‘Verlichting’ is slechts één moment

Toespraak voor jan. 2022
 > Archief Toespraken
Maarssen augustus 2004 | Zaterdagmorgen 
Inleiding [download]
Maarten Houtman in zijn kamer in Maarssen.
Foto Hanna Mobach

Gisteravond heb ik tot mijn vreugde een aantal heel directe vragen gekregen, voor een groot deel van nieuwe mensen. Ik hoop dat we op die manier kunnen doorgaan. Want waar we aan bezig zijn is misschien het meest fundamentele van de meditatie, namelijk dat je zelf op onderzoek uitgaat. Dat je geen enkel geloof en geen enkele aanname, ook niet van jezelf, vertrouwt, maar dat je blijft vragen, blijft onderzoeken, zonder zekerheid.
Dat laatste is het moeilijkste, want we zijn gewend om op zeker te spelen. En we zijn ons niet bewust dat dat ‘zeker’ ongelooflijk onzeker is, dat kan zo veranderen, door een economische crisis, een oorlog, een nieuwe technische vooruitgang die al onze aandacht opvraagt, noem maar op.

Dus meditatie betekent eigenlijk dat je je, lang voordat het volgens je idee nodig is, in het onzekere begeeft. En zoals Petra gisteravond opmerkte, toen we een poosje met elkaar gepraat hadden: “Ik moet dit afwachten, ik moet erop afgaan.”
En dat is eigenlijk waar het om draait. Het is, gezien de praktijk die al eeuwen bestaat, heel oud. Maar het is langzamerhand, door alles wat er gebeurd is – door de overlevering, mensen die het op hun manier beleden hebben en er iets aan toegevoegd hebben, in Japan, China – niet meer oorspronkelijk. Dat kan het ook niet zijn, het oorspronkelijke is heel direct. Dat is vanuit het onbekende, het grote Geheel, het wereldbewustzijn, je kunt er allerlei woorden aan geven.  Het daarin zijn, het daarin verblijven, daar gaat het om.

Dat is niet iets wat je methodisch kunt bereiken. Dat hangt alleen af van jouw concentratie, van de intensiteit van je aandacht, voor je hele leven. Dus niet alleen als je op je bankje of je kussen zit, maar de hele dag door, met alles wat je doet: alle handelingen die je doet, alle ideeën die in je opkomen, alle oordelen die in je opkomen  – want die zijn er gewoon. Als iemand zegt: ik heb geen oordelen, dan is hij alleen maar dom, want die hebben we. Dat moet je gewoon aanvaarden. Het gewone leven waar je de dingen in plant om te zorgen dat ze op tijd gebeuren, dat is er. Maar het is niet het enige.
Tegelijkertijd met alle plannenmakerij, met alle regelingen die er in de wereld zijn – en die zijn er – ontbreekt iets dat het eventueel heel zou kunnen maken: de beleving dat je, bij alles wat je kent, tevens het onbekende bent. Als je dat weglaat, heb je een halve waarheid, heb je een halve beleving.
Ik heb er gisteren al op gewezen – je kunt voor jezelf nagaan of het zo is, want je moet me alsjeblieft niet geloven – dat je in al je handelingen een patroon ontdekt. Dat patroon is heel oud, dat is de evolutie, dat is de weg die de mensheid gegaan is. Die is ook in ons. En die heeft zijn vertaling van het huidige leven. Maar het is een patroon, het is dus niet iets spontaans, het is niet iets wat op het moment ontstaat. Het is iets wat er al is – en dat is verleden tijd.

Dat is een geweldig obstakel, wat je helemaal moet leren kennen. En natuurlijk, je zult ongeduldig zijn, je zult denken: is dat allemaal wel nodig, is er nog geen methode? En je gaat een methode proberen. En je denkt dat dat lukt op een bepaald moment, er zijn heel veel therapieën, heel veel methoden. En als je pech hebt, dan lukt het. Als je geluk hebt, ontdek je dat het niet kan, dat je zelf alles moet ontdekken. En natuurlijk, als ik hierover praat – ik ben mijn weg gegaan en dat kun je niet imiteren, zomin als ik heb kunnen imiteren wat mijn voorgangers gedaan hebben.

Je kan alleen – en dat is niet zoveel – je kan alleen zeggen: let eens hierop, let eens daarop… Dat kan ik doen, want dat is universeel. Maar nogmaals, ik ben mijn weg gegaan en ieder die hier aanwezig is moet zijn eigen weg gaan. En die is noodzakelijk anders dan de weg die ik gegaan ben. Als dat niet zo was, zou er in de meditatie geen uniciteit, geen een moment van uniek zijn, bestaan.

Met dat in je achterhoofd kun je dus op weg gaan. En op weg gaan betekent: voortdurend onderzoeken en niets wat je tegenkomt veronachtzamen, zeker niet alle oordelen, vooroordelen, meningen, standpunten, die je zelf hebt. Want die zijn er gewoon. Dat moet je gewoon accepteren, die zijn er… En zo gewoon kunnen we met elkaar communiceren, omdat in die patronen van de mens  een aantal overeenkomsten zitten. Daarom kunnen we met elkaar uitwisselen. Maar datgene waar het om gaat, dat onbekende, dat kunnen we niet met elkaar uitwisselen. Dat is er op een bepaald moment, als we lang genoeg geprobeerd hebben, als ons verlangen groot genoeg is, zodat we het niet opgeven. Desnoods zit er een jaar tussen, dat we het zogenaamd vergeten zijn. Als we maar weer terugkeren, als we maar weer teruggaan naar waar we mee bezig waren. Daar gaat het om.

Daarom is meditatie niet iets wat zo vlug, vlug, vlug, bereikt kan worden. Wat bereikt kan worden heeft weinig waarde. Wat op het moment ontstaat, daar gaat het om. En dat is een omzetting in onszelf die heel fundamenteel is. Dat we aldoor beseffen: ik ben dit, ik ben dat, ik ben dit, ik ben dat… En het ene ogenblik ben ik meer dit, het andere ogenblik ben ik weer dat. Het is dus dat heen en weer, en dat is onvermijdelijk.
Die idee dat. om dat vreselijk beladen woord dat we gebruiken: ‘verlichting’, dat je vrij bent van alles, dat dat een blijvende toestand is, is onzin. Het is er op een bepaald moment. Je weet niet hoe. Het gebeurt. En het verlaat je weer.
Dat te accepteren: dat het er is, en dat het weggaat, dat het er is, dat het weggaat. Dat is voor de meesten van ons eigenlijk – en nou overdrijf ik het een beetje – ondragelijk.
We denken altijd weer dat een bepaalde toestand blijvend is, en dat is niet waar. Het leven is stromend – als we iets van het leven weten, is het dat het stromend is, dat het doorgaat, dat het voortdurend transformeert. Dat is wat we kunnen weten. Maar daarom is het nog geen wérkelijkheid voor ons, ook al weten we dat met ons beperkte instrumentarium van ons bewustzijn op dit moment. Het moet ook nog in ons tot stand komen. We moeten die hele idee laten varen dat een geestestoestand constant zou zijn. Dat is niet zo, het is niet waar.
Als we de achterkant van de overleveringen bekijken, wat er staat, dan beginnen al die verhalen van de verlichting te verbleken, omdat ze niet helemaal waar zijn. Ze geven een moment weer dat iemand los is van de omstandigheden waarin hij is, de ideeën die hij heeft. Dat is een moment – het moment is niet duurzaam. Dat kan ook niet, want de patronen in ons, die overgeleverd zijn in de evolutie van de mensheid, zijn ongelooflijk sterk. En ook al zijn ze een moment weg, ze komen terug.

Als je dat binnen je aandacht houdt, dan begin je te mediteren. En natuurlijk, er zijn honderd en één dingen die je daarmee op kunt merken. Als je op jezelf bent,  niet met anderen, en je gaat eten of je bereidt je eten of je ordent je huis, dan zijn er momenten dat je opeens ontdekt: ha, zo zit het dus in elkaar, zo reageer ik dus. En daarmee wordt het patroon een heel klein beetje ontkracht.
Dat is de eigenlijke meditatie. Dat is niet afhankelijk van je leeftijd, dat is afhankelijk van de intensiteit waarmee je dat proces in jezelf volgt. Waar je niets weglaat omdat het hinderlijk is. Want als je dat doet, als je iets weglaat, vermink je het proces. Je kunt niets weglaten. Je zult gewoon schrikken van alle dingen die in je vastliggen. Hele gewone dingen: of je dit eerder doet, of dat eerder doet. Of je een handeling afmaakt, of dat je hem vroegtijdig, omdat je iets anders opmerkt, onderbreekt, dat andere gaat doen. En als je aan dat andere bent, merk je weer iets op en ga je weer ergens naartoe. Zo blijf je zigzaggen. Dus je gaat heel eenvoudige dingen opmerken, dat alles wat je doet afgemaakt moet worden.
En het is wel eens zo, dat het niet afgemaakt kan worden door omstandigheden. Dat is best. Maar je vergeet niet dat je daaraan bezig was. Je doet datgene wat nu voorligt, wat nu moet gewoon. En als dat afgelopen is, pak je dat andere op en maakt het toch af.

Het gaat aldoor om dat ene wezenlijke: dat je dat proces wat in jou op gang gekomen is, doordat je er aandacht aan gaf, door kan gaan. Ik heb zelf gemerkt toen ik in een jappenkamp zat, twee en een half jaar, dat dat zo is, het-gaat-door.
Je kunt natuurlijk afgeleid worden – ik was drie maanden uit het kamp, en ja hoor, het was zover, werd ik weer afgeleid door alles wat er toen aan de hand was. Ik was gewoon die staat van zijn kwijt. Dácht ik. Want het bleek achteraf dat ik hem niet kwijt was. Maar ik moest het wéér van voren af aan veroveren.
Je kunt dus niet iets op je herinnering doen, je moet het elke keer direct veroveren. En dan nog is het niet stabiel.
De verhalen dat het stabiel zou zijn, zijn onzin. Dat is niet de werkelijkheid. De werkelijkheid is dat heen-en-weer, in het grote geheel zijn, en weer in het tijdelijke zijn van dit moment.
Daarmee verliest het tijdelijke ook zijn minteken, want het kan niet zonder dat tijdelijke. De idee dat het ‘ik’ gedood moet worden is klinkklare onzin, doe dat alsjeblieft niet. Het is belangrijk. Het maakt jou mogelijk om de dingen goed te doen die je doen moet. Maar je weet steeds dat het maar de helft is. Je weet steeds dat je moet blijven luisteren naar datgene wat je niet kunt kennen, wat in je is, wat zich openbaren wil. Maar jij moet er van jou uit naar luisteren…
In dat haastige leven van ons, is dat een heel ding, om dat te doen, om niet meer te treuzelen, om dat te doen. Dan kom je alles tegen, de adem, je lichaam, je zwakheden, je onbewustheden, dat kom je allemaal tegen. Dat is noodzakelijk, want je kunt niets overslaan.


naar boven