Onvoorwaardelijke liefde

Toespraak v/d maand maart 2024

Mennorode augustus 2006 | Zaterdagmorgen
Inleiding [download]

Ik had het gisteren over dat jongetje dat kapot was van het kappen van die boom.
Het vervolg van het verhaal is dat ik de oude vertelster, die elke avond bij mijn bedje kwam zitten, daarover vroeg.

“Voordat de boom er was,” vertelde ze me, “was er het beginsel van de boom. En het gaat er maar om dat dat beginsel blijft leven. Als jij echt heel veel van die boom houdt, ook als hij gekapt is, blijft hij in jou leven. En als hij in jou blijft leven, blijft hij helemaal leven.”

Dat heb ik toen, zo klein als ik was, heel goed begrepen, dat het erom gaat of je iemand of iets helemaal tot je toelaat. En geen enkele voorwaarde stelt, maar zegt: zoals hij is, heb ik hem lief.
Als dat zo is, is het in orde. Dan kan de werkelijkheid van dat iets of die iemand door blijven gaan, ook als de stam afgekapt is of als het lichaam het opgegeven heeft.

Dat is een fantastische werkelijkheid, die we, naar ik hoop, allemaal langzamerhand kunnen gaan beseffen – begrijpen kun je het niet, de wezenlijke dingen kunnen alleen maar beseft worden.
Dát je wil begrijpen is menselijk, zo is de mens, hij wil begrijpen. En dat willen begrijpen is een goed ding, daardoor hebben we de wetenschap, daardoor hebben we de vooruitgang – in het aardse, in het materiële.
Maar het geestelijke, het echte geestelijke, heeft zijn eigen wetten. Als je die wetten leert kennen, begrijp je ook hoe ongelofelijk moeilijk het voor je is om ze te eerbiedigen – je kunt ze niet gehoorzamen, je kunt ze alleen eerbiedigen.

Als je dat doet: iets of iemand toelaten zonder voorwaarden te stellen, dan krijg je een nieuw leven. Dan ben je eigenlijk – zonder grote woorden – door de poort van de dood gegaan en leef je hier je leven, voor zover je lichaam dat toelaat.
Je lichaam is je vriend, niet je slaaf. Je vriend die je een tijd lang huisvesting biedt. En die je op de tijd die daar voor is – de tijd die niemand kent – moet verlaten.

We hebben zoveel gedachten over doodgaan en wat eraan vastzit, dat we niet kunnen geloven dat het net zo is als een vrucht die rijp is, afvalt en weer vergaat – terwijl de vrucht blijft bestaan. Zo eenvoudig is het.

Laten we maar eens kijken hoe we hier over denken, wat we erover voelen, hoe we er tegenover staan.


naar boven

Gesprek (fragment)

Vraag A.: Ik wil iets vertellen over een ervaring met je lichaam als vriend. Ik heb een tijdje een hart gehad dat op hol sloeg. Mijn eerste reactie was angst en weggaan van het gebeuren, wat niet erg behulpzaam was. Op gegeven moment was het weer zover en kwam er een stemmetje: “Het heeft je iets te vertellen, het doet precies wat op dit moment voor jou goed is.”
Dat bracht rust vanbinnen en de angst verdween. Tegelijkertijd kwam een heel sterk gevoel van: als je lichaam het nu genoeg vindt, dan is dat ook goed.

Maarten Houtman: Een aanvaarding van de dood.

Vr. A.: Ja. Die ervaring kwam daarna helaas niet meer terug, de volgende keer was ik weer even bang en even boos en in de ontkenning. Maar het blijft wel als herinnering bij me.

M.H.: Maar je weet nu dat je je kunt overgeven.

[stilte]

M.H.: Ik was van kleins af aan toch wel een grote tobber, ik vroeg een keer aan de vertelster:

“Waarom is dat eigenlijk allemaal zo, waarom eten de dieren elkaar op?”

“Dat is heel eenvoudig,” zei ze, “eens was er alleen maar een nacht, niets dan een nacht, niets bewoog, er was geen leven. En toen – niemand weet wanneer – begon iemand te zingen en riep dat alles wat tot nu toe verborgen was geweest in de nacht waarin niets gebeurde, tevoorschijn moest komen en van zich moest doen weten. Dat lied was zo indringend dat het ook gebeurde, alles kwam tot leven. En ja, toen het er allemaal was, moest het blijven leven, moest het voedsel hebben. Dat voedsel was wel aanwezig, maar de sterkste at de iets zwakkere op, en die weer de nog zwakkere.”

“Dus,” zei ze, “zo is het vandaag de dag. Dat er gedood wordt, dat er begeerd wordt, dat is heel natuurlijk. En jij hoort daar ook bij. Alleen, als jij weet wat ik je nu verteld heb, dan kun je proberen, als je iets neemt, dat met eerbied te doen, zó dat er zo min mogelijk leed is.”

Daar kwam ik toen voor het eerst dat woord ‘leed’ tegen.

“Je begrijpt wel,” zei ze, “leed is niet te voorkomen, het zal er altijd zijn, dat is het leven. Maar jíj hebt de verantwoordelijkheid bij alles wat je neemt, om dat zó te doen dat het zo min mogelijk pijn doet. Dat is een hele opgave. Want ik weet wel dat je graag kip eet. En je weet ook hoe dat gaat, als de kip doodgemaakt wordt, hoe de tuinman dat doet …”

Toen zei ik: “Ik zal nooit meer kip eten!”

Haha, dat heb ik een maand volgehouden en toen gebeurde het toch weer dat ik kip at. Maar het was anders, ik leerde daardoor mijn eigen instincten kennen.
En dat geldt in onze mooie, moderne, goed georganiseerde maatschappij nét zo. Er heeft alleen een verschuiving plaatsgehad naar dat je zowat alles doet om geld te krijgen, veel méér dan waar je ooit van kunt genieten. Het heeft dus heel andere vormen aangenomen, maar het is exact hetzelfde.

Kun je dat zien, kun je jezelf ervaren en zien wat je doet? En ben je dan in staat jezelf niet te veroordelen. Want als je dat doet, ben je terug bij af. Als je jezelf veroordeelt, denk je dat je anders kunt zijn dan je bent, dan ga je op de verandertoer. Dat is eindeloos, tot aan je dood toe. Doe dat niet, accepteer jezelf. En besef tevens dat het mogelijk is – ondanks het feit dat het leed blijft bestaan, dat hoort bij het leven – dat je het zo zacht mogelijk kunt laten zijn. Dan is het geen offer, niet meer ‘dan mag ik geen kip meer eten’, maar een altijd aanwezige uitdaging om het zo te doen dat het zo min mogelijk leed veroorzaakt.


Vr. B.: Je had het in je inleiding over liefde die over de dood heen reikt. Ik moest denken aan het verhaal uit de Bijbel, waar Jezus zegt: “Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding van de wereld.”
Is dat iets wat je op dezelfde manier kunt begrijpen – als je het kunt begrijpen – als dat wat jij net vertelde?

M.H.: Ja, precies zo.


Vr. C.: Ik probeerde zojuist terug te halen wat je gezegd had, maar dat lukte niet, net zoals je dat met een droom wel hebt. Je had het over het vlak van het begrijpen, waardoor wetenschap mogelijk is en vooruitgang. En je hebt dat andere, laat ik het maar intuïtie noemen. Maar kun je wel op je intuïtie vertrouwen?

M.H.: Het verlangen om te begrijpen is beslist nodig, dus dat moet je niet wegdoen. De mysticus schuift dat heel makkelijk opzij, maar dat is niet juist. Willen begrijpen is ook nodig, het is in je gewone leven heel erg nodig, en het blijft nodig, tot je laatste zucht. Maar het kan zich ondergeschikt weten aan iets anders, aan iets wat het niet begrijpen kan – tegelijkertijd. Dat zijn twee dingen die naast elkaar, met elkaar, bestaan.
Op het moment dat je dat willen begrijpen gaat veroordelen, komt het in een scheve, geïsoleerde toestand terecht en maak je het jezelf echt heel erg moeilijk. Zodra je iets in je zelf, wat het ook mag zijn, buiten de deur wilt zetten, haal je het juist naar je toe.
Maar we zijn ook dat andere. Zoals net gezegd werd: ‘ik zal bij jullie zijn tot het einde der tijden’ – ja, dan houdt de tijd op!


Vr. D.: Gisteravond, Maarten, noemde je – meen ik me te herinneren – vijftig jaar mediteren ‘een zeepbel die uiteengespat was’. Die opmerking van je houdt me erg bezig.

M.H.: Daar kan ik wel iets aan toevoegen. Kijk, die vijftig jaar is een zeepbel in de zin van wat het zitten bedoelde te zijn: het volkomen kunnen aanvaarden van het leven zoals het is, met alles wat dat brengt. En dat had het niet gebracht. Dat was de zeepbel: de bedoeling die erachter zat en die ik eigenlijk niet opgemerkt had.

Maar natuurlijk heeft het wat gebracht, allicht. Het heeft ervoor gezorgd dat je makkelijker je balans weer terugvindt. En als je die balans terugvindt, dan besef je ook dat het ‘in balans zijn’ niet alleen van jouw inspanningen afhangt. Dat er iets bijkomt – het eigenlijke wat erbij komt heb je niet in de hand, dat komt en dat gaat zoals de seizoenen. Het is alleen heel belangrijk dat je, áls het komt, open bent. Dat is het enige wat kan. Dat betekent dus dat je inderdaad zo aandachtig mogelijk probeert te leven. En dan ook opmerkt dat je dat elk moment weer vergeet.

Dan wordt de oefening iets heel gewoons, iets wat de hele dag door speelt. Lukt het je niet, dan neem je je dat niet meer kwalijk, je gaat niet die afschuwelijke strijd voeren van: ‘ik moet toch zo …’ – vul maar in. Dat kan niet, dat kan écht niet.
Oké, spanning weg – dat is het eigenlijk aldoor.

Ik zag net buiten mensen op de camping iets doen. Er zijn tijden geweest – toen zaten we niet in deze zaal, maar in soortgelijke omstandigheden – dat ik dacht: nee, je moet híer zijn!
Maar dan ben je nooit hier! Terwijl als je jezelf toestaat ernaar te kijken, en er zelfs gedachten over te hebben, dan ben je ontspannen.
Dat is het aldoor, daar hebben we allemaal mee te maken. Het is een soort van zachtheid die langzamerhand in je groeit. Je hebt natuurlijk oordelen, over alles. Die zijn er ook. Maar je neemt ze niet meer zo vreselijk ernstig dat je denkt: dat moet anders, dat moet ik gaan veranderen, ik moet voor de wereld gaan mediteren …
Dat is het ergste wat je kan overkomen, dat je gaat denken dat je voor de wereld moet mediteren. Dat is echt van de gekke. Ik geloof dat het Maharishi Mahesh was die zei: als er nou maar voldoende mensen zitten te mediteren, dan verandert de wereld. Nou, quatsch! Ik neem het Maharishi Mahesh helemaal niet kwalijk, zo is zijn leven gegaan.
Ik vertel het alleen maar zodat je ziet dat niemand onbelangrijk is. Iedereen is belangrijk! Maar jij hoeft niet zó vreselijk vast te zitten in die belangrijkheid, dat je het als een zogenaamd ‘vreselijk zware last’ aldoor met je mee moet dragen, in de trant van: ‘ik word onbelangrijk, ik word onbelangrijk …’
Moet je jezelf voorstellen, met die last van: ‘ik ben onbelangrijk, ik ben onbelangrijk’, ben je natuurlijk vreselijk belangrijk. Zo simpel is het.


naar boven

Toespraak maart 2024
+ NOTITIE✏️ Maartens laatste toespraken op taozen.nl
<< Terug | Volgende toespraak >