Maarssen mei 2004 | Zondagmorgen
Inleiding [download]
Vanochtend tijdens de koffie – een uitgerekend goed moment om je even af te vragen waar je mee bezig bent – kwamen we op de toekomstvisie. Ik denk dat we ons daar nauwelijks bewust van zijn, dat we een toekomstvisie hebben en veel dingen die in de wereld gebeuren aan de hand daarvan beoordelen. En het is natuurlijk heel erg de vraag of die toekomstvisie die we hebben, ook enige reden van werkelijkheid heeft. Ik denk het eigenlijk niet. Maar het is gewoon een feit dat we een toekomstvisie hebben. En die toekomstvisie maakt dat we een heleboel dingen zus of zo interpreteren.
Dus de vraag is eigenlijk: kun je je daarvan bewust worden, dat je een toekomstvisie hebt?
Dat is een kanjer van een vraag, hoor. Je krijgt dagelijks berichten binnen, de meeste mensen hebben een computer en ook nog wel een mobieltje, en staan dus in voortdurend contact met wat er aldoor maar aan het gebeuren is. Ook de snelheid waarmee de techniek zich ontwikkelt, elke maand komt er wel iets nieuws uit voor computers. En eigenlijk, als je een computer gekocht hebt, is hij een paar dagen later al verouderd. Beïnvloedt dat je? Ik denk het wel. Het maakt dat je het gevoel hebt dat je bij moet blijven. En als je niet bijblijft, ja, dan merk je soms dat dat heel erg vervelend is. Dat iets wat je doen wilt gewoon niet gaat, omdat het alweer veranderd is, omdat er een virus is word je belaagd…
Ik denk dat wij in het algemeen ons weinig bewust zijn hoe we onbedoeld bespeeld worden door de gang van zaken die er is en dat onze toekomstvisie daardoor ook heel erg beïnvloed wordt. En daarachter zit natuurlijk nog eens extra dat we vinden dat we het goed moeten doen, in overeenstemming met die toekomstvisie. En dat het vlug gaat, dat je je niet kunt permitteren om er eens rustig bij stil te staan, eens te kijken wat er gebeurd is.
Wat gisteren heel duidelijk naar voren werd gebracht is dat zo’n toekomstvisie, die niet in contact staat met de werkelijkheid, grote rampen kan veroorzaken. Zoals de kamikaze vliegers, wat monniken waren, die dus die hele opleiding die ze gehad hadden, jaren en jaren lang, plotseling loslieten omdat de keizer vond dat ze erg geschikt waren om zelfmoordcommando’s uit te voeren.
Dat is heel concreet. Maar minder concreet geldt het natuurlijk voor ons allemaal. We zijn op een bepaalde manier opgegroeid. We hebben een bepaalde informatie gekregen, we hebben de informatie voor zover het kon verwerkt, we hebben een levensvisie, een toekomstvisie. En aan de hand daarvan leven we. Die toekomstvisie is dus een mensengedachte, gebouwd op het verleden wat zus en zo gegaan is.
En je hebt natuurlijk de kosmische werkelijkheid, die ook in beweging is, die ook ergens naartoe gaat. De wetenschap probeert dat te ontraadselen: waar gaat dat naartoe?
Ik had het gisteren al over de discrepantie tussen de relativiteitstheorie en de quantum mechanica, de ene is lineair, de andere is golf.
Zoals de stand van zaken nu is, weten we nog altijd niet of die twee verzoend kunnen worden, waardoor we een all over theorie zouden hebben zoals het in de kosmos gaat. Wat in de kosmos gaat gebeuren, beïnvloedt ons natuurlijk ook. Het is wel een lange weg, maar het gebeurt. En hoe past dat in onze toekomstvisie, onze menselijke toekomstvisie? Het is echt interessant om daarbij stil te staan.
Als je dat doet – en dat is misschien het belangrijkste wat er gebeuren kan – ga je een beetje vriendelijk twijfelen aan je toekomstvisie. Die toekomstvisie die ook bepaald wordt door de moeilijkheden die je op een bepaald moment hebt. Iemand die ziet dat iemand waarvan hij heel veel houdt, met een snertgang de afgrond ingaat, die kan zich niet interesseren voor kosmische gang van zaken. Dat moet eerst opgelost worden. En je bent allemaal geneigd om daarin handelend op te treden.
Dan kom je misschien op een bepaald moment, als het heel erg ongunstig is, tot de conclusie dat je er eigenlijk niets aan kunt doen. Dat je alleen de pijn in je hart hebt van die mens die naar de knoppen gaat, naar jouw gevoel. Maar dat gevoel is ook rechtlijnig, je ziet op een bepaald moment wat er aan het gebeuren is en je denkt: dat zal wel zo lopen. Maar je weet het niet, er kan altijd iets gebeuren wat dat anders maakt. Om dat in te zien, dat is niet niks, de hete adem van het verlies zit je in je nek.
Dan kan iemand die langskomt en die merkt hoe het voor je is, wel allerlei adviezen geven, maar dat is aan de kant, hè, dat is niet wat je verteert eigenlijk op dat moment. En dat is heel extreem ons leven.
Gelukkig zijn we niet altijd in zo’n desperate positie. Maar het is wel zo dat elke handeling van ons invloed heeft. Dus die ongelooflijke verantwoordelijk geldt voor ons allemaal. Alleen zo iemand, die ik daarnet beschreef, voelt het dus heel erg. Die vraagt zich natuurlijk af: wat kan ik doen, kon ik die mens maar loslaten, kon ik hem maar zichzelf laten vernietigen. Dat zijn de vragen waarmee je zit.
En kun je dan je eigen beperkte positie zien, zien dat je maar heel weinig kunt doen. Dat je eigenlijk alleen nog maar over hebt, écht alleen maar over hebt, dat je van die mens blijft houden. Dat is niet eenvoudig. Want wat in je opkomt is ook verwijt, je hebt het zo goed geprobeerd en het lukt niet. Kun je dat verwijt zien, terwijl je liefhebt – tenminste, dat denk je. Maar liefhebben is een enorm iets. Dat vraagt zóveel van je, dat je dat nauwelijks op kan brengen. We zijn zo gebouwd dat we altijd resultaat willen zien van ons liefhebben. Dat klinkt een beetje cynisch, maar het is zo.
Kun je liefhebben zonder aan een resultaat te denken. Is dat mogelijk, menselijk mogelijk? Je moet er in je leven voorbeelden van gezien hebben dat het mogelijk is, om ‘ja’ te kunnen zeggen. Als je dat niet tegengekomen bent, dan is het een kanjer van een uitdaging, om dat héél nauwkeurig bij jezelf te constateren. En dan niet jezelf tegelijkertijd te verwijten, te zeggen: oh, zo zit het dus bij mezelf, zo en niet anders.
Dat is in a nuttshell waar de hele wereld voor staat: je geïsoleerde positie op te geven, je ideeën over de toekomst, je zelfbeeld. Dat je dat allemaal in twijfel trekt – in twijfel in de zin van dat het misschien niet zo is, ook al heb je daar bijna je leven lang mee geleefd. Dat je dat vrijwillig opgeeft, dat je zegt: ik moet opnieuw beginnen.
Vooral als je ouder bent, is dat niet eenvoudig. Ze zeggen altijd: een oudere mens is wijs. Ik geloof er niks van. Het kan zijn dat hij wijs geworden is, maar dan moet hij meestal een aantal flinke klappen gekregen hebben. Zodat zijn zelfbeeld, zijn wereldbeeld, aan gruzelementen is geslagen. Anders kan hij er eindeloos over blijven denken hoe het gaan zal, afstandelijk, geïsoleerd, veilig voor wat er gebeurt.
Ik herinner me nog dat een oude wijze man – voor mij een heilige – in het kamp kwam. Hij kwam toevallig in mijn barak. Ik had natuurlijk al allerlei mensen zien binnenkomen. De meesten waren bang … wat zou er nou gebeuren, waar zouden ze komen… Ze wisten meestal wel dat je op een matje kwam, tachtig centimeter breed, twee meter lang, dat was jouw leefruimte, op een betonnen vloer. En hoe zou dat zijn? Ze hadden verhalen gehoord van wandluizen, die je zo te pakken konden nemen dat je allerlei zweren overhield. Dus dat was wat de meesten meebrachten: onzekerheid, angst, op hun hoede.
Maar deze man kwam binnen en toevallig had ik hem als klein jongetje al ontmoet, hij herkende me, hij was eigenlijk blij dat hij me zag. Hij vroeg hoe het met me ging. Geen angst, geen geduvel. Hij kreeg het matje naast me. En ik had toevallig een la, daar kon hij de weinige spulletjes die hij had in doen.
Het eerste was hij zei was: nou, dat is een geweldige kans, hè, dan kunnen we een gesprek hebben, waar we destijds in zijn blijven steken. Totáál anders. Gewoon: dit is de situatie waar ik in ben gekomen – hij was tweeënnegentig. En: wat is er positief, wat kan er gebeuren? Dus niet zoals die anderen, die …
En dat heeft zich voortgezet. Hij heeft maar vijf maanden geleefd daar en is daar gestorven, in het kamp. Maar die man was zó in het moment, dat al gauw mensen van hem hoorden uit andere barakken. Die kwamen met vragen, waren bang, waren boos, ze hadden een geweldige haat. En die kwamen bij hem om iets te vragen. Maar ze kwamen daar nooit aan toe, want als hij daar zat en zij zaten daar, dan was het plotseling weg, alles wat ze te vragen hadden was weg. Niks. Ze bleven rustig zitten.
Ik mocht op de uitkijk staan voor als de Japanner misschien kwam, want het was natuurlijk verboden.
En na een poos – zou ik haast oneerbiedig zeggen – waren ze verzadigd en gingen ze naar de barak terug, en waren alle problemen weer terug.
Dat zegt iets dus over je staat van zijn, wat die vermag. En ik vertel dit niet opdat je denkt dat je zo moet worden, want dat kan niet. Je kunt alleen maar je eigen leven proberen zo volledig mogelijk te leven. Maar het is alleen een aanduiding dat het mogelijk is. Dit is dus niet uit een boek, het is mijn eigen ervaring, ik ben er zelf bij geweest.
Het meest indrukwekkende was toen die man stierf. Dat hij gewoon tegen me zei: ‘vanmiddag om zo en zo laat ga ik naar de andere kant, het is met mijn lichaam blijkbaar afgelopen. Het zou prettig zijn als je erbij was.’
Verder niks. Dus het is mogelijk om hier te leven, en tegelijkertijd te beseffen, terwijl je het lichaam nog hebt, dat je eigenlijk iets anders bent. De totale mens die je bent – en dat geldt voor ons allemaal, niet alleen voor die heilige van tweeënnegentig – sterft niet met het lichaam waar het al die tijd in geweest is. En daar kun je je dus bewust van worden.
Je kunt je bewust worden dat je, behalve alles wat je kent – en dat is heel veel – nog iets anders bent. En dat dat ‘iets anders’ eigenlijk het bepalende is in je leven. Of je je er bewust van bent of niet, maar dat is zo. Of je in de grond van de zaak – dat is nog maar een flauwe afspiegeling – altijd beseft dat je de verbinding nog niet gemaakt hebt, dat je nog helemaal opgesloten bent in dat bekende leven, met alles wat dat bevat: de mogelijkheden, de onmogelijkheden, het verdriet, het geluk, de blijdschap, de voldoening, teleurstelling. En dat het weten daarvan heel belangrijk is – een van de weinige dingen die echt belangrijk zijn: dat je dat weet voor jezelf. Al is het maar omdat ik het toevallig zeg. En er zijn natuurlijk miljoenen mensen die dit al gezegd hebben…
Ik ben in precies dezelfde positie als jullie, ik kan me ervan bewust worden. Maar dat betekent natuurlijk wel dat ik er aandacht aan moet geven.
Aandacht is eigenlijk de sleutel van alles: kun je aandacht geven, zuivere aandacht. Aandacht wil zeggen dat je alleen maar waarneemt, zonder vooraf te bepalen wát je wilt waarnemen. Want daar zit de grote angel. Dat je alleen maar waarneemt, dat je niet weet wat dat zal zijn. Misschien is het een vreselijke, verschrikkelijke tijding. Kan best. Kan best, hoor, vergis je niet. We denken altijd dat die totale mens een soort van heilige is, iemand die bevrijd is, die verlicht is, afijn… Ammehoela, dat is niet zo, je kunt er soms heel erg van schrikken als je plotseling die andere werkelijkheid beseft. Dat maakt je plotseling duidelijk wat je hebt lopen … kriebelen eigenlijk, krassen in een rotswand – die natuurlijk alleen maar een krasje vertoont. Die rotswand blijft in werkelijkheid massief, alles beheersend.
Dus kun je jezelf weggeven, want daar komt het op neer: kun je jezelf weggeven zoals je bent. En afwachten wat dat inzicht, de grote werkelijkheid, je brengt. Want je kunt het ook proberen en iets verwachten, en dan lukt het niet. En kun je beséffen dat je iets verwacht. Want als je iets verwacht, is het onmogelijk.
Dus kun je je bezighouden met iets wat volstrekt onbekend is, dat is heel moeilijk… En misschien moet ik dat niet zeggen, want dan denk je: nou ja, dat is voor mij niet weggelegd. Maar het is wel zo. Want ja, je zit in een geweldig keurslijf, hoe dan ook, soms van een geloof, soms van een idee, soms van een ideologie, soms van een verwachting.
En kun je dat allemaal beseffen, dat dat zo ís. En dan niet het bijltje erbij neerleggen en zeggen: nou ja, dan kan het niet… Gewoon het vertrouwen hebben dat als jij je weggeeft, dat er dan iets gebeuren kan. Je weet niet wat, maar er kan iets gebeuren. En dat is heel erg nodig, dat dat gebeurt, dat is de enige redding van de wereld, dat dat in jou gebeurt. Want jij bent een mens onder de mensen, je bent een lid van de mensheid. Dus als daar iets gebeurt, verandert er in de mogelijkheid van de mensheid iets – het is misschien een vreemde gedachte, maar het is wel zo.
En kun je daarmee leven? Kun je jezelf accepteren met al je gekkigheden en gebreken en kleine en grote idealen? Kun je jezelf accepteren, en zeggen: ‘oké, dat ben ik, maar het is niet alles.’
Dat is het meest belangrijke, dat je dat oprecht kan zeggen: het is niet alles…
– En ik weet niet of ik het ooit kan beseffen.
Dat ís wat…
– Maar toch, ik stel me open.
Wat je daarbij ook voor ogen staat.
Dat is toch uiteindelijk waar het in de meditatie om draait: dat je geopend wordt. In christelijke geschriften wordt dat de ‘genade’ genoemd, dat is misschien het beste wat je ervan kan zeggen. Het is iets wat gebeurt buiten jouw toedoen, je hebt er niets aan gedaan. Ja, je hebt er aandacht aan gegeven, maar dat is ook alles. Maar dat is geen garantie dat dat grote mysterie dat alle werelden omvat, jou bereikt. Dat is geen garantie. Maar het is de enige mogelijkheid.
Eigenlijk betekent het dat je op dat moment uit de tijd stapt – de tijd, die maakt dat alles een geschiedenis heeft, dat iets gebeurd is, in de herinnering wordt opgenomen, zich in jou voortzet. Dat is de tijd. En soms verlaat je de drie dimensies en komt er een vierde dimensie – we weten nu dat er veel meer dimensies zijn. Dus die reis naar de werkelijkheid is onoverzienbaar, zeker voor ons tijdsbewustzijn.
Je kunt natuurlijk zeggen: waarom moet ik me daarmee bezighouden, er is al zoveel hier te doen…
Ja, dat is zo, en dat blijft ook gewoon. Ook als je je hiermee bezig houdt, als je de moed hebt om dit te doen, blijft al dat andere gewoon bestaan, alle kleine dingen die toch nodig zijn.
Dat is wat gebeuren kan – wat eigenlijk gebeuren móet – wil je écht mediteren. En er zijn heel eenvoudige dingen die daarbij kunnen helpen: dat je de goede houding inneemt; dat je je bewust wordt van de adem; dat je de verandering in de adem opmerkt, zonder daar onmiddellijk een conclusie aan te verbinden, te denken dat het goed is of dat het niet goed is.
Als je die eerste leerredes van de Boeddha leest, valt het je op dat hij zegt: ja kijk, dit kan gebeuren en dat kan gebeuren en dát kan gebeuren. Dat is allemaal oké, het ene is niet beter dan het andere. Maar alleen: word je er helemaal bewust van. Dat is het enige wat belangrijk is.
En we weten, we hebben nu de vier edele waarheden en het achtvoudig pad, heremetijd, dat is nogal wat… Maar is het wel zo ingewikkeld? Daar mag je best vraagtekens bij zetten.
Nico Tydeman, die collega van me – hij is nu zelf zenmeester – is nu naar India geweest en heeft al die plaatsen bezocht waar de Boeddha langs geweest is. Hij is tot de ontdekking gekomen dat wat hij altijd dacht helemaal niet klopt met de werkelijkheid. Wat hij daar op die plekken te weten is gekomen, is veel revolutionairder dan hij ooit heeft kunnen denken…
Het geeft aldoor aan dat je niet af moet laten te ontdekken wat echt-werkelijk-is-gebeurd, en wat er daarna bij verzonnen is. Heel begrijpelijk, want alles wil graag tot een organisatie behoren en in een machtsstructuur, en dan heb je hiërarchie en is de één meer dan de ander. Dat is gewoon menselijk, zo zit de maatschappij in elkaar en zo zitten ook de religieuze systemen in elkaar.
En kun je dat zien, en kun je dan … je moet natuurlijk niet zeggen: allemaal onzin. Het is geen onzin, maar je moet ontdekken wat daaronder de eigenlijke werkelijkheid is, die er in de vertaling zus en zo uitziet.
Je hebt alleen maar jezelf, je eigen ervaring, je eigen leven, je eigen gedachten. En daar moet je het mee doen. Maar je kunt dus kritisch zijn, twijfelen, je blijven afvragen: ja, maar is dat het einde, en die vooruitgang die ik me dacht, heeft dat echt enige werkelijkheid…
Dat is een moeilijk iets als je dat tegen jezelf zegt, want je wilt toch een beetje zekerheid…
Kun je nou echt in de onzekerheid leven? Ik denk dat dat heel moeilijk is. Kun je, zoals ik aan het begin zei, iemand die naar de afgrond gaat en waar je niks meer aan kunt doen, dat weet je heel zeker – kun je die laten gaan en blijven liefhebben? Dat is het enige wat dan nog kan.
Dat is heel moeilijk, want dat betekent dat je eigenlijk je hele leven wat je tot nu toe geleefd hebt, opgeeft, overlaat aan het onbekende.
De enige die jou kan helpen, is iemand die bereid is om naar je te luisteren. Want dat is eigenlijk de diepste waarheid, dat je ervaart dat er iemand naast je gaat die je belangrijk genoeg vindt om naar je te luisteren – in je vertwijfeling vaak. Zoals het voor een stervende heel belangrijk is dat degene, die hem begeleidt, hem niet tegenhoudt. Dat is voor nabestaanden heel moeilijk, dat je iemand volledig laat gaan. En dat je dat ook zegt…
Ik herinner me altijd wat Dürckheim me vertelde, hij had een heel goede vriend die was terminaal. En alle mensen om hem heen, ook de doktoren, zeiden: ja, misschien kan het toch nog wel in orde komen…
En Drückheim ging op een ochtend naar hem toe en zei: “Karl, je weet dat je doodgaat, hè.”
En dat was een bevrijding voor hem. Voor Karl was het een bevrijding, dat er eindelijk iemand was die zei: daar sta je voor. Toen hebben ze nog een heel lang gesprek gehad met elkaar en hij is heel vredig overleden.
Het is altijd hetzelfde, het is altijd dat je de werkelijkheid erként, dat je daar niet aan morrelt. Dat doen wij natuurlijk op grote schaal op het ogenblik, met dat eindeloos rekken van het leven, terwijl de mens die het aangaat er allang genoeg van heeft.
Kunnen we dat beëindigen, al is het alleen maar voor onszelf. We kunnen natuurlijk niet in de structuur van de maatschappij ingrijpen, die is nu een keer zo dat we ten koste van alles het leven … ja, wat is ‘het leven’? Is dat de beweging van het lichaam, het feit dat het nog ademt, dat de hersens nog functioneren. Of is het leven iets anders?
Nou, misschien kunnen we daarover nog met elkaar van gedachten wisselen.