Feitelijk leven

Maarssen december 2003 | Vrijdagavond
Inleiding [download]

Mensen, we zullen proberen vanavond in te gaan op wat ik in de convocatie stelde: het ‘niks’. En dat is niet niks…
We komen het tegen als we sterven, als ons lichaam zijn tijd gehad heeft en de geest het lichaam verlaten gaat. Meditatie is eigenlijk een poging – ik zeg uitdrukkelijk: een poging – om vrijwillig, bij het leven, terwijl we nog beschikken over alle mogelijkheden van de zintuigen, besef te krijgen van het totaal andere dat er altijd is, dat er dus nooit niet is, dat nooit geboren wordt en nooit sterft, dat alle werelden omvat en in gang houdt, dat maakt dat de eeuwige transformatie voort kan gaan. Want het leven wij leven, in dit lichaam, met een naam, eigenschappen, begaafdheden, onmogelijkheden, is maar een deel van de werkelijkheid. En sterven is ook een transformatie.
Het betekent dat het gemanifesteerde, dat is ons lichaam, maar ook de planten, de dieren, de mineralen, alles, alleen de mate, de snelheid van de verschillende rijken is verschillend. De mineralen zijn het langzaamst, maar ook de mineralen bevatten het geheel, bevatten dat onbegrijpelijk grote geheel dat we nooit zullen begrijpen, maar waarvan we een klein flauw afschijnsel kunnen ervaren als mens.

Geen van ons kan een ander veranderen, geen van ons kan een ander verbeteren. En zelfs kunnen we onszelf niet verbeteren. We kunnen iemand als voorbeeld nemen en proberen net zo te worden. Maar dat is natuurlijk klinkklare onzin. Het enige wat we kunnen doen, en dat is ook het enige, is in onszelf de situatie scheppen waarin we even kunnen beseffen wat dat andere, dat enige, is. Daarom heb ik ook altijd gezegd: je bent voorlopig, je bent een van de duizenden fasen die een mens doorloopt om te gaan beseffen wie hij eigenlijk is. De mens is dus én de wereld van het gemanifesteerde, dat is het leven wat we vrij goed kennen, én hij is dat andere wat hij niet begrijpen kan, maar waarvan hij kan weten dat hij ertoe behoort – en dat is het belangrijkste.

Wat we kunnen doen – Greet[1] probeert het een klein beetje dichterbij te brengen en ik probeer het ook een klein beetje dichterbij te brengen – is aanwijzingen geven waar je op letten moet. Maar jij moet het doen. Niemand anders kan het doen, echt niemand. En zelfs die beperkte mogelijkheid die je zelf moet ontdekken, waar je jezelf mee uiteen moet zetten, is onbereikbaar voor het bewustzijn wat we hebben. Dat is misschien een van de belangrijkste dingen die je moet beseffen: dat je met het bewustzijn wat je hebt, dat andere niet kunt bereiken. Je kunt er wel denkbeelden over hebben, maar dat is flauwekul. Het gaat om een ervaring, iets wat net zo indringend is als dat je je vinger in kokend water steekt.

Dus wat is nodig om een beetje los te komen van die eindeloos bedrijvige geest, ons denken en voelen, dat altijd maar draait en draait en draait… Want zolang je daar inzit kan er niks gebeuren.
Het is een kwestie van een zelfgekozen discipline om in je leven tijd vrij te maken waarin je niets doet, en zelf uit te zoeken wanneer dat het beste uitkomt. Er komen natuurlijk gedachten en gevoelens langs, daar moet je je niet tegen verzetten, maar er gewoon naar kijken … totdat ze je gaan vervelen en merkt hoe je jezelf eindeloos herhaalt.

Op het moment dat dat gebeurt, dat je dus niet meer iets denkt te kunnen vinden, heeft er een verandering plaats in je bewustzijn. Dat is dus niet iets wat jij doet, het is iets wat je overkomt.

Als je dat overkomt – dat is een héél groot geluk eigenlijk – merk je dat er niets meer is, alles wat je kent is weg.
En daar zit je dan, je schrikt gewoon, en als je schrikt keer je terug naar die vriendelijke, zoemende computer, die zegt: oh, dat komt later wel…
Maar het komt natuurlijk niet later. Het komt alleen als jij dus weer opnieuw, met een herinnering aan die hele korte ervaring. jezelf openstelt voor de mogelijkheid dat het andere zich over jou ontfermt. Want zo is het.
In de schrift staat onder andere: ‘Heer, ontferm U mijner’. Dat is heel letterlijk zo, ook vandaag de dag.

En zo, als je je leven daarnaar inricht, dus minstens drie uur per dag hieraan wijdt…
Je krijgt van Greet oefeningen.
En ik heb het blauwe boekje geschreven over die taoïstische oefeningen in de nanacht of in de vroege ochtend.[2] Die moet je echt doen, je kunt niet daar buitenom iets doen, je moet dat echt doen, heel gewoon doen. Net zo goed als je elke dag je eten klaarmaakt, je eten opeet, je ontlast, alle dingen doet die gebeuren moeten, zo moet dit ook gewoon gebeuren. Niks heiligs, niks verhevens, doen, gewoon doen. En natuurlijk ben je dan eindeloos teleurgesteld – heb je niks mee te maken, doen!
Als je dat doet, zul je merken dat er op den duur een verandering plaatsheeft in je bewustzijn, dat je anders tegen de dingen aan gaat kijken.

Ik zal een voorbeeld uit te praktijk geven.
Toen ik in het krijgsgevangenkamp kwam – en ik wist dat we uitgehongerd zouden worden, dat wisten de anderen ook – toen ben ik dus niet boos geworden en al die dingen, dat ik onrechtvaardig behandeld werd… Dat is onzin natuurlijk, ik bevond me op een plek waar dit plaats had. Stop! Niks anders. Wat kun je doen? Zorgen dat je geen energie besteedt aan gedachten over eten. Stop! Een van de redenen waarom ik erdoor gekomen ben. De meesten zijn ondergegaan doordat ze eindeloos de Jap haatten en over eten dachten. Als verpleger in de dodenbarak heb ik dat gewoon gezien.

Dus alles hangt af van je innerlijke houding. De situatie kun je niet veranderen – tenminste, ik kon op dat moment de situatie niet veranderen, ik zat in dat kamp. Stop! Nu ging het er alleen maar om, wat doe ik ermee.
Ja, wat kan ik er aan doen, het weinige dat ik krijg zo goed mogelijk verteren. Daar gaf ik alle tijd aan. De hoofdmaaltijd, een klein kommetje rijst met een beetje waterige groentesoep waar een extract van de darmen van een karbouw inzat, daar kauwde ik een uur op, zodat het bijna helemaal water werd en mijn lichaam dus alles eruit kon halen wat erin zat.
Dat is niet moedig, het is gewoon reëel, het is gewoon feitelijk. Je bent in een bepaalde situatie – hoe ga je ermee om? Dat is de vraag. En als je wensdromen gaat hebben, als je iemand beschuldigt, dan ben je gewoon dom. Toch doen we dat natuurlijk. Maar dat is niet erg, je moet gewoon al die fases doorlopen.

Dat betekent dat je bewustzijn verandert, zodat je feitelijk kunt leven, niet in een droom. We leven eigenlijk allemaal in een droom, we leven niet feitelijk. Feitelijk is: de situatie is zo, voor jou blijkbaar is hij zo. Ik bevond met op dat moment op die plek op aarde dat het zo was. En daar kun je niks aan veranderen. Wat veranderen kan, is hoe jij je ertoe verhoudt. En dat moet je echt inzien. Dat betekent dat het leven voordien eraan gewijd moet zijn, zodat je feitelijk kunt leven. Wat niet betekent rationeel leven – rationeel leven is niet feitelijk. Maar feitelijk, zonder dromen, zonder wensen.

Als je dat probeert, dan is – ik zei het al – drie uur per dag is het minimum. Want je kunt altijd mediteren, je kunt altijd aandachtig zijn, vooral als je dingen moet doen die je vervelend vindt.
Probeer het eens écht. Als je iets vervelend vindt, om dat heel aandachtig te doen, met alle vezels van je vermogen. Dan zul je merken dat het niet meer vervelend is. Dat het vervelend is, dat heb je zelf gemaakt. En door aandacht te geven haal je dat weg. Dat is fantastisch, dat kun je doen. Dat kun je met alles doen.

Er zijn een heleboel aanwijzingen. Gurdjieff heeft aanwijzingen gegeven, andere mensen hebben ook aanwijzingen gegeven, maar het gaat er eigenlijk om dat je je bewust bent dat je aan de buitenkant van de werkelijkheid bent. En door héél aandachtig te zijn, schuift die onwerkelijkheid, die droom, weg.
Dan moet je nog leren hoe dat niks, het onbegrijpelijke zich aan je openbaart. Dat gaat je hele leven door. Als je dus inderdaad oefent, je je niet laat afleiden door allerlei wat aangedragen wordt. Dit-is-jouw-taak, dit is jouw leven, dit is jouw mogelijkheid. Alle andere dingen zijn van buiten, zijn van het gerucht. Dat ben jij nu.
We zullen deze dagen daar dieper op in proberen te gaan. Dat betekent inderdaad dat we alle dingen die we doen, proberen met aandacht te doen.
Dat is niet eenvoudig. Daarom zei ik daarnet aan tafel: laat het praten onder elkaar niet harder zijn dan een gerucht. En dat heeft geholpen. Ik heb heel lang gedacht: je moet geen richtlijnen geven. Maar dat werkt dus niet. Ik heb nu een richtlijn gegeven.
Dat is een van de dingen. Maar voor dat eigenlijke werk wat je te doen hebt, dat feitelijke werk, moet je je eigen discipline vinden. Én je er aan houden. Want het leven heeft natuurlijk allerlei mogelijkheden om je daarvan af te leiden.
Probeer het maar, en als je dat doet, als je die structuur staande houdt, dan zul je merken dat je niet meer afgeleid wordt. Dat is het mooie ervan. Als je het doet gewoon, word je niet meer afgeleid. En dan kun je steeds verder in je leven die aandacht opbrengen.

Goed, dat was het voor vanavond.

[1] Greet Wicart verzorgde de lichaamsbewustzijn-oefeningen tijdens de sessie.
[2] Maarten Houtman, Aanwijzingen bij de Tao-zen meditatie, 5e druk, 2001
deel I Aanwijzingen bij de adem- en energie-oefeningen
deel II Aanwijzingen bij het zitten
Met instructie-Cd
Uitg. stichting ‘zen als leefwijze’

naar boven