen donder meer te maken hebben, thuis eigenlijk ook niet. Dus zo dicht zit het op m’n huid.
Ik ben op het ogenblik in de gelegenheid om echt te natuur in te gaan, om stil te zijn, maar ik word wel allemachtig bang. En wat je daarnet zei van in een kamertje in een achterbuurt – ik zal je vertellen dat je dus zo moe kunt worden of zo angstig van de natuur en van de stilte dat je blij bent dat je in een achterbuurt zit waar nog enig lawaai is.

– Maarten: Het opmerkelijke in je verhaal is, dat je merkt dat je aan de ene kant probeert het geweld van je af te houden, en aan de andere kant merkt dat je het toch nodig hebt.

– E.: Ja.

– Maarten: Dat toch nodig hebben is eigenlijk een positieve kant eruit, want dat betekent dat je via die belevenissen bij je eigen geweld komt. En het buitensluiten van geweld betekent eigenlijk dat proces niet op gang laten komen.

– E.: Je bedoelt vluchten.

– Maarten: Als we die negatieve kant er afnemen, is het dat je het niet in jezelf wilt erkennen. En daar zit weer aan vast, denk ik, dat jij geweld afkeurt. Wat natuurlijk voor de hand ligt, want je ziet in het groot wat het betekent als dat geweld maar ongebreideld zijn gang gaat.
Dus je eerste impuls is: dat niet, zeker niet in mezelf! Maar het is er wel. Dat is jouw dilemma: het is er wel en het wordt door bepaalde dingen zo gestimuleerd dat je er door meegenomen wordt, vooral als het niet zo bedreigend is, als je het op de beeldbuis ziet of in een film. Het wekt het wel, maar daar komen naar jouw gevoel geen akelige dingen uit voort. Maar als jij, zoals nou op de Zeedijk, het gevoel hebt dat het echt meenes gaat worden, ja dan trek je ervan terug.
Dat is geen lafheid, dat moet je goed begrijpen. Het is het instinctieve weten van het ‘ik’, dat als jij het geweld in jezelf helemaal zou kunnen ontmoeten, zijn rol daar uitgespeeld is. En dat is het allerlaatste wat het ‘ik’ wil. Het is helemaal gebouwd op zelfhandhaving en het handhaven van die kunstmatige zelfstandigheid, die geen contact heeft met het geheel. En door dat fenomeen van het activeren van het in jezelf sluimerend geweld, ontstaat er een reële bedreiging voor de status quo. Dus dat jij dat probeert te vermijden is vanuit het ik gezien héél natuurlijk.
Het is, E., heel belangrijk dat je ziet dat het heel natuurlijk is dat jij het buitensluit, en dat het niet slecht is! Maar als je ziet wat je dan eigenlijk doet, begrijp je ook dat het zo nooit tot een eind komt.
Dus waar het om gaat is om in het moment dat je wel meegenomen wordt – het doet er niet toe wat, of het nou lijfelijk is of spiritueel – dan heel erg bewust te zijn. En bewust zijn betekent niet dat je het wel of niet doet, maar dat je opmerkt wat er gebeurt dan. En dat is heel moeilijk. Wij vluchten altijd in wel doen of niet doen. Maar het gaat er om in het proces zonder oordelen vooraf te voelen wat er gebeurt. Als dat je lukt, dan is het weg. Wat niet betekent dat, als er iets weer komt wat dat aanraakt – want het is natuurlijk een heel oud punt voor jou – het niet weer opkomt. Maar je gaat dus die hele innerlijke gang van het blijven constateren wat er nu weer gebeurt. En niet door een wilsact, van wel of niet, de zaak eigenlijk stopt.
Ik denk dat dit bij ons allemaal al in een heel vroeg stadium door onbewustheid is fout gelopen. Als je klein bent is dat ook heel logisch, want dan ben je nog voor een zeer groot gedeelte onbewust. En wat je dan aangedaan wordt gaat zo naar binnen. Maar het is helemaal niet nodig naar dat punt terug te gaan, je kunt, in de situatie waarin je nu bent, precies hetzelfde proces weer opnieuw zien, met de gegevens die je nu hebt en het bewustzijn van nu. Want je hebt nu natuurlijk veel meer tot je beschikking in je bewustzijn.
Maar keur daarbij de aantrekkingskracht van het geweld die in jezelf voelt niet af. Begrijp dat het leven daarin een mogelijkheid ziet om jou bewust te maken. Wat wij meestal doen is dat we erin duiken, merken hoe akelig dat is, en er dan weer uit gaan. En dat herhalen we voortdurend en door dat te herhalen bevestigen we het tevens. Dat is ook nog een kant van de zaak: hoe vaker je dat herhaalt, hoe meer je dat patroon bevestigt.
Dus om dat alles in jezelf wetende, er helemaal in te blijven, vraagt een geweldige intensiteit. Daarin kies je dus niet meer, maar laat alles zijn gang gaan. Dat is heel moeilijk: geen oordeel hebben, niet vooraf weten waar je uitkomt, enzovoorts.


naar boven