Voelen dat de energie er is

weekend november 1997 | Vrijdagavond
Inleiding
[download]

Ik heb al in het begeleidend schrijven bij de uitnodiging een kort overzicht gegeven van waar het eigenlijk om draait. Dat is dat de kwaliteit van je zijn veranderen kan. Niet naar iets speciaals toe, maar dat je steeds een innige verbinding legt tussen wat we het ‘gewone leven’ noemen – wat natuurlijk helemaal niet gewoon is, maar goed, laten we dat maar zeggen voor de duidelijkheid – en je weg naar binnen toe. Die moeten altijd bij elkaar blijven. Maar het is wel zo dat je een accent kunt hebben op hetgene wat je in de wereld te doen hebt – buiten hetgene wat je in de wereld wilt doen. Dat zijn ook nog twee dingen: je hebt iets te doen, je moet zorgen dat je kunt leven, dat je een huis hebt, voldoende voedsel hebt, enzovoorts. Dat moet. En daarnaast heb je iets wat je graag wilt doen.
Dat zijn al twee heel grote drijfkrachten. En dan heb je als derde wat je van binnen ervaart, wat niet direct verband heeft met die twee eerste zaken die je voortdurend moet doen.

En nou gaat het er eigenlijk om die drie zo met elkaar in verbinding te laten zijn, dat je geen ogenblik speciaal hier bent of speciaal daar bent, maar dat ze alle drie altijd intact zijn. Zodat je aardse leven en het ongeborene, het ongemanifesteerde, niet naast elkaar, maar met elkaar zijn. En dat de ene het uitdrukken is van het andere. Dat is eigenlijk het ultieme doel van meditatie.
Maar het is wel zo – en nou zeg ik het weer heel plastisch – dat je de technieken die je aanwendt bij de twee eerste doelen: dat wat je doen moet en dat wat je doen wilt, samen laat vallen met wat je eigenlijke opgave in het leven is: je bewust te worden van jezelf in het totaal van het leven.

Dat is heel simpel gezegd waar het om draait. Maar zodra je dat zegt, merk je dat je op een aantal obstakels stuit. Een van de meest voorkomende obstakels is dat je een heel duidelijk zelfbeeld hebt: wie je bent. En dat je ook een heel duidelijk beeld hebt van hoe de wereld is, een wereldbeeld. Zowel dat zelfbeeld als dat wereldbeeld zijn ontstaan – tenzij je een unicum bent – los van wat je nog ongemanifesteerd bent. Dat is dus geen makkelijke positie.
Dat betekent dat je heel bewust moet luisteren naar datgene in jezelf wat zich alleen als een aanwezigheid kan voordoen, maar niet in woorden, niet in begrippen, niet in denkbeelden – wat naar je gevoel, als je het al opvangt, geen richting heeft, je nergens toe verplicht. Het is er alleen. En je merkt ook dat het van een totaal andere orde is dan alles wat je tot nu toe gekend hebt.
Dat betekent dus ook dat de technieken die we voor de eerste twee motieven gebruiken – ieder weer net een beetje anders, maar in hoofdzaak wel eender – niet gebruiken kunt om open te raken voor dat andere.

Ik heb gemerkt – en ik zeg dat nu niet meer met schroom, omdat het heel duidelijk is – dat het enige wat je werkelijk in contact kan brengen met datgene wat ongemanifesteerd is – wat zich door jou kán gaan manifesteren wanneer die samenspraak er is – dat je daarvoor moet leren volgen wat er in je gebeurt. Dat zo maar doen met je denken en je voelen, is een hopeloze zaak.
En het is ook van oudsher bekend, dat je het makkelijkste je lichaam kunt volgen, met name de adem en de energie. De energie die altijd in je is, maar die, omdat je die twee eerste dingen altijd voor laat gaan, niet ervaren wordt en dus geen aandacht krijgt – en dus minimaal blijft. Zodra het wel aandacht krijgt, kan het zich ten eerste ervaarbaar maken, en ten tweede kan het in kracht toenemen. En dat toenemen van kracht is echt niet gering.

Dus om dat te volgen moet je bereid zijn om je zelfbeeld en het wereldbeeld iets minder dominant te laten zijn. En dat gaat eigenlijk hand in hand. Als je geregeld, elke dag, probeert in jezelf de adem te volgen totdat de adem zichzelf kan terugvinden, en jij je dus niet meer – dat gebeurt altijd onbewust – mengt in het gaan van de adem, dat je dat dus leert opmerken, langzamerhand leert loslaten, dan ga je merken dat ook de energie voelbaar wordt. Als die adem zichzelf is, dat is de ene keer een lange adem en dan is het een korte adem, en dan is het een diepe adem – dat wisselt, dat moet je allemaal kunnen volgen, daar is geen regel voor te geven – dan ga je, bij de een hier, bij de ander daar, in je lichaam voelen dat de energie er is en dat hij stroomt.
Jullie weten allemaal hoe die circulatie voor alle mensen geldt, hoe die is, hoe die stroming is. Dus als je het op een bepaalde plek in je lichaam op een bepaald moment voelt, kun je het van daaruit uitbreiden naar de circuits die je kent, de inwendige organen en de circulatie door de romp, de ledematen en je benen

Dat is dus iets wat tastenderwijs, volgenderwijs, gevonden wordt. En dat is voor ons allemaal, zonder uitzondering, iets moeilijks, want je weet helemaal niet waar je uitkomt. Ik kan wel iets zeggen, ik kan wel zeggen dat het een hele grote kracht is, maar dat is voor jullie eigenlijk een sprookje. Want het staat volmaakt op zichzelf. Het hoeft niet voorafgegaan te worden door beweging van de spieren, dat hoeft niet.
Dat wij oefeningen hebben waarbij wij spieren bewegen is heel verstandig, is heel juist, omdat we daar nog een heel direct contact mee hebben. Daar kunnen we dus van leren wat die bewegingen zijn. Door dat volgen van die bewegingen van de spieren, leren we al een klein beetje volgen, leren we al een klein beetje van hoe het gebeurt. En dat hebben we straks nodig als we niet meer bewegen. Want het is wel zo dat die energie het krachtigste stroomt als je volkomen roerloos ben, behoudens die kleine beweging van de adem, zeker als je ligt. Hij kan zelfs zo krachtig zijn dat het pijn doet in bijvoorbeeld je voeten of je hoofd of je schouders of iets anders.

Maar het gaat er eigenlijk steeds om dat je dat proces van volgen zijn gang laat gaan. Omdat je ingezien hebt dat je het met je denken en je voelen niet kunt sturen. Dat is gewoon on-mogelijk. En van daaruit, vanuit dat voortdurend volgen, kan het jou vervullen.
Maar dan kom je natuurlijk nog een heleboel andere dingen tegen. Als je zo oefent zul je merken dat er telkens gedachten binnenvallen, van: hoe zit dit of dat. Dat heeft nou niet met de oefening te maken, maar dat is iets wat je op de dag is opgevallen of wat je nog doen moet. Als je dan niet schrikt en denkt: nou, nu ben ik stout, mag niet, maar als je dat gewoon laat, die gedachte laat, laat hem maar, en je keert daarna terug naar je adem of naar je energie, dan zal geleidelijk aan, in de loop van jaren – en dat onderstreep ik: in de loop van jaren – zal je verhouding tot je eigen denken-voelen en tot je willen veranderen, zonder dat jij daar iets aan doet – zodra je er iets aan doet, is het weer bedorven. Je moet het zijn gang laten gaan, je moet dat innerlijke proces zijn gang laten gaan. Dat blijft aan de gang, die verandering is altijd weer opnieuw. En je wereldbeeld en je zelfbeeld verandert voortdurend. Je krijgt steeds meer het gevoel dat door jou heen iets gebeurt; dat het er op aankomt dat jij alleen ter beschikking bent. En dat dat, als het goed is, past in wat je jezelf voorgenomen hebt, maar op een andere manier: degene die een prestatie wil leveren, is er niet in, degene die zichzelf van allerlei toeschrijft, is er niet in, degene die aan de toekomst denkt, is er niet in.
Je beseft dat je voortdurend in een enorm proces zit waar je bij kunt horen, en wat door jou heen kan werken. Maar jij bent op dat moment afwezig, die ‘jij’ die je zo goed kent, die een biografie heeft, die een levensgeschiedenis heeft. De ‘jij’ die z’n reacties heeft, die schijnbaar dingen weet. Die is afwezig.
Dat betekent dat je van iemand die het weet, overgaat naar iemand die in dienst is, die een dienaar is. Die probeert om uitsluitend dat wat hij in zichzelf verneemt steeds opnieuw te verwerkelijken, dat zal de ene keer zus zijn en dat zal de andere keer zo zijn. Daarom kun je daar dus ook geen énkele regel voor geven, je kunt niet zeggen: het ziet er zus of zo uit.
Je kunt wel op den duur merken dat de manier waarop het door jou heen werkt, inderdaad een structuur heeft. Maar dat is dan jouw eigen structuur, die je natuurlijk niet een ander op moet leggen.

Dat is een heel belangrijk iets, dat je merkt dat je iets doet, iets kunt doen, doordat je in de juiste situatie bevindt, in jezelf. Dat je in contact bent met alles om je heen, want alles om je heen heeft een betekenis. Want tot nu toe had het een betekenis in verhouding tot wat jij het toekende. Maar alle dingen hebben hun eigen betekenis. En die betekenis leer je kennen.
We leven nu een keer in een tijd dat maar een heel enkeling nog in de natuur kan leven, we leven in een mens gemaakte wereld, zeker als je in de stad woont. Als we om ons heen kijken in de wereld, dan weten we dat de trek nog steeds is naar de stad. Dat de stad zich steeds meer uitbreidt, op de een of andere manier. En dat het er om gaat dat wij in die situatie ook onszelf kennen gaan, dat we niet meer kunnen zeggen: ja, ik ga wel in de natuur, ik trek me wel terug in de natuur. Een enkeling kan zich dat permitteren, maar de meeste mensen niet. Dus wij zullen een nieuwe verhouding moeten hebben, tot ons menszijn, ons ingeschakeld zijn.

Maar misschien het allerbelangrijkste is dat we gaan beseffen dat het alleen kan als je dienstbaar blijft, dat je dus geen enkele pretentie hebt. Dat is moeilijk, om geen pretentie meer te hebben…
Want heel onopgemerkt is die pretentie er wel. Dat is ook niet erg, dat hoort bij het proces, we komen het tegen. Nu gaat het er alleen maar om dat je ziet: ja, dat is dus zo, die pretentie heb ik, ik denk dat ik zus en zo ben, en dat moet nog langzamerhand weggewassen worden. Dat je in de stroom bent, de stroom van de verandering.
Ik herinner me nog, dat was in ’59, dat ik op een bijeenkomst was van een Indische vrouw, Vimala Thakar[1], je zou kunnen zeggen een vrouwelijke Krishnamurti eigenlijk, toen die avond zei ze – een hele kleine vrouw in een hele mooie sari, die daar op het podium zat, in een bonte sari – ze zei: ‘Mensen, die vrouw die hier voor je zit is onbelangrijk, wat ik probeer te zéggen is van belang. Ik ga voorbij. Maar datgene wat ik probeer aan te duiden, kan blijven bestaan in jullie.’
Dat is precies waar het om draait. Het heeft me heel erg getroffen, omdat het iets is wat ik zelf ook voel.

Je hebt er een hele tijd voor nodig, om dat waar te hebben voor jezelf, dat je eigenlijk niet degene bent die voorbij gaat, maar dat je datgene bent wat de aanzet is voor je zijn hier op aarde, dat je dat eigenlijk bent. En dat je dat nog moet leren kennen.
Dat kun je dus niet leren kennen alleen maar op je bankje of in je bed, daar hoort je hele leven bij. Want in dat hele leven, met die twee drijfveren die ik daarnet noemde, daarin kun je gaan constateren wat er nu werkelijk is. Of je dan niet daarin toch weer de oude weg gaat van het presteren, het bereiken. Zodat je eigenlijk altijd aan het roer blijft van wat er met je gebeurt – er kunnen afschuwelijke dingen met je gebeuren, maar als er iets afschuwelijks met je gebeurt, vertrek je dan, of blijf je erbij?
Dat is dan voor jezelf een manier om te weten te komen in hoeverre het tot je doorgedrongen is. En dat maakt dat je op den duur iemand kunt worden die zonder opzet iets door kan geven.

Dat is natuurlijk tegen alles wat we  gewend zijn: organisatie, een plek in die organisatie, in die hiërarchie. Dat moeten we niet afdoen met te zeggen: die hiërarchie is allemaal maar onzin… Het is geen onzin, die is ontstaan omdat het een hulp is voor veel mensen om een beetje rustig te zijn, dat ze weten: oh, ik sta daar, ik ben dat, ik hoef dus niet iets te bereiken, ik ben daar al. Het is niet zonder meer dat het ontstaan is, het is heel duidelijk dat dat zo ontstaan is. Maar voor het wezenlijke is het een hindernis.
Wat ik, zonder het ooit echt uitgesproken te hebben, eigenlijk van jullie vraag is het zonder al die stapjes te doen, omdat je al die stapjes die je neemt ook weer moet uitwissen. Maar ik besef heel goed dat dat een geweldige uitdaging is. En dat je niet kunt zeggen: ja, dat doen we maar even. Ik merk het dagelijks aan allerlei kleine dingen, dat ik toch weer denk: oh, dat ben ik. Maar ik ben nu al een beetje gewaarschuwd en begin een beetje te lachen en denk: ah, lieve schat, dat ben je natuurlijk niet…
Dat je dat gevoel krijgt dat je voortdurend wordt – terwijl er tevens iets is wat niet wordt in jezelf. En dat wat niet wordt, is nou juist datgene wat het worden draagt. Dat is een hele duidelijke tegenspraak, maar toch, het is niet anders dan zo.

Dat betekent dus dat je alles wat met prestatie te maken heeft, in welke zin ook,  leert kennen. Je kunt niet zeggen: dat doe ik dan maar niet meer, dat gaat niet. Je moet het alleen maar leren kennen, voortdurend. Dat is een van de grote obstakels. Er zijn maar weinig mensen die bereid zijn om steeds opnieuw te constateren: O, o…
En dan niet iets te gaan doen, maar blijven bij dat constateren. Dat is véél moeilijker dan iets te gaan doen – iets te gaan doen, als ik het nou een beetje extreem zeg, is weggaan van wat je gezien hebt. Je wilt weer wat worden. Je wilt niet volgen wat er in jou omhoog wil komen, wat zich wil openbaren. Dat vraagt een geweldig gespannen aandacht, heel lang, soms word je er moe van, dan denk je: is het nog altijd zo… Maar blijkbaar wel.
Want als het oplost, lost het vanzelf op. Dat is geen inspanning, jouw inspanning ligt op een ander vlak. Dat ligt in het erbij blijven, het blijven volgen wat er in jezelf gebeurt.

En dan, natuurlijk, als ik dit nu allemaal zo gezegd heb, dan voel je dat dat in flagrante tegenspraak is met het leven waarin we staan met z’n allen. Dat is heel duidelijk, voor de een is het nog duidelijker dan voor de ander. Maar het is niet anders. We leven in deze wereld. En in deze wereld moeten we tot bewustzijn komen. We kunnen het niet in een andere wereld, we kunnen het niet morgen, we kunnen het alleen op het moment zelf.

Dat is het een. Daar zullen we nog met elkaar over praten, van gedachten wisselen. En dan zullen ongetwijfeld ervaringen, die we in de groepen hebben gehad, daarbij vanzelf te voorschijn komen. Maar dan denken we in een structuur, dan zijn ze niet meer afzonderlijk, dan hoort het erbij, dan hoort elke ervaring van een van ons, bij ons allemaal. Omdat het centrale punt hetzelfde is, voor ons allemaal hetzelfde.

[1] Een zeldzame live toespraak van Vimela Thakar vind je hier.

naar boven