Aandacht die alles omhelst

Sterrelaan '88-'89 | 28 APRIL '89

Inleiding [download]

Vanochtend hoop ik aan de hand van drie uitspraken van verschillende mensen, verschillende fasen van de bewustzijnsontwikkeling die mogelijk is een beetje duidelijk te maken.

De eerste is dat ik toevallig getuige was van een vergadering van een aantal welzijnsmensen, waarbij een bepaalde Henk – die ik verder niet kende – aan een hartinfarct bleek te zijn overleden. Degene die dat mededeelde veroorzaakte natuurlijk een stilte, maar dat duurde misschien enkele seconden. En toen zei hij: “Ja, de moeilijkheid is dat Henk een bepaalde sleutelfiguur was, hoe vullen we die sleutelpositie op?” En toen ging het gesprek verder.
Dat is dus een uitspraak
 over de functie en de waarde van de mens.

De tweede komt van Gurdjieff. Gurdjieff gebruikte de term ‘je herinneren’. Daar bedoelde hij mee dat je je herinnert wie je eigenlijk bent, dat wil zeggen, die tijdloze impuls die je bent. Dus niet die mens die je bent met een naam, afijn, alles. En, zei Gurdjieff, alles wat dat herinneren bevordert is geoorloofd. Dus alles, stelen, moorden, alles!
Als je de verschillende ontwikkelingsstelsels nagaat, dan baseren ze zich bijna alle op de uitspraak van Gurdjief. Weliswaar in veel mildere vorm. Maar het komt er toch op neer dat voor het bereiken van de volgende fase van het bewustzijn, alles geoorloofd is. En in ieder geval is geoorloofd de dwang die daarvoor nodig is. En daar valt Zen voor een groot gedeelte ook onder.

En de derde uitspraak komt van die heilige die ik heb mogen meemaken in het krijgsgevangenkamp, die zei: “… je moet alles tot je laten komen, en je moet er van houden.”
Kijk, en houden van, dat kun je niet willen, dat is er of dat is er niet. Maar je kunt wel de situatie scheppen waarin het mogelijk is. En dat betekent dat je jezelf in alle situaties kent. Dat je dus al je gebrekkigheden, al je achtergebleven gebieden, kent. En ze niet probeert te verwijderen. Dat je ze als het ware zelfs koestert, in die zin dat je ze liefhebt. Dat is de enige manier waarop ze voor eens en voor al hun kwalijke uitwerking kunnen verliezen. Je kunt ze niet weg dwingen, je kunt ze niet inhalen, sfijn, we kennen alle uitspraken erover wel. Je kunt ze ook niet alleen maar uitleven of uitspreken of uitwerken. Je moet ze totaal leren kennen. En dat kan alleen maar door een liefdesrelatie.

Maar nu is zowel voor de tweede uitspraak van Gurdjieff als voor de derde uitspraak, iets nodig. En dat is dat je beschikt over een instrument wat dit onderscheiden, dit leren kennen van jezelf zonder romantische uitvluchten, aankan. Want jezelf leren kennen in alle situaties is geen kleine opgave. Dat betekent een ongebroken aandacht. En dat betekent dat je dat ook graag wilt. Dat dat geen opgave is, dat dat geen te bereiken resultaat is, dat dat niet iets is wat je van jezelf móet. Maar wat even natuurlijk, even hartelijk is als dat je van iemand houdt en aan die iemand dingen opmerkt die misschien niet prettig zijn.

Het is dus een totaal andere benadering dan we van bijna alle stelsels gehoord hebben. Daar is altijd dat moment dat iets bereikt moet worden.
Ik heb acht jaar met die leer van Gurdjieff geleefd. Je kunt met die opzet inderdaad dingen behalen, en je kunt het gevoel hebben dat je verder komt. Maar ik verzeker jullie, het zijn Pyrrusoverwinningen. Ze hebben niets om het lijf, in feite. Ze zijn van hetzelfde karakter als een goede zakenman die een goede zaak heeft.

Maar voor die laatste uitspraak[1] moet je beschikken over een instrument dat gevoelig is, dat uit zichzelf niet iets wil, wat een hypergevoelige sensor is, omdat je anders ook niet ver komt.
En daar komt inderdaad om de hoek kijken dat je dat instrument moet afstemmen. Niet afstemmen op een of ander idee, een of ander wereldbeeld, een of andere gedachte of een of andere voorstelling. Maar dat je het uitsluitend gevoelig, soepel en lenig moet maken.
Daarvoor zul je oefeningen moeten doen. Daar kun je niet omheen. Of het nou zitten of staan of lopen of liggen is, waarin je die oefeningen doet, dat maakt niet uit. Maar je moet een basis hebben, een betrouwbare basis, waar je op elk moment dat dat nodig is naar terug kunt keren. Het moet inderdaad zo zijn dat
 als je gaat zitten, je, zonder dat je daar iets aan doet, stil en rustig wordt. Want anders is het flierefluiten. Anders kan er niets gebeuren, ook al zie je het in dat die derde uitspraak inderdaad datgene is waar het om gaat. En dan zul je over een instrument moeten beschikken wat die weg kan gaan. Daarvoor zul je moeten oefenen.

En dan zul je ongetwijfeld merken dat er een oefening bestaat die verschillende gradaties kent. Er is de oefening aan je lichaam en je spieren, ontspanning, spanning en het hele gebied – want het is een heel groot gebied waar dat toe behoort. En er is een innerlijke oefening, een oefening die absoluut niet afhankelijk is van die uiterlijke toestand van het lichaam. Tot die innerlijke oefening zul je moeten komen, een oefening die eigenlijk een aandachtsoefening is. Waarin je merkt dat alles afhankelijk is van aandacht, en wel van schone aandacht. Een aandacht die niet verontreinigd is door je eigen problemen, je eigen pijn of je eigen vreugde. Maar een aandacht die alleen maar aandacht is, waarin alles kan gebeuren.
Dat betekent dat je heel lang zult moeten oefenen, want alles wat in het lichaam gebeurt is afhankelijk van herhaling – alles wat je in het lichaam doet is afhankelijk van eindeloze herhaling.

Maar daarbij doet zich dus opnieuw een andere moeilijkheid voor, dat is dat de meeste mensen, als je niet het geluk hebben dat ze vrij snel bij het oefenen tot een diepgaander ervaring komen, zichzelf moeten dwingen om te oefenen. En daarvoor is nu nodig dat je inziet dat het nodig is om te oefenen.
Kijk, als je het inziet dan hoef je jezelf niet meer te dwingen. Als je erge dorst hebt en er is ergens water, dan hoef je jezelf niet te dwingen om dat water te drinken. Van die orde is het.
Dus inzicht kan je helpen om te zien dat het nodig is om je lichaam, je instrument, te oefenen. Zodra je dat helemaal ingezien hebt, totaal ingezien hebt, ook in verband met wat er voortdurend in de wereld gebeurt … inziet, tenminste dat neem ik aan, dat wij zullen moeten veranderen vanuit de basis, van binnenuit – dus niet een toevallige, tijdelijke modificatie van het oude, maar een totale verandering, zodat we nieuwe mensen kunnen worden… Als je dat goed ingezien hebt, hoef je jezelf niet te dwingen om te zitten of te oefenen.

Dus, nogmaals recapitulerend, als je inziet waar het om gaat, hoef je jezelf niet te dwingen om te oefenen. Dan zul je ook niet verbaasd zijn dat je zoveel jaren nodig hebt omdat ontregelde instrument wat je hebt, door de wijze waarop je geleefd hebt, weer goed af te stemmen.
En je begrijpt natuurlijk ook wel dat je alle problemen van het ‘ik’, alle persoonlijke problemen,
 niet kunt meenemen naar je oefening. Als je dat doet, dan oefen je niet. Maar dat betekent ook weer dat je moet inzien, echt inzien, dat die persoonlijke problemen nooit opgelost kunnen worden in de persoonlijke sector. Ze kunnen uitgeleefd worden en dan zijn ze schijnbaar weg. Maar een wezenlijke oplossing voor álle persoonlijke problemen is dat ze opgenomen worden in een groter geheel, waarin ze vanzelf hun plek krijgen.
Dat betekent dus weer opnieuw dat je je oefening moet doen als oefening, uitsluitend als oefening. En niet als iets anders. Dat zitten zitten is en niets anders dan zitten. En dat al het andere, als het al komt, zeker niet thuishoort op het moment dat je zit.
Het jammere is dat velen een eindeloos gevecht moeten leveren om hun persoonlijke problemen niet mee te nemen naar het zitten. En dat komt omdat ze niet inzien, écht niet inzien, waar het om gaat.
Het ene, de persoonlijke sector, is de sector van het ‘ik’, is niet alleen maar van voorbijgaande aard is, maar het is een zeer kortstondige zaak, het is niet langer dan de tijd die je leeft. Terwijl wat hier aan de orde gesteld wordt, in die derde uitspraak, de totale voortgang van de mens is, van jouw  bewustzijn.

Dus ik wilde alleen maar zeggen, als je inziet dat het de moeite waard is, ook in verband met de wereldsituatie, dat jij volledig, van de grond af aan, verandert, dan zul je oefenen. Dat is duidelijk. Want je moet een instrument hebben waarmee je kúnt werken, waarmee dat bewustzijn kán voortgaan. En dan breng je daar dus geen oneigenlijke elementen binnen, omdat je ook nog even snel persoonlijke problemen probeert op te lossen. Want zo gaat dat niet. Die worden vanzelf, als je kunt oefenen, als je in staat bent om te oefenen om niet, omdat je ziet dat dat nodig is – zoals iedereen heel vanzelfsprekend vindt dat hij iedere dag eet, drinkt, slaapt en werkt, dat vindt iedereen heel gewoon. Zo is dit ook heel gewoon. Als je een keer goed onderscheidt hoe het in elkaar zit, dan zul je niet oneigenlijke elementen in je oefening brengen. En dan zul je merken dat alles waar je zo mee gevochten hebt, waar je zo mee gestreden hebt, vanzelf zijn plek krijgt. Dat het dus geen kwestie van gevecht is, dat het een kwestie is van inzicht en van aandacht. Geven van aandacht. Dat is eigenlijk het enige. En die soort aandacht die niets, maar dan ook niets, uitsluit, die alles – ik zeg het een beetje gek – omhelst.

naar boven

Gesprek (fragment)

– A.: Die aandacht is dus iets waar je niet aan kunt oefenen, begrijp ik.

– Maarten: Dat is er of dat is er niet.

– A.: Dat behoort dus niet tot je instrument.

– Maarten: Ja, je instrument produceert dat.

– A.: Dus je hebt alleen het lichaam om aan te oefenen.

– Maarten: Je hebt het lichaam, dat is dan natuurlijk heel wijd, heel ruim. Ik zeg ook altijd – dat is natuurlijk ook een gegeven – dat lichaam en geest nooit uit elkaar zijn. Maar het zit meer aan de kant van het lichaam – wat je ter beschikking hebt, waar je heel dichtbij zit en waar je aan oefenen kunt, is je lichaam zoals je het ervaart. Je kunt ervaren of je lichaam rustig is. Je kunt ervaren of je gedachten hebt of geen gedachten. Je kunt ervaren of je in je basis rust of niet. Dat kun je allemaal ervaren. En daar kun je ook aan oefenen.

– A.: En dat zijn voorwaarden voor die aandacht.

– Maarten: Ja, dat zul je merken. Je zult merken dat je normaal – dat weet je wel – gewoon meegenomen wordt door wat je ervaart. Je hebt daar wel een richting in, ik bedoel, iedereen wil wat, terwijl hij aan het ervaren is. Maar hij wordt eigenlijk gedreven door die ervaring. Het is niet zo dat hij, terwijl die ervaringen in hem plaats hebben, als het ware stil aanwezig in die ervaring en alleen reageert op het moment dat het echt noodzakelijk is.
Dat is ook een van de grote verschillen met iemand die gevestigd is, dat die uitsluitend zal antwoorden op die momenten dat het ter zake is. Terwijl wij eigenlijk aldoor maar reageren.

– A.: En waar komt die liefde in het verhaal voor, is dat een product van aandacht of is dat eigenlijk hetzelfde?

– Maarten: Dat is hetzelfde, echte aandacht is liefdevolle aandacht. En liefde is – ja, niet die sentimentele liefde, maar echte; het woord ‘liefde’ vind ik altijd moeilijk, het moet gedesinfecteerd worden – als het echt is, is het aandacht, de hoogste aandacht.

– B.: Ik heb soms het gevoel dat u zegt van: ben maar aandachtig. Maar er zijn toch heel veel mogelijkheden waarin je concreet kunt oefenen. Ik denk dat je het dan aan jezelf ervaart. Zoals bijvoorbeeld met Greet het lichaam, of met het zitten, dat is een ervaring. Terwijl als u tegen mij zegt: je moet aandachtig zijn…

– Maarten: Dat kan niet, nee.

– B.: Nee, dat kan niet, omdat ik ook zelf geen notie heb wat mij dat brengt. Omdat ik niet over een concrete weg ga. Maar ik denk dat je aandachtig misschien ook zou kunnen oefenen aan concrete dingen. Ik zal een voorbeeld van mezelf noemen.
Toen ik vroeger in de natuur ging, vond ik bloemen mooi. Maar toen ik ze moest determineren, toen werd ik gedwongen beter te kijken als dat ik van huis uit deed. Daardoor heb ik nuances leren kennen die mij waarschijnlijk nooit waren opgevallen. Daarvan kun je dus zeggen: dat is een heel smal gebied waar ik als resultaat van dat oefenen een grotere gevoeligheid gekregen heb.
Dus ik vraag me af of je niet op meer gebieden op zo’n zelfde manier kunt oefenen. Want als je zegt: je moet aandachtig zijn, ga maar wandelen – bij ons is het dan toevallig ‘zitten’ – dan gaan wij met mensen wandelen in de natuur, nou, die bedoelen het heel goed, maar die zien bijna niks, sommigen althans.

– Maarten: Dat komt omdat ze nog een heleboel lawaai in zichzelf hebben.

– B.: Ja, maar het helpt niet als je tegen ze zegt: je moet aandachtig zijn.

– Maarten: Nee, natuurlijk niet. Maar wat ik daarnet beschreven heb is wat noodzakelijk is om gevoelig te worden, en dat is dus oefenen. En nou kun je daar bepaalde sectoren uitlichten en zeggen: nou ik ga bijvoorbeeld eens bloemen bekijken en daarvoor determineren, enzovoorts. Maar mijn ervaring is net omgekeerd, als ik ga determineren, val ik of in slaap, of ik word ontzettend kwaad.

– B.: Jaah …

– Maarten: Ja, maar wacht even. Ik probeer even een andere kant van hetzelfde te laten zien. Want ik begrijp heel best wat je bedoelt. Wat jij bedoelt dat is dat je een manier vindt waarop iemand eens een beetje langer op zijn gemak ergens naar kijken kan. Dat is wat jij bedoelt. En wat ik heb duidelijk willen maken is dat er alleen maar iets kan gebeuren wanneer er die aandacht is.
Maar je zult mij nooit horen zeggen: wees maar aandachtig. Dat is gewoon een kreet in de lucht. Wat voor mij heel belangrijk is, is dat je inziet dat je die aandacht nodig hebt. Want voordien kom je niet op een hartelijke wijze tot oefenen.

– B.: Maar ik denk dat mensen steeds meer prikkels nodig hebben willen ze iets ervaren, of dat nou positief of negatief is.

– Maarten: Ik denk juist minder.

– B.: Nee, voordat het doordringt. De verschillen moeten steeds groter zijn wil iemand zien: ha, dat is anders dan wat ik gewend ben, dus merk ik het op. Dat kun je toch alleen maar door met de dingen zelf te oefenen, te leren, en dan ontstaat toch die hoedanigheid van aandacht?

– Maarten: Jij slaat iets over, lieve B.. Jij bent bloemen gaan determineren, jij wou dat graag, dus de aandacht was er al…
Als die aandacht er is, kun je auto gaan rijden, je kunt bloemen gaan determineren, je kunt van alles doen, want dan is die er al.

– B.: Maar er zijn heel veel dingen die je toch eerst moet leren om ze fijn te vinden.

– Maarten: Het is omgekeerd, je leert het omdat je ze fijn vindt. Dat is de ellende met al …

[interruptie]

– Maarten: … nee, het is de werkelijkheid. Waarom hebben onze kinderen allemaal zo’n ontzettende last, omdat ze het helemaal niet fijn vinden om te leren. Behalve een enkele zeer begaafden, die een vakje vinden wat ze heel fijn vinden en dan gaat het allemaal prima. Dan is de aandacht er, dan is de liefde er. Dat is gewoon zo!

– C.: Nee maar kijk, zwemmen bijvoorbeeld vond ik vroeger helemaal niet leuk. Koud en naar en dan moest je weer een band om… En nu vind ik het heerlijk. Als ik dat nooit gedaan had, had ik het niet geweten. Dat is wat jij bedoelt, B.?

– B.: Ik was bijvoorbeeld bang op de fiets, ze hebben me op de fiets moeten dwingen. Toen ik het geleerd had, ontstond de ervaring dat het ook prettig kan zijn. Ik denk dat de meeste ervaringen beginnen met toch helemaal niet zulke fijne dingen. Als ik kijk naar mensen die roken, de eerste sigaret smaakte voor de meeste mensen vies. Toch roken er heel veel, toch drinken er koffie, vul maar in. Dus je kunt niet zeggen dat het proces van leren via de aandacht gaat omdat je er al interesse in hebt.

– Maarten: Nee, je hebt er geen interesse in, maar je vindt het fijn.

– B.: Ja, dat weet ik niet.

– Maarten: Je hebt een gevoel dat er iets inzit. Wat C. zegt nou van dat zwemmen, jij van het fietsen, dat is omdat daar een aantal voorstellingen tussen zitten die jou er van weerhouden te doen. En dan ga je het doen, en dan ga je merken dat het heel anders is dan je je voorgesteld hebt.
Dat is eigenlijk wat jij bedoelt. En dan merk je dus dat er iets inzit. En dan krijg je er plezier in. Maar dat is dus met alle, ik zou haast zeggen, ‘secundaire dingen’ die we allemaal in ons leven hebben.
Maar die diepe behoefte om te onderzoeken wat het leven is, dat kun je niet oefenen. Dat is er, of dat is er niet. Dat wil zeggen, het is er altijd, alleen het is er meer of minder bewust.

– B.: Maar we gingen toch ook op de fiets zitten omdat we dachten dat het misschien iets zou zijn. En nog iedere keer zegt u: mensen oefen! Dus kennelijk zien wij nog steeds niet in dat het zo prettig is.

– Maarten: Dat is nou juist wat ik bedoel, het oefenen vinden wij zo moeilijk en we moeten ons daartoe dwingen, omdat we er nog iets van denken.
Ik heb nu juist aldoor betoogd: als je inziet wat er gebeuren moet, als je het echt inziet – niet omdat je goed wilt worden, niet omdat je een fijn mens wilt worden, maar omdat je ziet dat het nodig is – dan zul je oefenen. En dan zul je – wat jij dan allemaal zegt en wat C. bedoelt – gaan merken dat in dat oefenen een geheim verborgen is. Dat zul je dan merken. Maar, hoe ga jij oefenen zonder dwang? Daar gaat het mij om.

– C.: ja maar, ik denk dat B. bedoelt dat er nog meer dingen zijn dan dat…

– Maarten: Natuurlijk, je kunt van alles doen, C., van alles. Maar hoe doe je het. Van waaruit doe je het. Als je het nog doet om iets te bereiken, om bijvoorbeeld goed te fietsen, dan is het dat toch niet.

– B.: Maar als u zegt: ‘als je beseft dat het noodzakelijk is’, dan is dat ook een intellectueel inzicht.

– Maarten: Nee! Daar is je hele wezen bij, dat is een noodzakelijkheid. Dat is net zoiets als dat jij ziet dat de wereld kapot gaat. Als je dat ziet, dan moet je …

– B.: … en jezelf.

– Maarten: Ja. Dat is het enige wat erop aankomt.

– B.: Maar moet je dan oefenen?

– Maarten: Dan zul je moeten oefenen, omdat dat instrument niet in staat is om die noodzakelijkheid voortdurend te voelen. Ja, dat is gewoon zo! Want op het moment dat je het inziet, dan voel je het, en het volgend moment dan is de koffie niet lekker … en dan ben je het kwijt.
Maar zodra je de noodzaak voelt is dat over. Je kunt natuurlijk constateren dat je op een bepaald moment bijvoorbeeld geen adem meer hebt, of dat je ziek bent, of dat je een klap op je kop gekregen hebt. Dat is duidelijk, daar hoeven we niet over te praten Maar als die noodzaak er eenmaal in jezelf is, dan zeg je, nou, tant pis, er is nou eventjes een pauze, ik kan niet verder.
Mensen, we gaan lekker koffie drinken.


– Maarten: Ik wilde nog eventjes opnemen wat B. in de pauze tegen me zei.
Het is eigenlijk hetzelfde als wat je voor die tijd gezegd hebt, namelijk: kun je niet alle sectoren die in je liggen te sluimeren zó bewust ontwikkelen, dat je dieper door kunt dringen in je eigen leven en ook in de wereld. Dat was eigenlijk wat je suggereerde. En daar kan ik eigenlijk alleen maar op antwoorden uit mijn eigen ervaring.
Ik ben op het ogenblik een boek aan het schrijven over mijn leven, met name over de mensen die ik daarin ontmoet heb. En als ik nu terugkijk, dan valt me op dat ik nogal veel verschillende activiteiten in mijn leven gehad heb. Ik ben gestart als een elektrotechnicus en daarna ben ik in de uitgeverij gekomen, daarna heb ik geschreven en gedichten gemaakt, contact gehad met Henri Miller, en daarna ben ik gaan ontwerpen en ben ik adviseur geworden op esthetisch gebied.
Als ik dat nu allemaal zie, dan merk ik dat op het moment dat je een bepaalde ‘sector’ uit je arsenaal ontwikkelt, tegelijkertijd andere dingen veronachtzaamd worden. Je kunt natuurlijk voor jezelf denken: nou kijk eens, mijn totale arsenaal is dat, en nu zal ik al die sectoren afzonderlijk gaan ontwikkelen. Dat is de manier waarop de mensheid werkt. Maar de echte religieuze weg is dat je het totaal zich láát ontwikkelen – dus dat doe jij niet. Maar je hebt wel het geduld en de liefde om er met je aandacht bij te blijven.
Waar jij mee zit, denk ik, is dat je mensen meemaakt om je heen, ook leerlingen van je, voor wie je zo vreselijk graag iets zou willen aandragen waardoor ze sneller dingen gingen opmerken. Dat ze het lawaai in zichzelf opmerken. Want bij alles wat je gaat ontwikkelen, loop je so wie so tegen dat ene grote struikelblok aan: dat je veel te veel lawaai in je hebt. En daarom kun je geen aandacht hebben.
Maar je kunt dat lawaai – wat heel groot is – ook opmerken als je bijvoorbeeld aan het groenten snijden bent. Dus het zit niet aan het ‘zitten’ vast – het zit vast aan het kunnen opmerken van het lawaai. Want als dat een keer opgemerkt is en je kunt dat lawaai laten uit-lawaaien, dan heb je die aandacht.
En dat kan alle kanten uitgaan, ook al heeft ieder mens een bepaalde predispositie voor bepaalde sectoren. Maar dan is het klaar, dan is het verhaal eigenlijk uit. Waarin je het dan gaat ontwikkelen is niet zo belangrijk.
Maar ik wil alleen maar zeggen, dat als je mensen traint en je draagt bepaalde sectoren van training aan, dan moet je je wel bewust zijn dat je op datzelfde moment ander gedeeltes van jezelf in de ijskast zet.

– B.: Ik heb eigenlijk veel meer het idee dat het leven net is als een toverbal. Als je er niets mee doet, zie je geen andere kleuren komen. Dus doordat je met de dingen aan de gang gaat, zie je de verandering. En doordat jij op gaat merken dat er iets verandert, ontstaat aandacht, denk ik. Dus wat je dan doet vind ik onbelangrijk. De een zal het misschien bij zingen hebben, en de andere bij fietsen en weer een ander bij ‘zitten’, maar het feit is dat je dat alleen ziet door met de dingen bezig te zijn. Net als bij een toverbal, als je die niet in je mond hebt komt er geen andere kleur, gebeurt er niets.
Zo kun je met het leven omgaan, waardoor  er dan ook die verwondering ontstaat. En dan ontstaat er nieuwsgierigheid. En als dat er is, zitten we op dat punt waar u op zit.
Maar voor mij is het zo gegaan dat ik dingen, die ik altijd op dezelfde manier deed, eens een keer anders deed. En dat was voor mij die toverbal.

– Maarten: Ja. Dit is heel essentieel waar we het nou over hebben.

– D.: Maar als je nou eens helemaal niks doet…

– Maarten: Heb je het al eens gedaan?

– D.: Nou, dan raak je wel in de moeilijkheden, dan raak je op een enorme manier …

Maarten: … gefrustreerd.

– D.: Ja. En de buitenwereld noemt dat depressiviteit als je niks doet. Dan ben je passief, dan zit er niks in je, dan heb je geen wil, dan heb je geen moed. Want je moet aanpakken, je moet iets gaan doen…

– B.: Maar niks doen is ook iets doen!

– Maarten: Ja, dat is zo. Nog meer mensen? Kom op.

– A.: Die aandacht waar jij het over hebt, Maarten, is dat iets wat in gradaties bestaat? Of bestaat het altijd helemaal totaal? Kun je een beetje aandacht hebben, een beetje liefde. Of is het helemaal, of het is er niet?

– Maarten: Alleen de lengte en de intensiteit is wisselend. Maar het is wel totaal. Maar het kan heel intens zijn en het kan minder zijn. Dat hangt voor een heel groot deel af van de conditie van je lichaam – altijd weer komt die conditie van het lichaam om de hoek kijken, dat is je instrument namelijk.

– A.: Dan spelen er twee soorten aandacht door elkaar. Je hebt de geconcentreerde aandacht …

– Maarten: … ja, dat is die versmalde. Nee, ik bedoel dus de wijde. Maar ook daar is er verschil in intensiteit, dat kun je bij jezelf opmerken. Maar dat is eigenlijk iets anders dan waar B. nog steeds …

– A.: Maar leidt die smalle aandacht niet tot wijde aandacht?

– Maarten: Nee, leidt meestal tot nog grotere versmalling. En weet je, het punt is dat die versmalde aandacht veel sneller tot resultaten leidt – die gefocuste concentratie die leidt heel snel tot resultaat. Daar kun je enorme dingen in bereiken. Dat is waar.

– B.: Maar het systeem is toch hetzelfde. Als je toch doorhebt dat wat je ziet, dat daar eigenlijk weer een laag achter zit, en nog een laag, dan ontstaat toch een energie van kijken, wat je geleerd hebt aan een ding. Dat kun je ook leren aan één ding, dat je er één laagje afhaalt en er is weer iets anders, daar ontstaat toch verwondering door. En dat die verwondering heeft op alles betrekking, dat is op de mensen waarmee je woont, dat is op het werk wat je doet, dat is op alles…

– Maarten: Ja, jij hebt dat zo ervaren, B..

– E.: Ja, ik kan heel eind met je meegaat. Ik weet dat zelf ook dat, wat jij dan ‘het leven als toverbal’ noemt: kunnen genieten van het leven, dingen op je af laten komen en erop ingaan.

– B.: Ja, maar vooral: wat ik zie is niet de werkelijkheid. De werkelijkheid ontvouwt zich door de aandacht. En als je dat proces ervaart, als je eerst denkt: dát is het, en door een toeval, of dat je goed kijkt, zie je: verrek dat is het niet, dan is dat een proces.

– E.: Dat is een zichzelf versterkend proces.

– B.: Ja.

– E.: Maar daar staat tegenover dat je, zeker als je met mensen praat die hartstikke vastzitten, dat soms niet voor elkaar krijgt.

– B.: Dan kun je alleen maar hopen dat iemand met iets zó bezig gaat dat hij gevoelig wordt voor veranderingen…

– E.: Ja, dan kun je duizend dingen voor aanreiken, maar het is afwachten en het is alleen maar geduld oefenen tot misschien dat wonder gebeurt…

– B.: Jaah…

– Maarten: Weet je wat E. bedoelt, dat aan het aanreiken van zo’n gebied niet vastzit dat het gebeurt. E. bedoelt: je mag hópen dat het gebeurt, maar je weet het niet.

– E.: Je kan het niet als oefengebied aanreiken.

– Maarten: Precies.

– B.: Ik wil niet iets als oefengebied aanreiken, maar ik denk dat je moet zeggen: dóe iets, doe het zoveel mogelijk als je kunt. Want dan geef je jezelf de kans om de verandering in zo’n instabiel systeem, want dat ontstaat er verwondering.

– E.: Ik ben het met je eens.

– F.: is het dan wel nuttig om een oefening te doen waarbij je dus die versplintering waar je normaal in zit, zeg maar, stukje dit, stukje dat, dat je dat concentreert en dan, dat je dan eerst maar dat zoeklicht laat, vernauwend laat richten en daarin dus een, in ieder geval een kans krijgt. Want met al die losse spettertjes daar, de aandacht steeds maar op verschillende onderwerpen in vrij korte tijd richten, daar is geen kans in (?). Daar geloof ik helemaal niet in.

– E.: ja, ik denk dat je het mechanisme waar jij het over hebt, dat je dat wel degelijk kan gebruiken. Voor mijzelf is het, heb ik heel lang boven mijn bed gehad ‘grillig zijn, durven zijn’. En dat is in feite niks anders dan een soort tastenderwijs dingetjes zoeken waar je wat mee kan, waar je inkan zal ik maar zeggen, juist in periodes dat je heel onrustig bent, dat je vastzit, zeg maar. Omdat je daar juist niet grillig durft te zijn in feite, niet vrij durft te zijn. Het woord grillig is een beetje dubbelzinnig, maar het .. Alleen waar dan het begin ligt? Ik denk dat je uiteindelijk terugvindt wat je al had. Dat je dat weer ruimte gaat geven. Maar dat doet er eigenlijk niet zoveel toe.

– C.: ja maar, ik denk dat B. toch meer nog bedoelt van iets anders ook.

– B.: ja ik denk, door om dezelfde dingen op een andere manier te doen kan het ook. Maar kijk, bij mij kwam het vanmorgen binnen van: heb aandacht ….

– Maarten: Lieve B., jij hoort wat jij hoort, maar ik heb dat nooit gezegd.

– B.: Nee, dat weet ik wel, maar u zegt van …

– C.: Ja maar, als je aandacht hebt, is dat ook maar een beperkt iets, want ik ben beperkt. Is dat wat je bedoelt, B.?

– Maarten: Oh nee. Nee, nee, als je aandacht hebt, échte aandacht, dan ben je niet meer beperkt.

– B.: U zegt zelf, aandacht kun je niet willen, maar aandacht ontstaat…

– Maarten: Die ontstaat onder andere doordat je bijvoorbeeld ziet in welke toestand de wereld is. Zo is het bij mij gegaan. Dat is niet een bepaald gebied. Ik heb niet aan een bepaald iets geoefend.

– B.: U vertelt wel eens het verhaal van het beeld van die man die u zo geslagen heeft. Daar bent u zo intensief mee bezig geweest dat het …

– Maarten: … ik kon niet anders…

– B.: Maar u heeft toen een ervaring gehad, als het niet zover was gekomen had u dat waarschijnlijk niet gekregen.

– Maarten: Nee, maar luister eens. Er is één ding dat vergeet je erbij, dat heb ik niet ondernomen. Dat is heel belangrijk! Ik heb dat niet ondernomen, het is me overkomen.

– D.: Want dat andere werkt niet als je het onderneemt.

– Maarten: nee, ik ben geneigd om te zeggen dat dat niet werkt. Als ik nou – nou zeg ik iets absurds – als ik me had willen laten slaan om te ontdekken wat er gebeurde, dan was het niet gegaan.

– G.: Maar de andere kant is dat je je niet wilt laten slaan.

– Maarten: Maar ‘niet willen laten slaan’ was helemaal niet aan de orde, ik bedoel, G., ik had niets in te brengen! Ik ben verrot geslagen!
Begrijp je, dat is heel wat anders.

– C.: Je bedoelt eigenlijk: zulke dingen gebeuren met je.

– Maarten: Ja, en niet anders.

– C.: En als B. zegt: ik wil iets gaan doen om ….

– Maarten: Nee, dat zegt hij nog niet eens. Maar hij wil gewoon iets aanreiken waardoor iemand aan kan oefenen…

– B.: Maar dan overkomt het die toch ook. Want je weet toch ook niet wat er gebeurt als je ergens aan begint. Je weet niet of onder die toverbal geel onderuit komt.

– Maarten: Dat is zo, maar je ziet over het hoofd dat iemand, als hij dat al gaat doen, dat heeft hij iets in zijn hoofd.

– B.: Dat weet ik niet.

– Maarten: Ja, ik wel. Anders deed hij het niet.

– B.: Als u op vakantie gaat, weet u dan waar u naartoe gaat?

– Maarten: Ik weet het land waar ik naartoe ga.

– B.: Hoe u daar de situatie vindt?

– Maarten: natuurlijk niet, dat weet ik wel B., maar waar ik het aldoor over heb is dat ene ding: dat jij niet met een bepaalde voorstelling ergens op ingaat. En in dat geval van mij, dat was inderdaad een barmhartigheid van het leven dat ik rot geslagen werd, want dat wilde ik natuurlijk niet, dat wil niemand. G. heeft dat zeer terecht opgemerkt, je laat je niet voor niks bewusteloos slaan. Maar het overkwam mij. En toen was dat dus de meest ideale situatie om iets op te merken.

– B.: Ja, dat zie ik wel in.

– Maarten: Wat ook nog had kunnen gebeuren is dat ik zo christelijk opgevoed was, dat ik dus toch erin gegaan was en hem dus eigenlijk het had moeten toestaan dat hij me doodsloeg. Maar zo was het in mij niet. Ik was daar wel degelijk bang voor. Maar wat het opmerkelijke was, als je in zo’n onschuldige situatie – want ik was onschuldig – als je dan, ja, voor het einde komt te staan, dan kan pas het wezenlijke in jezelf kan loskomen. Of niet. Het had natuurlijk ook kunnen gebeuren dat dat niet gebeurde en dat ik die man was gaan haten. Je hoeft maar om je heen te kijken, wat voor haat is er niet blijven zitten bij de mensen…
Dus ik wil er alleen maar mee zeggen, waar je verschrikkelijk alert op moet zijn is: hoe ga je de situatie in. Dus ga je de situatie in, in voeling met alles wat er is. Of ga je de situatie in met jouw voorstelling.

– B.: Maar dat heb ik toch niet gezegd, het houdt in dat je wel wat verwacht, maar voor de rest niks, dat het iets anders zou kunnen zijn. Daar gaat het toch om.

– Maarten: Ja, maar is dat zo? Is dat echt zo? Ik denk dat jij over het hoofd ziet dat jou een heleboel is overkomen… En ik ben er zo ontzettend hardnekkig in omdat alle systemen hierop berusten, op dingen die te bereiken zijn, ook Zen.

– B.: ik wil niks bereiken.

– Maarten: Nee, maar jij hebt aldoor niet in de gaten, B., dat het jou is overkomen. En als dat je een keer overkomen is, dan is het verhaal uit. Dan is die toverbal inderdaad een heel goed voorbeeld.

– B.: Het is mij niet alleen overkomen, ik heb hobby’s gedaan en we hebben dingen gedaan waar we het geluk van hadden dat ik die erg ver heb mogen doorvoeren. Maar het bleef dus niet in het verlangen steken, maar het is gerealiseerd. Dan kun je dat hele proces gaan zien. Dan heb ik misschien nog wel dingen voor nodig om dat … ongetwijfeld. Maar ik heb er al een rijtje versleten en uiteindelijk kun je dan zeggen, achteraf: verrek, eigenlijk is het hetzelfde verhaal. Dat was met modelbouwen, dat was met … vul maar in. Daar zie je dus dat toverbal effect. Begin je ergens aan, weer een laagje af en weer een laagje af. En dat heb ik niet verwacht. Dat is zelfs met dat zitten gegaan. U zegt: ga maar zitten, je ziet wel wat er gebeurt. Ik was alleen maar nieuwsgierig. En door wat er gebeurde werd ik nog steeds nieuwsgieriger, want het bleek dat de wereld constant bleef veranderen. En toen kwam de aandacht.

– Maarten: Ja, dat is zo. Maar het enige punt is dat je nu niet zegt: doe maar wat, dan gebeurt het. Want er zijn natuurlijk legio fotografen die nog altijd alleen maar nog fotograaf zijn. Ze kunnen heel geniaal zijn, ze kunnen heel groot zijn. Ja. Natuurlijk, als dit één keer in je gebeurt dan zul je iets gaan doen. Ik ben ook iets gaan doen. Ik werk met jullie. Ik schrijf een boek. Maar dat is eigenlijk fase twee. Maar ik zal nooit in mijn leven het idee hebben dat ik iemand een methode aan kan dragen waardoor het gebeurt.

– G.: Hooguit suggesties geven die ….

– Maarten: Nou, je kunt uit je eigen ervaring mededelen. Je kunt zien hoe iemand zich te smal opstelt, dat kun je zien, dat kun je ervaren. En daar kun je met elkaar over praten en dan kan er iets gebeuren, maar dat hoeft helemaal niet. Ik ben veel, ja, ik ben veel kleiner dan jij op dit punt. Ik zie mijn onmacht veel meer.

– C.: Ik weet niet precies waar de kortsluiting zit.

– Maarten: Nou, het zit erin dat het voor mij volmaakt onvoorspelbaar blijft.

– C.: Maar jij hebt ook wel eens gezegd: doe maar, doe maar!

– Maarten: ja natuurlijk. Maar dat is zodra iemand – en dat zal me wel mijn leven lang vervolgen – aldoor maar zit te construeren, dan zeg ik: nou doe alsjeblieft wat. Dat je niet in je kop zit. Dan merk je wel. Natuurlijk, allicht. Maar ik zie ook levensgroot voor me dat als je dan wat gaat doen en je komt daar in dat gebied, dat je vergeet dat er andere gebieden zijn. En ik denk dat het gewoon onvermijdelijk is. Dat je het misschien tot aan je 80e of tot aan je 90e allerlei dingen zult moeten doen, totdat het misschien een keer aan je duidelijk wordt dat het iets anders is.
En ik ben er echt wel achter, C., dat je daar geen moer aan kunt versnellen. Echt niks. Helemaal niks. En ik realiseer mezelf ook vreselijk goed dat ik soms ontzettend ongeduldig ben en dat ik af en toe wel een schop zou willen geven. Dat weet ik wel van mezelf, dat is ook zo. Ik neem het mezelf niet eens kwalijk. Nee.


[1] De uitspraak van de heilige uit het krijgsgevangenkamp [red.]


naar boven