Naar binnen toe aandacht geven

Weekend mei 1999 | Zaterdagmorgen
[download]

Ik heb vanochtend bij het lopen gezien dat, naar ik vrees, weinig mensen beseffen waar hun aardse centrum is – dat is het energiecentrum, van waaruit alle energie door je lichaam verspreid wordt.
Het is nodig om dat energiecentrum bewust te hebben. Dat is deels een kwestie van oefening, van veel doen, maar het is in hoofdzaak een kwestie van opmerkzaamheid, dat je voelt waar je centrum is.

Dat centrum ligt grofweg een handbreedte onder je navel. Als je je handen daarop legt, wat je bij het lopen kunt doen, versterkt dat de ervaring ervan. Het centrum zelf blijft natuurlijk ongewijzigd, maar jij ervaart dan het centrum. En het centrum ervaren betekent dat je in je midden bent, dat je bij jezelf bent.

Er zijn natuurlijk heel veel theorieën en aanwijzingen over, maar de hoofdzaak is dat je je bewust gaat worden wat je lichaam is eigenlijk.
Wij ervaren ons lichaam aan de hand van de sensaties die het je geeft, als je eet, als je drinkt, als je je ontlast, als je vrijt. Daarin ervaar je het lichaam. En misschien nog een enkele keer terwijl je loopt of terwijl je jogt.
Maar dat zijn, hoe vreemd het ook klinkt, uiterlijke ervaringen, het zijn geen innerlijke ervaringen. En het gaat erom jezelf innerlijk te ervaren. Want pas dan ben je in staat om de wereld te ervaren. Als je jezelf niet innerlijk ervaart, kun je de wereld niet ervaren, dan ervaar je de wereld zoals het je geleerd is.
Toen je nog heel klein was, net geboren, stond je nog midden in de wereld, ondanks het feit dat je ergens op een plekje op de aarde geboren bent. Maar toen ervoer je het totaal waarin je bent en waarvan je bent en wat je bent.

De opgaaf voor de mens is dat hij bewust gaat ervaren dat hij in een totaal is wat hij nooit kan begrijpen, maar wat hij wel kan ervaren.
Daar draait het eigenlijk om.
De vraag is ‘Hoe kun je dat voor jezelf dichterbij brengen, hoe kun je dat bewust worden, zonder dat je daar aan hoeft te denken.’
Dat is dan ook weer zoiets, wij moeten meestal aan iets denken om het bewust te maken. Maar het eigenlijke bewust zijn, het eigenlijke opmerkzaam zijn, is oneindig veel sneller. Het denken is eigenlijk te langzaam om dat snelle, directe van het midden, van de eenheid, te ervaren.
Het is goed als je weet dat het denken te langzaam is en ook het gevoel te langzaam is. Die directe ervaring van jezelf in de wereld is onmiddellijk, die is sneller dan een gedachte, sneller dan een gevoel.

Dus het gaat om een totaal andere beleving van de wereld. Voordat die beleving op gang komt, beleef je de wereld van buiten naar binnen. Je beleeft de wereld aan zijn uitingen, en niet aan wat zij is.
Ik begrijp dat het een beetje moeilijk voor jullie zal zijn om dit, althans mentaal, te begrijpen.
Het is alsof je een vinger in kokend water steken – iets wat je natuurlijk niet doet, maar wat je zou kunnen doen – beschrijft door te zeggen ‘De temperatuur buiten de huid van de vinger is veel hoger dan in de vinger.’ Maar je reactie bij zoiets simpels is heel onmiddellijk: je trekt je vinger bliksemsnel terug, hij is er nog nauwelijks in, of je trekt hem al terug.
Dat is het verschil tussen zoals wij normaal waarnemen en zoals je kunt beleven als je van binnenuit beleeft.

Het enige wat daarbij echt helpt, is dat je daar opmerkzaam op bent. Dat je dus eigenlijk heel vaak de vraag stelt ‘Waar ben ik nou?’
Dat lijkt een rare vraag, maar het is letterlijk wat ik bedoel. Dan zul je merken dat je zelden in je leven zomaar – terwijl je werkt, terwijl je loopt, terwijl je met mensen praat – bij jezelf bent. Je bent of bij de ander, of je bent bij waarmee je bezig bent. Maar er is iemand die ontbreekt, en dat ben jijzelf in die ervaring.
Het gaat erom dat je vanuit jezelf, vanuit je basis de dingen ervaart, de wereld ervaart, de ander ervaart. En niet afhankelijk bent van de zintuiglijke ervaring. De zintuiglijke ervaring is in verhouding tot die directe ervaring èn oppervlakkig èn te langzaam.

Dat verschil kun je in alle dingen die je doet opmerken. Onze wereld is zo gecompliceerd geworden, dat we vol zitten met dingen, vol zitten met ideeën, vol zitten met gedachten, vol zitten met gevoelens.
Ik herinner me een uitspraak van een monnik van een koptische kerk in Egypte – hun klooster staat in de woestijn en alle cellen kijken uit op de woestijn – dat hij vier jaar nodig had gehad om de woestijn te kunnen zien. De woestijn is heel simpel, er is heel weinig wat je afleidt, je ziet uitsluitend de golvende zandvlakte. Wel zie je veranderingen in de lucht.
In zo’n situatie ga je opmerken hoe vol je zit, want er is dan niets anders buiten je wat aandacht van je vraagt. De woestijn is er gewoon.
Je zou kunnen zeggen: de woestijn ademt. Dat is zo, het is een hele langzame adem. Dus daar is dan niets anders. En dan ga je juist opmerken hoe vol je zit. Want er het is helemaal niet nodig om dan allemaal dingen te gaan zitten bedenken. Maar toch doe je dat.

Dit was een hele eenvoudige man die daarvan vertelde, maar het geldt ook voor ons. Maar wij hebben geen woestijn bij de hand om dat op te merken. Dus we zullen het op een andere manier moeten doen, we zullen op een andere manier de haast die wij voortdurend hebben, ook al bewegen we ons langzaam, moeten zien op te merken.
Dat is niet zo eenvoudig. Zelfs wanneer je op vakantie bent, waar je volgens je eigen gevoel niets anders hoeft te doen dan te genieten, duurt het nog een hele tijd voordat je niet bezig bent met te genieten.
Dat is heel grappig, maar dat is zo gewoon. Je bent vanuit je onrust voortdurend bezig om iets wat je denkt wat mooi of fijn is, tot je te laten komen. Maar wat daar tussen zit is je onvermogen om niets anders te zijn dan waar je op dat moment bent en op dat moment bezig bent.

Mensen die een heel lange voettocht maken, kunnen opmerken hoe ze in wezen héél anders zijn dan ze zichzelf normaal beleven. Als je in het ritme van het lopen, en misschien door de vermoeidheid, alles kwijtraakt wat je gewoon bent, kom je op een punt dat je gaat opmerken wie je eigenlijk bent.
Natuurlijk, je interesses en je werk thuis zijn óók een werkelijkheid, maar dat is een werkelijkheid aan de buitenkant. Nu merk je voor het eerst wie je bent: een ademend, waarnemend wezen, die alles wat hij tegenkomt ziet. En dan niet de verhouding tussen wat hij ziet en zichzelf, maar ziet wat daar is – hijzelf of zijzelf is op dat moment weg, het is uitsluitend dat wat er is.
Daarvoor is nodig dat je eerst zélf bent die je bent.

In onze samenleving is dat een gigantische opgaaf, want de hele maatschappij is ingericht op je voorlopige wezen. Zodra je beseft – het hoeft maar één keer te zijn – dat je, zoals je bent en zoals je jezelf kent, voorlopig bent, echt voorlopig, verandert je leven, verandert ook je verhouding tot de dood.
Als wij onszelf afvragen ‘Hoe voel ik me nu’, dan is er bijna geen mens die het gevoel heeft dat hij voorlopig is. We hebben het gevoel dat we continu zijn, en dan komt er een moment dat we doodgaan. En als we het een beetje gedifferentieerder zien, dan hebben we het gevoel dat we oud worden en dan, ja, dan komt de dood. De wetenschap probeert nu die leeftijdgrens te verschuiven.

Maar we vragen ons eigenlijk nooit af: wat is de kwaliteit van ons leven? Dat hangt helemaal samen met al het vorige, namelijk dat wij onszelf niet ervaren als voorlopig. Wij ervaren onszelf eigenlijk als continu doorgaan. Terwijl we héél goed weten dat we eens zullen sterven. Maar dat is niet reëel, dat is iets wat we wegschuiven.
Dat hangt samen met dat niet kunnen ervaren dat we voorlopig zijn. Dat het wezenlijke, wat we eigenlijk zijn en wat we niet ervaren, hetgeen is wat doorgaat. En dat wij, zoals we zijn – dat is gewoon gegeven –voorbijgaan.

Dat is een gedachte, die ik je hier aanreik, die je kan helpen bij dat thuiskomen bij diegene die nooit geboren wordt en nooit sterft. Die dus ook geen eigenschappen heeft, die niets kan bezitten. Die voortdurend is, altijd is.
De eigenlijk opgave van meditatie is dat je die werkelijkheid in jezelf gaat ervaren. Daar is geweldige aandacht voor nodig, aandacht en concentratie.
Die concentratie kun je niet oproepen of dwingen – dat is een volgende moeilijkheid – die ontstáát doordat je je geleidelijk aan bewust wordt van jouw positie op aarde, van de situatie waarin je bent, de mensen met wie je leeft, de omgeving, kortom alles.
Dat kun je nooit opmerken met een bewegelijke, bezige geest, een geest die dus aldoor met een bepaald iets bezig is. Dat verschuift heel snel, en dat geeft ons de illusie dat we wakker zijn, maar we zijn eigelijk in slaap. We zijn nooit helemáál open voor alles wat er is, voorzover als ons vermogen van waarnemen reikt.

Nou weet ik heel goed dat wij natuurlijk allemaal afwijkingen hebben, soms zijn we ziek, soms hebben we een kwaal, soms zijn we gewoon moe. Dat zijn allemaal factoren die maken dat we minder goed kunnen waarnemen.
Maar zodra je gaat opmerken, bijvoorbeeld dát je moe bent, is de concentratie terug. Zodra je merkt dat je niet in je centrum bent, is het centrum terug. Natuurlijk ga je er dan over denken, waarom je uit je centrum was en waarom het nu terug is.
Maar op het moment dat je er over gaat denken, is het centrum weer weg, dan ervaar je het weer niet. Het is een heel subtiele aangelegenheid.

Mediteren is echt een heel subtiele aangelegenheid, waar je moet leren verstandig met jezelf om te gaan. Want je kunt het alleen maar van jezelf leren.
Dat kan ik niet voldoende onderstrepen: je kunt het alleen maar van jezelf leren. Wat ik kan doen is je aandacht vestigen op bepaalde aspecten van je leven. Meer kan ik niet doen, dat is alles. Maar je moet het helemaal zelf doen, je moet zelf ontdekken hoe je in elkaar zit, hoe je denkt, de kwaliteit van je denken, wat voor gedachten.
En dan kom je onmiddellijk in een labyrint terecht. Want je gaat merken dat je je gedachten ook hebt ingedeeld ‘Dat zijn goede gedachten, dat zijn niet zulke goede, dat zijn negatieve, dat zijn positieve gedachten.’
Maar dat is allemaal niet waar het om gaat. Al zou je je hele leven doorbrengen om te gaan ontdekken wat nou het goede is en wat nou het slechte, daar kom je niet uit. Want je bent aan de buitenkant bezig, je bent bezig aan datgene wat het gevolg is van het feit dat je leeft. Maar je bent niet met het leven zelf bezig, leven in jouzelf.

Dus de vraag is aldoor ‘Hoe kun je die durende aandacht opbrengen voor alles wat er met je gebeurt?’
En denk nu niet ‘Ja, maar dat is vreselijk egoïstisch…’
Het is de enige manier om werkelijk in contact te komen met de werkelijkheid. Al de gruwelijkheden die er gebeuren in de wereld – waar we nu natuurlijk weer aan herinnerd worden met Kosovo – zijn gevolg van het feit dat wij als mensen niet in staat zijn, tenzij we ons er toe zetten, om de werkelijkheid waar te nemen, die werkelijkheid die over geboorte en dood heen reikt. Wij zijn daar zelf ook van, maar we ervaren ons gewoon in de tijd gevangen, als een wezen wat zo en zo oud wordt. En dat is maar een heel klein gedeelte van wie we zijn.

Alle oefeningen die Jet bijvoorbeeld met je doet, zijn er op gericht je opmerkzaam te maken op wat er nu eigenlijk gebeurt, als je ademt, als je een hand beweegt, als je een voet beweegt, als je loopt, als je ligt, als je zit. Wat er aldoor gebeurt. Want dat alleen kan je weghalen van die oppervlakkige werkelijkheid in je hoofd. En kan je bewustzijn uitbreiden over je hele lichaam.
We denken meestal dat bijvoorbeeld rustig kunnen zitten, afhangt van een oefening. Maar het hangt af van een opmerkzaamheid, het hangt af van hoe je jezelf ervaart, in het zitten bijvoorbeeld. Als je jezelf kunt ervaren in het zitten, ervaar je ook wat er in je zitten is wat het moeilijk maakt. Je gaat je spanningen ervaren.
Als je dat dan gaat corrigeren, ben je weer verloren. Het gaat er om uitsluitend te ervaren hoe je zit. En de correctie over te laten aan je innerlijke werkelijkheid.
Want de correctie is voor ieder van jullie net anders. Als er een correctie mogelijk is, moet die er van binnenuit zijn. En dan is het nauwelijks meer een correctie, dan is het gewoon even een kleine verschuiving, waardoor de juiste balans verkregen wordt.

Want ook ons lichaam is niet gelijk. Ja, zo globáál wel natuurlijk. Maar door allerlei omstandigheden: door onze jeugd, door de moeder bij wie we geboren zijn, door onze opvoeding, heeft dat lichaam een eigen karakter gekregen. En we moeten dus met het karakter van dít speciale lichaam, wat we zijn, in balans komen.
Ik zou dus nooit iemand écht kunnen corrigeren. Ik kan hoogstens iets zien, en mijn hand erop leggen bijvoorbeeld of eventjes iets verschuiven. Zodat jij zelf opmerkzaam wordt op wat je aan het doen bent, hoe je bent eigenlijk.

Heel, heel vroeger, toen er nog niet zoveel mensen waren en het leven veel eenvoudiger was, was het ook zo dat een leraar en een leerling veel bij elkaar waren. En eigenlijk werd alleen maar door een kleine handbeweging, door een klein woord, even aangegeven ‘Kijk, let daar eens op.’
Dat is, met de hoeveelheid mensen die we op het ogenblik hebben en het wordt nog steeds meer, niet mogelijk, we moeten het dus in een groep doen.
Dat maakt het al veel minder direct. Een leraar kan je alleen maar helpen om je eigen mogelijkheden te ontdekken, je eigen mogelijkheden om tot helderheid te komen.

Daarom is een bijeenkomst, zoals wij nu met elkaar hebben, afhankelijk van de bereidheid van de deelnemers om hier echt op in te gaan voor zichzelf. Je kun er met een ander natuurlijk best over praten, maar ook dat is weer buitenom. Je moet het bij jezelf opmerken, steeds opnieuw. En als je dat naar binnen toe aandacht geven een poosje gedaan hebt, ga je het heerlijk vinden. Want je gaat voortdurend dingen ontdekken. Je ontdekt niet één ding, je ontdekt eindeloos veel. En je moet vaak om jezelf lachen. Want je merkt hoe je aan de buitenkant geleefd hebt, hoe je altijd maar weer vragen gesteld hebt en conclusies getrokken. En dingen vastgesteld die je eigenlijk nooit vast kunt stellen.

We leven eigenlijk ‘statistisch’ – misschien dat is een term die heel duidelijk is: we leven statistisch, we leven niet met degene die we zijn.
Als je een probleem hebt – dat is heel merkwaardig –  is dat iets wat je vastgezet hebt als ‘Nou, dát is mijn probleem.’
Op het moment dat je zegt ‘Dat is mijn probleem’, zit het vast, heb je er geen gesprek meer mee, ben je er niet meer mee in contact.
Dus we zetten voortdurend dingen vast, die eigenlijk zouden moeten bewegen, die zouden kunnen groeien of sterven. Dat hangt helemaal samen met de idee dat we continu zijn, dat we morgen nog precies dezelfde zijn dan vandaag.

Wat ik probeer duidelijk te maken is dat je, áls je al een probleem hebt, goed voor jezelf ziet ‘Ja, maar nu heb ik het vastgezet. Zit het al al vast? Of kan ik er een nieuwe kant aan ontdekken?’
Dat maakt het al heel anders.

Ik denk dat dat ook de moeilijkheid is voor een arts, als hij mensen bij zich krijgt, om ze op een voorzichtige manier duidelijk te maken dat het anders is dan ze al vastgesteld hebben. De normale gang van zaken is dat je al vastgesteld hebt ‘Ik heb dit of dat.’ Je gaat naar de arts toe, je krijgt medicijnen en je denkt ‘De zaak is over.’
Dat is natuurlijk niet zo.
En zo heb je honderden dingen.
We geven eigenlijk de mogelijkheid om tot onze werkelijkheid door te dringen, uit handen. We geven die uit handen aan allerlei specialisten, op allerlei terreinen. En wij zelf doen dan vaak verder niks meer, we wachten af wat die specialist zegt, en, nou ja, dan zal het verder wel gaan.
Maar dan zijn we er zelf al niet meer bij, dan zijn we hele brave kinderen die vragend opkijken. Maar we zijn geen volwassen mensen, die beseffen dat zij zélf het moeten oplossen.

Dan kom je onvermijdelijk terug bij de kwintessens, dat je gaat begrijpen dat je in wording bent: je hele leven lang, tot je laatste ademtocht, ben je in wording. Je bent dus nooit arrivé.
Dat vraagt een hoge mate van intensiteit. En die intensiteit wordt gevoed doordat je dingen gaat ontdekken aan jezelf.
Dat kan ik niet voldoende onderstrepen: als je gaat ontdekken aan jezelf, krijg je kracht, krijg je energie, leef je niet meer vegetatief, afwezig. Jij bent verantwoordelijk voor dat leven wat je leeft. Heel vaak zijn we eigenlijk net als kinderen die, nou ja, ze zijn geboren en nou zal mama het wel verder vertellen.
In wezen is er altijd een moment dat we dat nog niet zijn – buiten de lichamelijke afhankelijkheid van de moeder –, een moment dat we nog weten dat we zijn. Maar dat wordt ons gauw afgeleerd. Dat is niet alleen in onze maatschappij, dat is in vrijwel alle maatschappijen zo.

Dus wij moeten eigenlijk onszelf helemaal opnieuw opvoeden, wij moeten weer vragenderwijs kunnen leven. Het is het makkelijkste om dat te doen aan de hand van onze lichamelijke werkelijkheid. Dat we onze adem leren kennen, die adem die voortdurend in dialoog is met ons lichaam. Maar dat merken we niet. We merken hoogstens dat de adem sneller gaat en langzamer gaat, dat ie onrustig is of rustig, diep of oppervlakkig. Maar dat is pas het eerste begin.
Maar wat is dat: een onrustige adem, een rustige adem, wat is een lage adem, wat is een korte adem en wat doet ie?

Dat is onze grootste moeilijkheid: om te beseffen dat het belangrijk is om daar op in te gaan, eindeloos op in te gaan. Zodat het levend wordt, zodat het een taal wordt, zodat het een dialoog wordt met je eigen werkelijkheid.
Dan hoeven we geen moeite te doen om gedachten weg te zetten. Zodra je die aandacht hebt, gaat alles wat nodig is vanzelf. Je moet alleen die aandacht hebben, steeds opnieuw.
Maar je merkt natuurlijk dat er maar niet dát hoeft te gebeuren, of je bent er uit. Maar dat is niet erg, want je weet dan dat je er uit bent. Dat is heel belangrijk: dat je weet dat je er uit bent.
En ook al kom je niet direct terug, toch weet je dat je in onbalans bent. Je hebt, zonder dat je dat wilde, het gesprek beëindigd: die twee mensen die je bent – de ene die nooit geboren wordt en nooit sterft, en degene die sterfelijk is en voorbijgaat – zijn weer gescheiden. En het gaat erom dat ze samen zijn. De ene is niet belangrijker dan de andere, maar ze moeten wel samen zijn.

Alles is van belang. Alleen is niet gezegd dat jij aan alles wat van belang is, je leven moet geven. Maar als je dat gesprek met je lichaam op gang houdt door er aandacht aan te geven, ga je vanzelf merken wat niet nodig is in je leven.
Zoals wij leven – ongelofelijk gecompliceerd – denk ik dat je driekwart weg zou kunnen laten, als dat althans niet strijdig is met het voorzien in je levensonderhoud. Maar het is natuurlijk gelukkig nog wel zo dat je niet altijd in dienst bent, ook al heb je een dienstbetrekking. Je hebt nog een heleboel tijd daarbuiten, waarin je deze innerlijke oefening kunt doen.
Dan ga je merken dat het in je werk, dat er zus of zo uitzag, doorwerkt; dat je daarin ook de overbodige handelingen, de overbodige gedachten, de overbodige angsten, gaat opmerken.

Dus het hoeft helemaal niet zo te zijn, als je dit probeert, dat je dan voor de maatschappij onbruikbaar wordt. Dat hoeft helemaal niet. Als je maar geen haast hebt, als je maar niet tegelijkertijd verlicht wil zijn. Als je maar ziet dat dit een heel diepgaand proces is, waarin je thuis moet raken. Dat altijd doorgaat – zoals je adem komt en gaat zolang je leeft, zo is dit proces. Er steeds in blijven. En als je merkt dat je er uit glipt, door wat ook maar, niet schrikken, gewoon even constateren ‘O ja, ik ben er uit.’
Dat helpt echt, dat je zo vriendelijk op diepte komt.

Waar je het meeste last van hebt, is dat je als een scherprechter van jezelf eist, als je nu dít beleefd hebt, nou, dan moet ook zo. Maar zo gaat het niet. Je hebt alleen maar de werkelijkheid van wat er is, van wat je ontdekt, van wat er gebeurt.
Dat is waarschijnlijk ook weer een van die grote moeilijkheden, dat als we dan iets ervaren, we dan onmiddellijk extrapoleren naar ‘O ja, maar dan…’ Dat is natuurlijk niet alleen dom, dat is hopeloos. Zo gaat het niet.

Maar je kunt altijd weer teruggaan naar wat je bezig was op te merken. Dan heb je vanzelf geen last van die gedachtemolen of van die gevoelsmachine, die ook in jezelf is. Dan kun je rustig doorgaan.
Eigenlijk ben je dán pas een mens die een ander van dienst kan zijn. Dan zit je niet meer in een systeem. Want zonder dat we het weten en zonder dat we het willen, zitten we allemaal in een systeem.
Je bent natuurlijk geen systeem, je bent leven, je bent gevoelig, je bent plooibaar, je kunt alles wat je tegenkomt helemaal ervaren – niet in verhouding tot wat het voor jou is, maar wat het is.


naar boven