Erken het onbekende

Inleiding
[download]

Greet[1] maakte vanochtend een opmerking tegen me – zo-even in het voorbijgaan – die in een notendop eigenlijk de hele meditatie inspanning bevat, Greet zei: als je ‘zit’ kun je merken dat je op een bepaald moment in je systeem terugzakt.
Ik zou dat een beetje onvriendelijker willen zeggen: dat je in je gewoonte terugzakt… Dat is wat aldoor gebeurt – als je al ooit uit je systeem bent.
Steeds is de vraag: kun je buiten je systeem raken, buiten je gewoontemanier van kijken, luisteren, opmerken. Kun je daarbuiten raken?
Het begint er natuurlijk mee dat je opmerkt dát je een systeem bent, dat is het allereerste. En dat alle gekissebis daaruit ontstaat – van: is dit beter dan dat, en dat beter dan dat, en dat beter dan dat, enzovoorts. Elk systeem heeft goede kanten en slechte kanten, dat is een duidelijke zaak. En als we ergens verontwaardigd over zijn, dan is het dat we ons in ons systeem voelen aangetast, in onze gewoonte.

Dus het allereerste is dat je opmerkt dat je een systeem bent – dat is een akelig iets eigenlijk, als je dat van jezelf zeggen moet… Want dat systeem is natuurlijk niet levend, dat is hartstikke dood: dat wat je ooit eens hebt opgemerkt, wat je ooit verteld is, wat je ooit gelezen hebt. De hele psychologie berust er op – de psychologie móet zich daarop beroepen, want die is er juist om te zorgen dat de mensen weer in het bestaande systeem kunnen functioneren. Dat ze daarom dus bekwaam zijn.
Dat maakt het heel ingewikkeld voor ons. Dat is ook de reden waarom in traditionele zen zo vastgehouden wordt aan bepaalde dingen waaraan de mensen zich vast kunnen houden. Dat maakt het, als je een systeemmens bent – en dat zijn we allemaal – eenvoudig, dat hoort erbij…
Maar dat is natuurlijk nog steeds geen meditatie… Meditatie is die bewustwording, dóórlopende bewustwording, die maakt vanzelf dat je geen pretenties meer hebt, dat is onmogelijk – als je dit één keer opgemerkt hebt, dan kun je echt geen pretenties meer hebben, dat is onmogelijk. Want je weet dat je nog niks weet, écht weet – wat je weet is binnen het systeem.

Hoe kun je wakker worden? Dat betekent eigenlijk in de grond van de zaak dat je opnieuw geboren moet worden, dat je je hele systeem moet verlaten. Want je ziet meestal niet wat er is, maar je ziet wat je dénkt dat er is – binnen dat systeem.
En met je gevoel is het al helemaal een treurige zaak, want je hebt ook léren voelen. Daarom is een heel klein kind zo bedreigend voor ons, dat heeft nog niet leren voelen – het moet nog leren voelen, volgens ons systeem. Dat is natuurlijk eeuwen oud, zolang als de mensheid bestaat is dit het kardinale punt. En we zijn eigenlijk pas tevreden als het systeem compleet is – en dat is dus de definitieve dood: als het systeem compleet is…
Een echte wetenschapper weet hiervan, die zegt dus ook: ‘Het is een hypothese, en we zullen zien hoe dat gaat. Wat we tot nu toe hebben meegemaakt is, dat elke hypothese herzien moet worden, dat steeds geldt: hoe verfijnder we verdergaan in het onderzoek, hoe meer we merken dat het niet klopt…’

Ik moet daarbij denken aan een uitdrukking van Dürckheim, die met de directeur van een nieuw ziekenhuis daardoorheen liep. Die man vertelde wat er allemaal voor prachtige apparaten waren, enzovoorts, en hoe ze nou eigenlijk bijna alles konden ontdekken. En dat het nu eigenlijk in orde was.
Toen zei Dürckheim: ‘Ja, het enige wat in het verhaal ontbreekt is de zieke mens.
Die zieke mens is natuurlijk niet voor die apparaten, daar moet tegenaan gekeken worden als iets onafhankelijk van alles wat je al weet. Je kunt dat aldoor meemaken.’

Dus waar we voorstaan als mediterenden is gigantisch, je staat voor je hele leven wat je geleefd hebt tot nu toe. En het begin is dat je dat bewust maakt, dat je dus ophoudt te denken: ik doe het goed, of: ik doe het niet goed.
Je kunt alleen voor jezelf gaan ontdekken hoe je systeem werkt. En dat is verbonden met humor, want dan moet je heel vaak om jezelf lachen. Dan merk je op: alle mensen nog aan toe, waar ben ik mee bezig… ik zit heel ingespannen te zitten… en terwijl ik me was, ben ik alleen maar een gewoonte, voel ik niet wat er gebeurt, voel ik niet hoe mijn lichaam is…
En het is in alles wat je doet. Het is heel leuk om dat allemaal op te merken, dat is echt heel leuk, ik kan het jullie allemaal aanbevelen, om op te merken wat een geweldig systeem je bent.

Daarom heb je natuurlijk ook haast, want je denkt dat je het al weet. Dus dan gaat het erom om het nog sneller te kunnen. Maar als je héél diep overtuigd bent dat je het nog niet weet, kun je geen haast hebben, dat is onmogelijk. Want dan is elk iets wat je ontmoet, een uitdaging.
Kijk maar hoe we met elkaar omgaan. Wie van jullie heeft het gevoel, als hij iemand ontmoet die hij al heel vaak ontmoet heeft: dat is een nieuw mens…
Nee toch … hoe moet je dan leven, als je daar niet vanuit kunt gaan, als je er niet van uit kunt gaan dat hij zus of zo is…
En het maakt natuurlijk ook dat we geen eerbied voor elkaar hebben. Want we weten al wie die ander is, nietwaar. Die zit zo en zo in elkaar, dus die behandelen we zo…
Dat is de consequentie daarvan. En als je getrouwd bent, zit je helemaal met dat probleem, dat je denkt: nou, die ken ik nou van haver tot gort.
Ammehoela, dat is niet zo, want je kent jezelf nog niet. Wat je kent is misschien het systeem, misschien. Maar dat is al een heel ding, als je het systeem kent. En dan begint het pas. Want dat betekent dat je bewust, echt bewúst, de tijd moet nemen om al die dingen, waarvan je denkt dat je het weet, opnieuw te ontdekken.
En wat je dan ontdekt – en dat is echt geen geheim wat ik jullie nu vertel – is dat het nooit hetzelfde is. Nooit. Niks. Elke keer sta je in een ander moment, is die mens anders, ben jij anders. Je hebt het alleen voor jezelf nog niet opgemerkt, en die ander zeer waarschijnlijk ook niet. En zo leven we met elkaar…

Dat is nou echt geen droevig verhaal, het is gewoon de werkelijkheid, het is gewoon de realiteit… En dan hebben we er heel diepzinnige verhalen over: ja, toen en toen, toen heb ik dat en dat en toen was het zus en zo, en nou is het zus en zo… En daar brengen we de hele tijd van ons leven mee door.
Maar de oplossing ligt veel dichter bij huis, die ligt bij: hoe je bent, hoe je doet, hoe je kijkt, hoe je luistert. Het is echt een heel groot wonder dat het voor een mens mogelijk is om dat te beseffen. Dat vind ik echt een geweldig wonder, dat je kúnt beseffen dat je een systeem bent. Dat is ook het enige lichtpuntje in de hele zaak: dat je dit kunt beseffen. En dat je dus inderdaad alleen kunt zeggen: ik zal het proberen … en ja, ik zal wel brokken maken, natuurlijk, onvermijdelijk, tant pis … ik zal het proberen.

Dus het hele idee dat je geen fouten zou mógen maken en kúnnen maken, is gewoon van de gekke. Je kunt alleen maar beginnen op te merken hoe je zelf bent, hoe je zelf doet. En dat is al uiterst moeilijk, dat is zó moeilijk… Want je zit er zó in vast…
En we zijn zelfs bang om uit dat systeem te raken. Dan zijn we nergens meer, wat moet je dan nog geloven… Waar moet je dan nog op vertrouwen, als je uit het bekende weg bent. Dat is onze angst voor de dood.
Wat is dat… Want de dood is onverbiddelijk, dan houdt het hele bekende op, al je gedachten, al je gevoelens… Daarom is het voor mensen ook zo moeilijk om iemand te zien sterven. We zijn eigenlijk niet bereid om bij iemand die sterft erbij te blijven. Daartoe zijn we eigenlijk niet bereid. En we kúnnen het ook nauwelijks, want we worden op dat moment geconfronteerd met ons eigen leven. Met alles wat we hebben aangenomen in ons leven. Daar zitten we mee.
Het is niet voor niks dat er op een begrafenis, als het dan afgelopen is, als de dode eindelijk onder de grond ligt of verbrand is, we gauw een kopje koffie gaan drinken met elkaar en de draad weer oppakken.
Dat is zo, dat kun je gewoon om je heen zien.

Dat is ons niet bereid zijn het onbekende, dat wat we nog niet weten, wat nog niet ingepast is in ons denken-voelen, in ons ‘ik’, om dat te erkennen. Om te erkennen dat het er überhaupt is. Dat het onbekende er is…
We leven héél rustig elke dag en we beseffen niet dat elke boom die groeit, elke plant die groeit, elk blaadje wat precies die vorm aanneemt, en geen andere vorm, dat we dat tot op de dag van vandaag niet weten. Wat we weten dat zijn alle werkingen die maken, dat een blad zo gekarteld is, en een ander blad is zo gekarteld, dat weten we. Maar waarom dat is, hoe dat komt, wat leven is, wat léven is, dat weten we niet… We hebben dat allang weggedaan. We weten het, die boom die groeit toch… Wat zeur je.

Een blaadje … een wonder.
Je eigen lichaam … een wonder.
Beleven we ons lichaam als een wonder? Welnee, kom nou. Ja, als we heel erg ziek zijn, dan gaat er een rood lampje branden, maar dan willen we gauw terug naar ‘gezond zijn’, whatever that may be.

Kunnen we daarbij stilstaan, bij zulke simpele dingen van onszelf. Kunnen we opmerken dat we ons van het ene moment naar het andere haasten. En eigenlijk niet leven. De minste beweging kan een openbaring zijn. En we hebben er geen tijd voor.
Daarom moeten we ons nu inspannen langs een lange, lange, lange omweg, weer een beetje bij onszelf te komen, bij die mens die we zijn – en die natuurlijk onbekend is in wezen. Wat ervan bekend is, is zo ongelooflijk klein, een partikeltje, een onbetekenend iets, in verhouding tot die onbekende mens. Die onbekende mens, die nog geboren wil worden in dit leven. Niet in het hiernamaals, dat is gewoon een smoes. Híer, nú.

Dat is de eigenlijke betekenis van meditatie, dat je je dat voorneemt. Terwijl je tegelijkertijd beseft wat jouw tegenstander is: jouw tegenstander is je systeem. Dat is je eigenlijke tegenstander. Die heb je zelf opgebouwd, onbewust. En dat is zolang de mensheid zo.
Kun je daarachter komen? Zonder angst. Gewoon, omdat het geweldig is om te ontdekken wat achter al dat bekende is van jezelf. Of je dus nog leeft, of dat je eigenlijk al dood bent. Dat is toch heel interessant om dat te ontdekken. Maar dat heeft natuurlijk niet te maken met alles wat je je al veroverd hebt, alle kennis, alle materie. Daar heeft het niet mee te maken.
Dat betekent natuurlijk in wezen dat je geen houvast meer hebt, dat je van moment tot moment moet ontdekken. En je gaat ontdekken dat je het dus alleen maar voor het moment misschien kunt weten, maar niet voor het volgende moment, in een soortgelijke situatie is het weer anders.
Het enige wat je levend kunt houden is dat verlangen contact te hebben met de werkelijkheid, met dat wat plaatsheeft. Daar kun je dus geen theorie over bouwen, daar kun je ook geen filosofie over bouwen, dat gaat niet. Het is veel sneller, het is veel vluchtiger. Het is ook veel machtiger.
Het speelt allemaal mee. We zijn bang voor die macht, die geweldige potentie die er is in de wereld, altijd. Want we hebben dat niet in onze macht – en we zijn nou juist zo aldoor maar op weg om steeds meer in onze macht te krijgen, volgens ons systeem.

Ik vond het heel mooi, in een reeks van de kerngeleerde Stephen Hawkins, dat er een moment is dat Einstein geconfronteerd wordt met iets wat niet volgens zijn theorie verklaard kan worden. Dat is echt een heel mooi moment, dan klaart zijn gezicht op en dan zegt hij: ja, dat is geweldig!
Dat hij dus ziet: een heleboel is verklaard, maar nee, dat net niet. Maar je hoeft geen Einstein te zijn [lacht] om dit te merken. En je leven wordt ongelooflijk interessant als je een keer zegt: ik weet het niet, maar ik zal wel zien, ik zal wel kijken. Want daarmee verplaatst je activiteit zich – als dit echt een begrip voor je is, als dit duidelijk is voor je, als dit inzicht duidelijk is, zul je veel beter waar kunnen nemen.

Je moet eens opletten wat je allemaal gewoon aanneemt, zonder dat je waargenomen hebt. Dat is bijna alles. En je bent niet eens verontrust daarover, dat je dus niet waarneemt. Nee, je bent juist tevreden als je niet waarneemt, want dan klopt het…
Mensen hebben wel eens moeite met afscheid nemen, en zijn ze dan nog niet bewust dat ze die mens van wie ze afscheid nemen, nauwelijks kennen. Dus waar nemen ze afscheid van?
Gaat het niet? Als je er even bij stilstaat, dan zie je dat je hele leven is gebouwd op een veronderstelling.
‘Ja,’ zegt iemand, ‘maar mijn gevoel…’
Ja, ammehoela, je gevoel is ook net zo aangeleerd.

Je hoeft het dus niet te veroordelen, dat is het laatste wat je doen moet, maar je moet het wel leren kennen.
En er zijn echt geen heilige gevoelens, het is ook bijna mechanisch. Kun je dat hele samenspel in jezelf leren kennen. Heel geduldig.
Als je dus een leraar wil zijn, die iets door kan geven waardoor een mens levend wordt, dan moet je toch beginnen daaraan. En je kunt het het gemakkelijkst ontdekken door heel, héél simpele dingen. Daar kun je zo makkelijk ontdekken hoe je op veronderstellingen leeft. En je hebt ook onmiddellijk het gevoel: ja maar, als ik dat nou allemaal aan de kant zet – dat kun je trouwens niet, hoor – waar bén ik dan, hoe moet ik nou verder…
Dat komt omdat je de zaak dan weer door elkaar haalt. Er zijn natuurlijk hele simpele feitelijkheden, hè, je kunt niet door een deur heen lopen, die moet je openmaken. Zulke feitelijkheden die zijn er gewoon. Maar wat doe je ermee, wat doe je met die feitelijkheden? Je kleedt ze aan, zonder dat je het merkt, je voorziet ze van gevoel.
Kun je ontdekken wat onder al die veronderstellingen van jezelf leeft. Kun je dat ontdekken, kun je zo geduldig zijn dat je dat ontdekt.

Ja, het bewonderenswaardige aan echte wetenschappers is, dat ze dat geduld hebben. Wij vergapen ons aan hun resultaten eigenlijk, aan wat ze ontdekken. Maar het is nog een veel groter wonder, dat geduld waarmee ze eindeloos proberen te ontdekken… Dat is bewonderenswaardig, daar gaat het om.
Maar wij zijn in precies dezelfde positie ten aanzien van ons eigen leven. En dat hebben we dichtbij, daar hebben we geen apparaten voor nodig. Dat kunnen we dus zelf ontdekken. Maar dat begint er dus mee dat je alle ideeën die je hebt, probeert opzij te zetten. En probeert te voelen wat er nou eigenlijk gebeurt: hoe je bent, hoe je doet, hoe je je beweegt, wat je beweegt. Zonder het goed te vinden of slecht te vinden. Want dan kom je niet verder, dan kun je niet ontdekken…
Je hebt geen kader, geen paradigma, volgens welke je kunt ontdekken, je moet helemaal van niks…
Dat betekent eigenlijk – ik denk dat daar de grote moeilijkheid in zit – dat je vertrouwen moet hebben dat er iets in jezelf is, wat nog niet tot het systeem verworden is, wat nog helemaal nieuw kan zijn. Als je dat vertrouwen niet hebt, dan houdt het op, dan wil je toch van te voren weten.
En je kunt dat vertrouwen rustig hebben … want in je lichaam gebeurt zoveel vanzelf – zeggen wij dan: ‘vanzelf’, een stomme uitdrukking  wat je wel zou kunnen overtuigen dat, als je je daaraan overgeeft, je kunt ontdekken. Je kunt het om je heen zien, dat de wereld nog bestaat, is niet omdat onze verkláringen kloppen, maar omdat die er ís, functioneert. En als je dat vertrouwen hebt, dan kun je ontdekken.
Dan heb je ook echt geen haast meer, want dan weet je: ik moet nog daarin thuisraken, ik weet het nog niet…
Het is onmogelijk om dan haast te hebben, want je kunt toch wel beseffen dat het afhangt van de uiterste aandacht … dat kun je toch niet haasten … je kunt toch niet een resultaat stellen, terwijl je de fundamenten nog niet eens kent.

Kun je dat proberen, zo te leven. Je zit alleen op je bankje of op je kussen, maar het is je hele leven. Als je dat probeert, zul je merken dat je van héél veel afhankelijk bent. Daar heb je nooit bij stilgestaan, nooit. Dat er zoveel factoren meespelen, dat heb je nog nooit opgemerkt.
Dan word je heel voorzichtig, dan zeg je: oh, zo is het. Want je weet dat er zo oneindig veel meespeelt en dat het heerlijk is om dat te ontdekken. Nog éven te wachten, nog even te wachten met je conclusie. Dat is heel moeilijk voor ons. Of nog even te wachten met je verklaring.

Dat is het begin van meditatie. Dat is een kracht in jezelf die je loslaat eigenlijk, die voert je vanzelf naar binnen, daar hoef je niets aan te doen, je hoeft alleen maar die aandacht te hebben. Dan leer je voor het eerst zélf. Dan heb je helemaal geen behoefte om een ander ervan te overtuigen, want dat kan niet. Dat besef je dan ook: je kunt een ander niet overtuigen, want wat jij gevonden hebt, heb jij gevonden … zus en zo heb je het gevonden. Daar kun je hoogstens van vertellen. Maar of dat iets voor een ander betekent, dat weet je niet. Misschien, als je heel dicht bij jezelf kunt zijn. En je voldoende kunt inleven in de ander. Dan misschien. En je merkt dagelijks dat je daarin faalt, dat je nog zo vastzit in je systeem, dat je telkens weer een gewoontebeweging maakt.
En dat je de meeste last hebt van alle dingen die je vastgesteld hebt, daar heb je last van.

Als je dit echt beseft – ik heb natuurlijk hier vanochtend maar een tipje opgelicht van de sluier – als je dit echt beseft, ben je stil. Dan hoef je niet meer stil te worden, dan ben je stil. Dan ben je ontvankelijk.
Dat is het merkwaardige juist: als je echt beseft, dan ben je stil…
Dan opent de wereld zich – die was altijd open, maar jij zat dicht.
En dan leer je ook met je eigen afwijkingen om te gaan, want je kunt merken dat je gewoon een heel stel afwijkingen hebt. Dat is ook niet erg, je bent zomaar een mens… Maar je gaat er niet vanuit dat die afwijkingen werkelijk zijn, het zijn afwijkingen…
Dus dan hoef je niet meer aldoor maar te proberen iets te worden, want je weet niet wat je moet worden [lacht]. Dat is toch van de gekke, je weet toch niet wat je moet worden, je moet het nog ontdekken…

Goed mensen, dat was het.

[1] Greet Wicart verzorgde de lichaamsbewustzijn-oefeningen tijdens het weekend.

naar boven

Toespraak v/d maand februari 2020

<< Terug | Einde