‘Waar ben ik?’

Toespraak februari 2023
> Archief Toespraken
Maarssen mei 2005 | Vrijdagavond
Inleiding [download]


Wat merken we eigenlijk op van ons leven? Het is heel vol, en het wordt steeds voller. Maar is dat alles? En ervaren we van waaruit we leven?
We hebben energie, en als die op is gaan we slapen. Dan wordt het aangevuld, als we niet al te dwaas doen. Maar tijdens de dag, als we wakker zijn – de gedachten zijn er, de gevoelens, de problemen – merken we eigenlijk niet op wat er aldoor is.

Ik kan dat het eenvoudigste duidelijk maken aan het volgende: Ik zit hier, ik zie twee mensen tegenover me zitten en ik zie die wand, en die en die wand, en weet dat de wand achter me er is, ik zie het plafond en de vloer. Maar wat ik niet zie is de ruimte, ik zie de beperkingen van de ruimte, door de zes vlakken van de langgerekte kubus waar we inzitten. Dat is heel gek, dat we de ruimte eigenlijk ervaren aan de hand van z’n beperkingen. Of een kamer groot of klein is, dat merken we of de wanden dichter bij elkaar zijn en het plafond dichterbij is. Maar de ruimte – en daar gaat het eigenlijk om met die kamer, die heeft alleen maar zin als er ruimte is, en die ruimte zien we niet.
Met de wind is het net zo. Als je buiten loopt zie je, als er wind is, de takken bewegen en je merkt het zelf. Maar je ziet… overal waar die wind tijdelijk tegengehouden wordt, daar ervaren we het met onze zintuigen. Maar de wind zelf ervaren we niet, toch is hij er altijd. En we kunnen hem niet vangen in onze hand, dat weten we wel. We kunnen het wel voelen als hij tegen ons aanblaast.

Dus we merken eigenlijke aanwezigheid aan de beperkingen, met onze zintuigen. We hebben blijkbaar geen mogelijkheid om heel direct ruimte of wind of leegte, te ervaren. Dat is natuurlijk een hele gekke toestand. De wetenschap kan steeds beter vaststellen hoe het leven zich gedraagt, wat het kan en niet kan. Maar wat leven eigenlijk is, weten we tot op de dag van vandaag niet. We kunnen alleen heel goed constateren wanneer er wel of geen leven is. Net zo goed als we heel goed kunnen vaststellen of iemand dood is. Maar wat er eigenlijk gebeurt, hoe het leven erin gekomen is toen je geboren werd, en hoe het leven eruit gaat als je lichaam opgebruikt is en sterft – dat weten we niet. Dat weet de wetenschap ook niet. We weten ook niet hoe oud we worden, ook al hebben we statistisch vastgesteld dat de meeste mensen zo en zo oud worden. Ik mag er eigenlijk al niet meer zijn volgens de statistieken. Maar ja, ik ben er nog.
Dat komt doodeenvoudig, omdat we, als we proberen te begrijpen wat leven is, we afgaan op statistieken en metingen van wat met de meeste mensen gebeurt. We kunnen ook vaststellen dat sommige volken ouder worden dan andere, en dat sommige omstandigheden maken dat je ouder wordt of juist eerder sterft. Maar hoe dat in elkaar zit weten we niet.

Dus het zou heel prettig zijn als we een beetje contact kregen met de onbekende werkelijkheid, die grote kracht die niet aan de tijd gebonden is en die maakt dat de hele schepping, alles, eindeloos ontstaat en vergaat, ontstaat en vergaat. En dat geldt dus ook voor de mensen. Het enige grote verschil is dat de mens zich een beetje bewust kan worden – een beetje – van wat hij doet, en wat voor invloed dat heeft op de omgeving. En omgekeerd kan hij zich bewust worden dat de omgeving hem beïnvloedt. Dat is een heel ding. Dat maakt dat je ergens een mogelijkheid hebt om daar dieper op in te gaan, om een beetje dichter bij dat raadselachtige, grote onbekende te komen.

Er is een poosje gedacht dat het zwarte gat het einde van alle energie was, maar, nee, het blijkt dat ergens anders, soms miljoenen jaren verder, weer leven ontstaat. Dat kunnen ze allemaal vaststellen, dat is de quantumtheorie. Maar het is zo ver weg, hè. Als we een beetje intelligent zijn kunnen we zo’n rapport lezen, we kunnen begrijpen wat daar gezegd wordt, maar echt het ons voorstellen kunnen we niet. Dat komt omdat we maar drie dimensies tot onze beschikking hebben. En daarna hebben we de tijd. Soms zijn er mensen die vier dimensies tot hun beschikking hebben, dan is wat voor ons de tijd is, voor hen geen tijd meer. En zo kun je doorgaan, hè.

De wetenschap rekent al in zeven dimensies. Daar maken ze ook modellen van, dat kunnen ze prachtig uitrekenen. Maar ze kunnen niet met elkaar erover praten. Want onze taal is in drie dimensies, waar de tijd in is, daarom we kunnen zeggen: “Vroeger gebeurde er dat en dat, en ik hoop dat er in de toekomst dat en dat gebeurt.” Dat komt door ons beperkte bewustzijn.

Hoe kunnen we daarvan een beetje afstand krijgen. Loskomen kunnen we er niet van, die gezegdes van: je ego, dat moet je kwijtraken – dat is klinkklare onzin, je ego raak je nooit kwijt, nooit. Zolang je leeft en een lichaam hebt, heb je een ego. Dat is waarschijnlijk voor de meesten een hele geruststelling, daar hoef je niks aan te doen, dat is er. Maar wat niet hoeft is dat dat ego de baas is, want je hebt meer mogelijkheden. Iedereen heeft het wel eens beleefd dat hij plotseling iets wist waar hij niet over gedacht had. Nou, dat is die andere dimensie. Dan kun je naderhand wel zeggen: ik was zo en zo, en de omgeving was zo en zo, en daarom gebeurde er dat. Maar dat is allemaal quatsch, het is gewoon onbekend, plotseling doe je iets waar je niet over nagedacht hebt, waar je geen opzet bij hebt.

Dat geeft al aan dat er iets mogelijk is, dat je niet je leven lang slaaf bent van dat ego. Want de vraag is: kun je daar systematisch wat aan doen? Nou, het enige wat ik aan kan reiken is een techniek, niets meer en niets minder. Niks verhevens, niks mystieks, gewoon techniek. Dat is dat je telkens in de dag – dat hoeft maar dertig seconden te zijn, dat is voldoende – even stilstaat, ontspant, en je afvraagt: waar ben ik? Dat is heel interessant.
Op den duur ga je merken dat als je je afvraagt ‘waar ben ik?’, er heel vaak hetzelfde antwoord komt: ik ben daar en daar. Blijf dat maar rustig doen, hoor, tien, twintig, dertig keer per dag is voldoende. Dat is in de tijd gerekend niks, hè, dertig seconden is niks. Als je dat twintig keer dertig seconden doet, dat is niks, misschien tien minuten.

Het helpt echt, want op den duur ga je ontdekken dat je eigenlijk, zonder dat je het weet, daar en daar aanwezig bent. Dan is het leuk om dat ‘daar en daar’ te onderzoeken. De volgende keer dat je weer even stilstaat – of je nu op je werk bent of waar ook – je kunt altijd even naar het raam lopen en naar buiten kijken. We zijn nog niet zover dat je dan een fluitje krijgt van big brother dat je terug moet. Maar dat je daar dus op ingaat.
Dan ga je ontdekken dat je een soort van hoofdaandacht hebt ergens voor – ik weet niet wat dat is – en dan ga je dat eens onderzoeken. Dat is reuze leuk, dan kom je dichter bij jezelf, bij wie je eigenlijk bent, waar je mee bezig bent.

Dat kan iets héél anders zijn dan je altijd gedacht hebt. Je hebt gedacht dat je hogerop wilde komen in je baan, maar vaak is het zo dat datgene wat je eigenlijk heel belangrijk vindt, dat heeft daar meestal niet mee te maken. Want hogerop in je baan, dat is vergelijkend, hè, je bent hier en je moet daarnaartoe, en als je daar bent moet je dáár naartoe.

Maar dit is geen vergelijking, dit is iets wat gegeven is. Daar ga je een beetje rustig op in. Dan ga je merken dat je bijvoorbeeld ’s ochtends vroeg als je opstaat, jezelf niet de tijd gunt om niks te zijn. Want er is een moment dat je niks bent als je net wakker bent. Je hebt nog niks gedaan, je hebt nog niet bewogen, je ademt natuurlijk. Dan is er nog niks. En het volgende ogenblik zie je iets in de kamer waar je slaapt, en dan denk je: o ja, daar ben ik. En tegelijk met dat, komt er alles binnen van gisteren en wat je vandaag wilt doen.

Als je die oefening – die techniek die ik net noemde – doet, dan kan dat moment dat er niets is zich uitbreiden. Dan ga je merken, ook op de dag, dat je plotseling niks meer bent, ook niet denkt, ook niets doet – misschien doe je wat, maar je bent niet van binnenuit bezig te commanderen, je bent niet aan het controleren. Je doet gewoon wat je aan het doen bent, verder niets. Dat is al heel bijzonder.

Op die manier kom je langzamerhand een beetje los van ego – ego die blijft bestaan zolang je leeft, daar kom je een beetje los van. En dat geeft je een gevoel van vrijheid, dat je niet meer geketend bent, dat je een beetje los bent. En natuurlijk, het volgende moment zit je weer aan ego vast, maar dat is niet erg. Dat is heel belangrijk, dat als je merkt dat je weer even afhankelijk bent van ego, dat je daar niet boos over bent, maar zegt: “Hallo, dag …”, verder niks. Dat is de beste manier om je … ‘pff’ … even los te laten. Zo komt er een voortdurend heen-en–weer op gang. En die momenten dat je niks bent, en toch wat doet, en toch alles ziet om je heen, en de opmerkingen hoort die mensen tegen je zeggen – ben je toch niks. Dat is fantastisch! Er staat in de bijbel een klein zinnetje: ‘in de wereld zijn, maar niet van de wereld’, nou dat is dit.

Dus het is eigenlijk heel eenvoudig, maar je moet het alleen doen. De oplossing zit in het doen, en niet denken: ja, maar kom ik daar uit, en zal ik het wel blijven … Dat is natuurlijk de beste manier om er niet te komen. Gewoon maar doen, domweg, altijd maar weer doen. Je bent er niet veel tijd mee kwijt, en je wint ongelofelijk veel. Dat is toch prachtig! Je gebruikt je volledige intelligentie. Dat is niet alleen je intellect, je intellect is een afgeleide. Maar intelligentie is dat die onbegrijpelijk grote kracht ook in het intellect aanwezig is.

Als je een boek schrijft, zijn de eerste twee bladzijden helemaal leeg, daar staat niks in. Heerlijk! Dan ga je het boek schrijven, met vreselijk belangrijke dingen. Maar als die eerste twee bladzijden er niet inzitten, in al die belangrijke dingen, dan is het een rotboek. Het kan best een bestseller zijn, maar dan is het geen echt boek.
Die wonderlijke, onbegrijpelijke kracht die alles mogelijk maakt, moet ook in de dingen komen die jij maakt. Dat kan van allerlei zijn, je kunt een kunstenaar zijn, je kunt een technicus zijn, je kunt een stedenbouwer of architect zijn, het doet er niet toe wat. Als daar maar dat onbekende, tijdloze in is.

naar boven

Gesprek (fragment)

Vraag A.: Je zei dat je met die oefening van ‘waar ben ik?’ veel tijd kunt winnen. Hoe bedoel je dat?

Maarten: Als je in de gaten hebt dat je, terwijl je met allerlei bezig bent, óók bezig bent met iets dat blijkbaar voor jou heel belangrijk is. Dat je het maar half doet en dus veel meer tijd kwijt bent. Dus als je in de gaten krijgt wat jouw hoofdinteresse is, waar je je niet bewust van was, dan win je tijd.

Vraag B.: Je zegt ‘in de wereld’, en niet ‘van de wereld’. Hoezo?

Maarten: Als je alleen maar in de wereld bent en je bent je niet bewust dat je óók iets heel anders bent, dan heb je het heel moeilijk, dan heb je alleen maar dat beperkte bewustzijn dat in de tijd gevangen is. Dat vraagt zich steeds af: hoe krijg ik het voor elkaar, en: waarom doet hij zó? Je bent niet rustig, niet als het ware in je midden, je hoort dingen en het raakt je en het windt je op, of je zegt: het is onzin. Maar je kunt het niet ‘van boven af’ bekijken, dat je zegt: ik zie wel wat er tegen me gezegd wordt en van me verwacht wordt, maar dat is niet het hele verhaal, ik ben ook iets anders. Ik ben eigenlijk vrij, ik kan iets gaan doen, maar hoef het niet te doen. Het is natuurlijk duidelijk, als iemand in het water valt, dan doe je wat. Maar zo is het niet de hele tijd in het leven, je kunt een heleboel voorbij laten gaan eigenlijk. Maar als dat alleen maar is om jezelf te beschermen, dan helpt het niet. Maar dat je het gevoel hebt van: alles wat op mij afkomt is werkelijk, mijn antwoorden erop zijn werkelijk, maar het is niet het hele verhaal. Ik ben ook iets anders, ik ben ook iets wat niet in de tijd is, wat aanwezig is hier, met alle mogelijkheden die ik heb. Maar ik ben [daarmee] niet op, ik ben méér. En dat méér geeft je het gevoel van: eens kijken – niet direct reageren. Dat bedoel ik.

En je kunt zeggen: word ik dan gelukkiger? Maar dat is eigenlijk niet ter sprake, je wordt alleen anders. De meeste mensen willen graag gelukkig zijn, dat kan ik heel goed begrijpen. Maar geluk is altijd een tijdelijke zaak, er komt altijd iets wat het verstoort. En wat ik nu bedoel, is er altijd. Het heeft eigenlijk niets te maken met alles wat je doet, maar je bent het wel. Dat is heel gek. Dat je dus bent van het onbegrijpelijk grote, dat is iets heel fantastisch. Vooral omdat je het niet begrijpen kunt – met dat beperkte bewustzijn van je kun je het niet begrijpen, maar je kunt het wel ervaren. Daarom begon ik met te zeggen: soms doe je plotseling iets waar je niet over gedacht hebt. Dat is zo’n moment. En de vraag is: kun je dat moment ‘helpen’ in je leven, kun je je bewust worden dat, behalve alles wat je denkt te weten – en ook soms wel weet – er aldoor maar iets anders is in jezelf, wat daar niet mee te maken heeft maar toch in je zit. Dat is het eigenlijk.

Natuurlijk is het ingewikkeld – het leven ís ingewikkeld. Aan de andere kant, het feit dat als je op een bepaald moment helemaal los bent van alles wat je wilt doen, of niet gedaan hebt, is heel eenvoudig, het is heel simpel eigenlijk. Want dan besef je plotseling dat je wel een lot hebt, maar de manier waarop je met dat lot omgaat, is vrij – je vrijheid ligt in het vermogen dat [over]al aanwezige te gaan ervaren. Anders blijft het oorzaak en gevolg, oorzaak en gevolg … dat weet je wel.


naar boven