Het wordt je allemaal gegeven

Inleiding [download]

Hoe kunnen we weer gewone, egoïstische mensen worden, zonder een roze wolk boven ons – die overigens aan de achterkant vuil grijs is en stinkt – die ons voortdrijft, wij daar beneden, armzalige stervelingen, die ons voortdurend commandeert wat we doen moeten. We hebben het moeilijk, daar beneden. Want ja, we hebben maar een sterfelijk lichaam, wat niet alles kan wat in die roze wolk verordineerd wordt. We zouden heel graag wel eens willen uitrusten van al dat geweldige gedoe, van dat werken voor het heil van de wereld en van alle levende wezens die gered moeten worden… Kunnen we dat wel? We zijn tenslotte sterfelijk en klein, en we weten het allemaal nog niet.
Ja, ja…, de goeroe’s hebben gezegd, en die roze wolk zegt voortdurend: nou moet je dit doen, en denk erom, vrolijk hè… Want alle mensen moeten zien dat je een heel goed mens bent. En beneden kruip je voort en je vraagt je af hoe dat verder moet gaan, want je bent zo moe en je hebt al zoveel gedaan wat je eigenlijk niet kon. Maar ja, die roze wolk is er nog steeds en die is vol voornemens.

Op een bepaald moment val je uitgeput neer en je kunt niet meer. En al die voornemens om de mensheid te redden – en niet alleen de mensheid, maar alle levende wezens, dat is niet mis… – dat zal je worst zijn.
Dat is de toestand waarin we meestal zijn – als we niet begrijpen dat al onze voornemens in verhouding tot het wonder wat we éigenlijk zijn, een afschuwelijke blasfemie is, een ontkenning van alles wat heilig is.

Zodat we terug moeten naar wie we zijn – we zijn natuurlijk egoïstisch, dat is gewoon zo. Waarom beginnen we daar niet, als hele gewone, kleine mensen? En laten we al die blabla die ons opgedrongen is, voor wat het is. Want als we geen kleine egoïstische mens waren, dan waren we allang heilig. Waarom kunnen we niet beginnen waar we staan, hele-gewone-egoïstische-mensen, die het allereerste aan zichzelf denken. Want dan ben je bij de werkelijkheid. En dan kun je eindelijk – dat is geweldig – eens luisteren… Dan kun je eens luisteren naar die mens die zo nodig verbeterd moest worden. Want je hebt nog nooit naar die mens geluisterd, je hebt alles wat hij je vertelde, vertaald in het blabla. En dan is het natuurlijk vergiftigd en verdraaid en verfomfaaid…

Waarom kun je niet beginnen bij het begin, zoals je bent. Klein, nog niet wetend, ondanks alle heilige boeken en goeroe’s om je heen. Om jezelf te onderzoeken, om te weten te komen wie je bent – om te weten te komen wie je bent blijkt zo moeilijk, dat we door de eeuwen heen dat alleen niet gedaan hebben. Voorzichtig, luisteren, naar je lichaam, naar je adem. En nog helemaal niet weten waar die adem thuishoort. Dus je weet niet dat die beneden in je buik moet zijn, dat weet je niet. Je weet eigenlijk nog niks.
Het is blijkbaar heel erg moeilijk om niks te weten en geen voornemens te hebben – want je weet niks. En te luisteren en te luisteren en je te verbazen, je te verbazen, misschien voor het eerst van je leven, dat je leeft.

We waren zó in slaap met onze voornemens uit de roze wolk, dat we niks meer konden vernemen van onszelf. En we konden ons ook niet meer verbazen over het feit dat we leven, dat de hele schepping leeft, altijd maar doorgaat. En dat het ons iets te vertellen heeft, iets heel kostbaars: het leven zelf. Het leven zelf wat niet vertaald hoeft te worden, wat niet aangeprezen hoeft te worden, wat niet nagevolgd hoeft te worden. Wat er is.
Dát het er is, dat is juist het grote wonder. Dat de adem komt en gaat, die komt en gaat. Bloed stroomt, de energie die alles bij elkaar houdt, die alles laat ontstaan en vergaan, dat die in ons is, dat die ons laat leven… Wonderbaarlijk, het grootste wonder van alle wonderen, daar kan niets tegenop. Dat langzaam, héél langzaam – want het is een beweging die we niet gewend zijn en die we ook niet kunnen leren – maar die langzaam in ons gewekt kan worden, doordat we er aandacht aan geven. En onszelf steeds moeten voorhouden: je weet het nog niet, je weet het nog niet…

Je moet alle boeken vergeten, en alle goeroe’s vergeten, en je blijven verwonderen. Langzaam, heel langzaam dringt het tot je door, dat je al volmaakt  bent, helemaal volmaakt… Dat je je alleen nog maar daarvan bewúst moet worden – met natuurlijk allerlei afwijkingen, de ene zus, de andere zo. Maar dat is toch niet zo belangrijk… Wat zal je je daar nou ongerust over maken… Terwijl je beseft dat alles wat je je voorgenomen hebt, vanuit die roze wolk, natuurlijk volmaakte onzin is.

En langzamerhand gebeurt er een ander wonder, je gaat jezelf accepteren, met al je tekortkomingen. [lacht…] Jij bent juist daarom zo, omdat je die tekortkomingen hebt, anders waren alle mensen gelijk. Dat is toch te gek om los te lopen… Waarom zou je geen tekortkomingen hebben.
Heb je je wel eens afgevraagd [lacht…] dat als je geen tekortkomingen had, dan hoefde je niet op aarde te komen. Heel simpel. Dus daar is een of andere wonderbaarlijke reden voor dat je hier gekomen bent en dat je je bewust kunt worden van jezelf, zoals je bent – niet zoals je moet zijn, dat is gewoon blabla.
Maar als je dat gaat accepteren, dat je die tekortkomingen allemaal hebt, wordt het opeens heel luchtig. En het gekke is, als je dat geaccepteerd hebt, dat het vanzelf gaat veranderen. Heel gewoon. Dat de grote macht van het leven natuurlijk dat volgt wat tot heelheid leidt, waar je geen enkel idee van hebt, van die heelheid. Daar moet je ook van afblijven met je eigenwijze vingers. Het moet in je tot wasdom komen. Dat kan alleen maar als je er afblijft. Als je het genoeg vindt om te luisteren en om te kijken met ogen die nog niks weten. Is dat zo? Weten je ogen nog niets? Natuurlijk niet. Daarvoor ben je op aarde, om te ontdekken dat alles wat ze weten, maar een heel klein gedeelte van de werkelijkheid is.

Op dat punt zijn we gekomen met z’n allen, dat we een heel klein beetje weten. Nou moeten we verder. En we kunnen niet verder met alles wat we weten.
Terwijl je zo in jezelf droomt – dat is echt dromen – gebeurt er van alles. Net zoals in je slaap, waar alle kattenkwaad die je in de dag hebt uitgehaald – en dat doe je elke dag weer een klein beetje – wordt verholpen. Maar omdat je je nooit helemaal overgeeft, ook niet in de slaap, is dat verhelpen inderdaad heel krakkemikkig. Maar als je nou een beetje vertrouwen hebt in dat onbekende wat het leven is, ga je ook lekker echt slapen. Dan heb je vertrouwen – waar ze het wel over hebben in de godsdiensten, over vertrouwen, maar daar zit een heleboel tussen, hè, en denk erom dat je daar rekening mee houdt…
Als je dat nou eens een keertje opzijzet, en zegt: ik ga in vertrouwen slapen, ik geef mijn lichaam de kans om het helemaal te herstellen…
Daar is jouw wil dus helemaal niet meer in betrokken, je geeft je volledig over. Je hebt ook geen voornemens meer. En je houdt op aldoor te willen helpen. Dat is een ziekte gewoon. Als je jezelf niet helpt, dan moet je een ander helpen… Afschuwelijk is dat werkelijk, houd toch eens een keer op met dingen te doen die niet bedoeld zijn. Het wordt je allemaal gegeven. Dat staat zelfs in de bijbel: ‘God  geeft het wie hij liefheeft in de slaap.’ Maar je moet wel gaan slapen…

Dat is eigenlijk heel eenvoudig wat nodig is: dat je jezelf niet probeert te verbeteren, want je weet niet wat dat is. Jezelf aanvaarden, op tijd gaan slapen – als een kind, wat moe is van het spelen en lekker gaat slapen. De moeder is dichtbij, als het wakker wordt uit een droom is moeder er om even te zeggen: het is goed, hoor…
Zo is het nog altijd met ons. En dat is het allernodigste in de wereld, om, als we nou christelijke termen gebruiken: God door ons te laten werken. Heel simpel. Terwijl we natuurlijk heel goed beseffen dat we niet weten wie God is.
Het is een geheim. En we hebben nu geleerd dat we het geheim het geheim moeten laten, alleen dan kan het werken. Als we iets weten, dan is het geheim weg.

Nou, misschien kunnen we het daar vanochtend een beetje over hebben. Het is allemaal heel eenvoudig.

naar boven

<< Terug | Einde