Doordringen in het ongemanifesteerde

Sterrelaan 1998-2002 | 20 SEPTEMBER '98

Inleiding [download]

Gisteravond werden we opgebeld door een echtpaar dat we al een poos lang kennen, een rechter die met 60 jaar aan kanker gestorven is.
Dat bracht me opnieuw tot dat onbegrijpelijke fenomeen van het leven.

We ervaren onszelf natuurlijk als leven, met alle gedachten en alle gevoelens die erbij horen. We hebben onze relaties, meer of minder innig. En heel soms hebben we een gevoel dat alles wat we kennen, waar we aanwezig zijn, wat de toekomst is, wat het verleden is wat je hebt, je hebt allemaal een verleden, dat dat maar een heel klein stukje is van de totale mens die je bent. En hoe meer je met de dood in aanraking komt, hoe meer je gaat beseffen hoe beperkt dat leven is wat je leeft. En je vraagt je af: wat is mijn positie in dat geheel van het leven.

Geleidelijk aan ga je beseffen dat het eigenlijk is dat je het ongemanifesteerde in jezelf, dat zijn niet je gedachten, je gedachten en je gevoelens, dat is allemaal gemanifesteerd, dat het ongemanifesteerde in jezelf verbonden moet worden met het gemanifesteerde.
Het gemanifesteerde is alles wat je kent. En wat de wereld, de mensenwereld je aanbiedt dat is allemaal gemanifesteerd. En eigenlijk zijn we daar ons hele leven in bezig. Psychologie, therapie, meditatie, religie, allemaal gemanifesteerd.

Dus de vraag is: kun je in je leven, dat hele gewone leven dat je leeft, dat je elke dag leeft, met alle zorgen die het heeft, met alle inspanning die het heeft, met alle bedreiging soms die het heeft, ik spreek nu over de maatschappij waar wij in leven, ik spreek nog niet eens over de afschuwelijke toestanden daarbuiten. Maar is het mogelijk om in die gemanifesteerde wereld waar jij een uiting van bent, om daarin verbonden te raken met datgene wat je onmogelijk kunt vatten, wat je niet kunt begrijpen, maar wat er is.

Zoals we tot op de dag van vandaag niet weten wat leven is. We weten wel dat de mens geboren wordt en we weten ook dat de mens sterft, en we kunnen alle verschijnselen van het sterven beschrijven, maar wat er eigenlijk gebeurt wanneer een mens sterft, weten we tot op de dag van vandaag niet. We kunnen zeggen: ja, de organisatie van het hele lichaam valt weg. Dat is zo. Het moment van het sterven, in ieder geval van de hersendood, valt de organisatie weg, is het verband eruit. En dan krijg je nog het proces van het ontbinden, wat versnelt wordt als je gecremeerd wordt, maar dan is het leven is eruit.
Maar het betekent ook natuurlijk dat je tijdens je leven datgene was wat alles in je intact hield, dat was aanwezig. En dat betekent dus dat je daarmee contact zou kunnen krijgen.

Wat is de moeilijkheid. De moeilijkheid is dat wij het altijd binnen het gemanifesteerde willen halen, binnen datgene wat we kunnen begrijpen, datgene wat we kunnen bedenken, datgene wat we een naam kunnen geven, datgene wat we kunnen vergelijken. En we menen, en dat is duizenden jaren oud, dat als we het een naam gegeven hebben, we er dan contact mee hebben. Maar dat is niet zo. Dan hebben we het een waarde gegeven binnen ons voorlopige, eindige systeem van ons denken en voelen.

Dat is natuurlijk een heel geweldig lichaam wat daar ontstaan is, die naamgeving. Die naamgeving van het onkenbare is ongelooflijk groot. Alle religies, alle filosofieën, alle ideologieën, hebben daarmee te maken. En dat is wat ons normaal aangeboden wordt. En je moet al in hele extreme omstandigheden verkeren, of verkeerd hebben, om te zien dat het de naam is, het begrip is, het idee is, maar dat het niet datgene is wat aanleiding is tot dat idee, dat aanleiding is tot die religie, dat aanleiding is tot die ideologie. Het is de naamgever.

Terwijl, al die tijd dat je er naam aan geeft, dat je ermee werkt, want je werkt ermee, met die naamgever, met dat begrip, daar werk je mee. Al die tijd dat je ermee werkt, en dat is bijna je hele leven, op die korte momenten na dat je eventjes twijfelt, omdat de dood intreedt, word je dus gevoed, gedragen door dat onbekende. En je hebt er geen contact mee.
Je zou kunnen zeggen, ik denk dat dat de meest simpele formulering is, dat echte meditatie erop gericht is om in contact te komen met dat ongemanifesteerde. Als dat duidelijk is, als dat echt duidelijk is, dan betekent dat dat je dus ophoudt pogingen te ondernemen om een zogenaamde brug te bouwen van het gemanifesteerde naar het ongemanifesteerde. Want dat kan niet. Je kunt niet met de apparatuur die je hebt een brug bouwen. Wat wel mogelijk is, en daar hebben we vele getuigenissen van, is het ervaren van het ongemanifesteerde. En dan denk ik hierbij helemaal niet aan aura’s en al die dingen, want dat is ook gemanifesteerd. Dat is allemaal gemanifesteerd.
Maar dat je dus goed beseft dat het langs die kant niet kan. Dat het alleen kan als de hele apparatuur zwijgt, als dus alles wat je kent je niet meer beheerst.

Dat is wat: alles wat je kent. Dat is eigenlijk je leven, alles wat je kent, en de verschuivingen daarin, en de veranderingen daarin, en de gewoontes daarin. En dan wordt het geleidelijk aan duidelijk dat je dus, als je al beseft dat dat noodzakelijk is om in je leven verbonden te raken met het ongemanifesteerde, wat je ook bent, dat dan betekent dat je dat gebied in jezelf probeert bewust te maken, wat eigenlijk nog onbekend is voor jezelf. En dat is merkwaardig genoeg het meest dichtstbijzijnde, dat is je adem.
We kunnen daar helemaal ingaan. En natuurlijk heb je daar gedachten over, ook over de adem heb je gedachten. Dat is nou een keer zo. Je merkt eraan op. Maar als je je bewust bent dat, als je er wat aan opmerkt je het dan weer inkadert in het bekende, dan zie je de nutteloosheid daarvan in.

Dit is een heel belangrijk punt, dat je dit inziet. Dat je inziet dat zelfs jouw ervaringen van dat ongemanifesteerde onbelangrijk zijn. Daar begint de ellende eigenlijk, dat als we het al ervaren, we in het opmerken, in het ervaren, het tegelijkertijd al een vorm geven en dus binnen het gemanifesteerde halen, en daarmee ontnemen we het zijn eigenlijke karakter. Namelijk, ongemanifesteerd wil zeggen: energie in potentie, energie die nog geen enkele vorm heeft aangenomen, die komt en gaat volgens wetmatigheden die wij niet kennen. En het is natuurlijk zo dat elke ervaring van ieder mens – en dat is al duizenden jaren oud – wordt doorgegeven, omdat de ervaring van het ongemanifesteerde, onbekende, zo’n geweldige indruk op je maakt dat je het niet kunt laten.

Maar als je dit doorhebt, dan is het ook niet erg. Dan weet je dat, als iemand wat zegt daarover, dan is dat zijn ervaring, zijn naamgeving, maar dat is het niet – het is de uiting van datgene wat geen naam heeft. En dat betekent dat je steeds dieper in dat gebied moet proberen door te dringen wat nog geen naam heeft. En dat is onder andere je adem. Het is ook de energie, waar zoveel over te doen is. Maar het gaat erom dat je in staat zou kunnen zijn om te ervaren, en alleen op te merken wat dat aan je leven verandert. En natuurlijk zul je er een naam aan geven, natuurlijk zul je erover vertellen. Maar dan weet je dat je op dat moment het onbeperkte inperkt.
Het is heel belangrijk dat je dat beseft. Dat betekent niet dat je het niet een naam zult geven. Dat is prima. Maar je weet aldoor dat dan je inperkt. En als die ander aan wie je het zegt, wie het ook is, als hij die beperkte vorm die jij eraan gegeven hebt, tot zich neemt en het gelooft, dan gebeurt er een ongeluk. En dat is jammer.

Als je je afvraagt: waar draait het nu om? Dat is dat je zelf verbonden raakt met datgene wat je geen naam kunt geven. Terwijl je dat natuurlijk toch doet. Maar als je je maar bewust bent dat dat zo is, dan is het niet erg. Want dan weet je dat je dat niet kunt vergelijken, dat daar geen goed, beter of minder, dat is er allemaal niet in. Want minder en meer, en goed en slecht, dat is van het gemanifesteerde, dat is van de uiting. En die uiting, daar heb ik het nu al vaker over gehad, die uiting is sterfelijk, die is voorlopig, die gaat voorbij. Maar we hebben zoveel duizenden jaren, van generatie op generatie, in de uiting geleefd, dat dat ons zo dierbaar is geworden dat wij dat willen behouden. Of het nou God is of Allah of Brahman of Atman of Tao, dat willen we behouden, dat is de naam.

Maar het is het dus niet. Het is het aldoor niet. Het is alleen wáár op het moment dat het beleefd wordt, de seconde dat het beleefd wordt, is het waar, is het één, is het ongemanifesteerde en het gemanifesteerde één. Dat is de enige werkelijkheid. En dat is onvoorstelbaar groot, en dat weet je niet, en dat weet je ook wel.
Ik las laatst een kenschetsing van wat dat eigenlijk dan is en daar stond dat dat neutraal is. Nou dat is natuurlijk waanzin. Het is niet neutraal, het is alles. Het is het totaal. Het is alles wat ooit geweest is en wat nog komen zal. En hoe dat gaat, daar kunnen we alleen constateren wat er in de loop van de geschiedenis van de mensheid is geweest. Daar weten we geleidelijk aan steeds iets meer van, daar weten we hoe oneindige tijdsspanne dat is, maar eigenlijk weten we nog maar heel weinig… En we weten zeker niet hoe het verder zal gaan. We houden ons hart vast voor wat we allemaal uitkuren met de aarde, dat is duidelijk, maar dat is ook weer mensengedachte. Waarmee ik niet wil zeggen dat die gevaren er niet zijn, helemaal niet. Maar het is binnen het beperkte wat wij bewust gemaakt hebben in de loop van duizenden jaren.
De enige echte oplossing is dat wij ieder voor zich, op zijn manier, van alleen maar uiting zijn, overgaan tot het in potentie tegelijkertijd zijn. Dat is zo’n ongelooflijke-grote-sprong. En ik zeg nogmaals, er is geen brug tussen het een en het ander, want die brug maken we weer met de apparatuur die wij hebben. Dat is zo’n grote sprong, dat het heel duidelijk is dat wezenlijke meditatie maar heel schaars gespreid is.
Maar aan de andere kant, als je beseft waar het om gaat is dat ook helemaal niet erg. Je weet niet hoe het moet gaan. Je weet alleen voor jezelf hoe jouw leven is en wat daar misschien in mogelijk is. En daarvoor moet je dus inderdaad proberen zoveel mogelijk in een gebied te zijn wat je niet weten kunt – dat is de adem, en daar zit onverbrekelijk de energie aan vast.

Dat is een heel diepgaand en ook een heel langdurig proces. Dat kun je dus niet leren van iemand anders, je moet je eigen weg gaan, je moet je eigen weg vinden daarin, hoe die is, hoe die eruit ziet, wat er voor nodig is en wat je missen kunt.
En dat voltrekt zich natuurlijk in stilte – daar bedoel ik niet mee de stilte van het geluid, daar bedoel ik de stilte van de innerlijke mens mee, want die innerlijke stilte kan niet verstoord worden door het geluid. Het geluid mag er rustig zijn.
En als je probeert je adem te beleven, wees dan geduldig. Probeer in ieder geval niet iets te bereiken. Ga daar steeds zorgvuldiger op in. En die adem wijst je de weg, die is nog niet aangeraakt door de apparatuur van ons denken en voelen. Ja hij wordt dagelijks aangeraakt, maar dan wordt er een beroep op hem gedaan. Maar ik bedoel, in wezen is hij niet aangeraakt, is hij nog puur, is hij nog onschuldig. En zo is ook eigenlijk de energie.
Dus je kunt geleidelijk aan doordringen in dat niet noembare. En het merkwaardige is dat je dan merkt dat in het gewone gemanifesteerde leven, het gewone leven wat je elke dag leeft, verandering kan komen – terwijl de situatie hetzelfde blijft, de mensen om je heen blijven hetzelfde, het blijft allemaal hetzelfde. Maar je komt daar langzamerhand op een andere manier te staan. En je ziet dat je eigenlijk nooit bedreigd wordt. Ja, je lichaam kan bedreigd worden, wat ik in de oorlog dus beleefd heb, je kan doodgemaakt worden. Maar dat is iets anders.

Dat je daar langzamerhand in doordringt. Dan kun je op den duur iets minder reactief worden en helemáál al niet meer bezig om het hiernaartoe te halen, wat niet kan. Het in je laten werken, terwijl je niet begrijpt wat er gebeurt. Het rustig op je in laten werken, iedere dag opnieuw. En voor jezelf uit te vinden welke houding en welke manier en op welk tijdstip van de dag je dat het beste kunt doen. Maar het belangrijke is dat je ziet dat dit je opgaaf is, dat dit de opgaaf van ieder mens is, waar ook ter wereld, wil hij niet, wat aldoor heeft plaatsgehad, in de vernauwing blijven van het bekende. In het bekende is ongelooflijk veel variatie. Daar is zoveel variatie in, dat kun je niet eens bevatten. Maar het blijft allemaal voorlopig, zoals alles in de schepping voorlopig is, behalve dat ene wat aanleiding is tot de schepping. En daar gaat het nu juist om.
Maar dat je dus goed beseft dat dat niet binnen bereik van je denken-voelen gebruikt kan worden en alles wat naam heeft, want daarmee ontkracht je het, ontneem je het zijn majesteit. En hoe je dat doen zult, dat zal waarschijnlijk voor ieder van ons net iets anders zijn. Maar alleen in contact – in contact kun je het leven zien zoals het zich aan je voordoet. En kun je ook afscheid nemen, wat voor ons altijd heel moeilijk is, van alles wat weg wil of weg moet of weggaat. Maar dat je ziet, dat is de beweging in de uiting, en die is onvermijdelijk. Dat je dat écht voor jezelf altijd weer ziet en daardoor jezelf de gelegenheid geeft om niets te zijn en te ervaren.
Dan wordt je leven, voor zover je daartoe in staat bent, eenvoudig. En het is nog niet eens eenvoudig om eenvoudig te worden. [lacht]

Nou mensen, dat was het voor vandaag.


naar boven