Een natuurlijke hoffelijkheid

Inleiding [download]

Ik wilde vandaag beginnen met het te hebben over een bijna verboden onderwerp: hoffelijkheid. Dat is bijna uitgestorven, dat is soft.
Ik leerde bij Greet net een oefening waar je, als je bij het lopen tegenover elkaar staat, heel goed moest letten op het tempo van de ander, de wijze waarop, het ritme. Dat is een van de oefeningen die je op het idee zouden kunnen brengen dat het belangrijk is om, als je in een groep bent, op de ander te letten.
We hebben natuurlijk allemaal onverwerkte gedeelten van ons leven en die maken dat we dat graag uitwerken. En als je thuis bent en je partner heeft er geen last van, dan kun je dat goed proberen. Maar als je in een groep bent, dan moet je toch rekening houden met de groep. 

Eigenlijk ben ik een dwaas dat ik denk dat als jullie jezelf onderzoeken, je dat wel ontdekt. Maar dat is dus niet zo. Als ik tijdens het eten op een zaallengte verder iemand óngelooflijk hoor tetteren, dan betekent dat dat die iemand gewoon afgesloten is van de rest. Daarom moeten we er over praten. Dat is jammer, het zou vanzelf kunnen gebeuren, als je oplette, als je merkte wat je zelf deed, als je merkte wat dat uitwerkte voor de ander.
Die ongecensureerde uitingen, daar hebben ze in de zenkloosters van oudsher een middeltje op. Als je de zendo binnenkomt, buig je voor de zendo. Als je naar je matje toegaat, buig je voor je matje. Als je je dan omkeert, dan buig je voor je buurman aan de overzijde. Tenslotte, terwijl de roshi er niet is, buig je nog voor de roshi. Als je dat nou maar jarenlang doet, dan begint het natuurlijk bij je te dagen dat dat een zin heeft.
Maar is dat nou allemaal nodig. Kun je dat niet zelf ontdekken. Moet je daarvoor opgevoed worden, zoals vroeger was dat je in de betere kringen leerde dat je op de ander moest letten en rekening houden met de ander.
Het is een vraag. Denk er eens over, het is een kwestie van aandacht.

En dat is ook in het gesprek. Ik bedoel, als we hier in de zaal zijn, dan wordt de beleefdheid opgebracht om de ander niet in de rede te vallen, tenminste meestal. Maar als je buiten de zaal bent, dan is dat vaak afwezig.
Het is allemaal hetzelfde: geen aandacht. En ik dacht dat we nu als bewustzijn in het stadium waren gekomen dat we dat op konden merken zelf. Dat we konden opmerken wat we doen, van waaruit we doen. En daarom moet ik er nog een keertje over praten.
Bon, nu het volgende iets.

Verwachtingen – hoe zit het met verwachtingen? Verwachtingen hangen heel erg samen met het ‘ik’.
Wat is het kenmerk van het ‘ik’? Het kenmerk van het ‘ik’ is dat het altijd in beweging moet zijn. Als het namelijk niet in beweging is, is het dood. Als het dus in de moeilijkheden zit – en het is het ‘ik’ wat in de moeilijkheden zit – dan zal het altijd bezig zijn, het zal altijd vragen: hoe kan ik het oplossen, hoe kan ik het veranderen, wat wil het eigenlijk, enzovoorts. Maar het ‘ik’ kan het, op het niveau van het ‘ik’, nooit, echt nooit, oplossen. Als je dat door hebt – en dat kun je natuurlijk doorhebben, want jullie zijn allemaal intelligente mensen – dan kun je proberen met wat je dwarszit, het kan zelfs een pijn zijn, te zeggen: oh, dat is nu daar, en ik heb ontdekt dat ik door me aldoor iets af te vragen er nooit uitkom, nooit. Ergo, ik kan alleen maar accepteren dat het er is.
Dat is niet makkelijk, dat is tegen het karakter van het ego. ‘Ik’ kan aandacht geven aan datgene wat mij pijn doet, wat mij hindert, maar dat is niet ‘aandacht geven’, is niet ‘iets afvragen’.
Dus verwachting is een geweldig obstakel. En niemand kan je eruit helpen, want altijd weer zal het ‘ik’ de kans aangrijpen om door te kwebbelen. Het kan lijken alsof dat ‘ermee bezig’ zijn heel ernstig is en heel erg edel, maar dat is het niet. 

Aandachtig bij datgene zijn wat je hindert, vraagt een uiterste concentratie en een hele grote liefde. Het is de vraag of je die liefde bezit, maar je kunt het altijd proberen. Je kunt altijd proberen of je toch niet zoveel van jezelf houdt, dat je het ‘ik’ zijns weegs laat gaan – terwijl je natuurlijk je hele leven lang op de manier van het ‘ik’ gewerkt hebt.
Er zijn momenten geweest dat er een geweldig beroep op je gedaan werd, vanuit de maatschappij of vanuit een ander. En dat zijn de momenten dat je even je ‘ik’ vergeten bent. Dat zou je kunnen leren, maar ook dat vraagt weer aandacht, dat dat de enige oplossing is …  

[stilte]

… de enige oplossing om weer tot een natuurlijke hoffelijkheid te komen, een natuurlijk rekening houden met de ander, en een natuurlijk in contact komen met datgene in jezelf wat niet zichzelf zoekt – want die verwachtingen zijn over zichzelf zoeken.
Dat geeft ook aan dat meditatie een geweldige inzet vraagt. En je zult je allerlei voornemen. En dat is goed dat je je allerlei voorneemt, maar je zult ontdekken dat het pas slaagt op het moment dat het iets is van jou, dat het iets veel groters is, dat je in dienst bent. Dat is de eigenlijke werkelijkheid van het leven: je bent in dienst van dat grote mysterie. Daar kun je de uiting van worden op den duur. Maar daar moet je een heleboel voor inleveren, een heleboel ijdelheid en een heleboel zelfbeklag. Dat is de gewone werkelijkheid.
Er is mij gevraagd of we niet een vijfdaagse konden hebben met alleen maar zitten, helemaal niet praten. 
Ik heb deze keer, mede op instigatie van Klaaske, al veel meer zitten ingevoerd. Maar ook hierbij zijn de mogelijkheden van een groep en de verlangens van een individu niet altijd met elkaar in overeenstemming. Daar geldt hetzelfde voor: dat je je bewust bent dat dat niet kan. Zoals ik deze vijfdaagse ervaar – en dat is dus door de leiding gedaan, en niet door mij – is het uiterste geprobeerd om de individuele belangen en de mogelijkheden van de groep met elkaar in overeenstemming  te brengen. En daar moeten jullie nou maar eens een keer tevreden mee zijn.

Tenslotte is wat we proberen in de groep, het uitvinden wat je in een gemeenschap zou kunnen doen. Dat is wel van belang. Als je naar de wereld kijkt die eindeloos voortraast van alles wat je hebben kunt, en niet alleen in materie, maar ook in kennis en in macht, dan is dus die poging vijf dagen lang heel belangrijk. Maar je moet het wel zien, wat we proberen te doen.
En als je dat ziet, dan is het geweldig, want dan kun je zonder moeite verdergaan. Als je thuis bent, als je met andere mensen omgaat, als je in je werk staat, dan heb je in die vijf dagen de kiem gelegd voor een nieuw leven. Dat hoop ik natuurlijk elke keer, als er een vijfdaagse is. En ik ben een onverbeterlijke optimist. Dus ik denk dat ik het nog een poosje volhoud.
Goed mensen, nu aan jullie.

naar boven