Als de geest tot stilte komt…

‘Vanuit het tijdloze hier zijn’
 sessie juli 1994
Inleiding zondag 3 juli

We zullen proberen vandaag weer een stukje dieper te komen in dat hele proces van de mens en van de evolutie van het menselijk bewustzijn.

Ik herinner me uit het gevangenkamp – er waren 9000 man toen het begon, na afloop was minder dan de helft over, de anderen waren gestorven – dat daar eigenlijk geen plek was waar het stil was. Altijd zag je wel iemand of was er iets aan de hand. Op één plek na. Dat was de achtermuur van de dodenbarak, die tegenover de poort lag waar het Japanse garnizoentje gevestigd was wat het kamp moest bewaken. En omdat ik verpleger was in de dodenbarak, was me dat opgevallen.

Dan stond je daar soms, vooral als het al een beetje donker was. De gewone gevangenen mochten daar in het donker niet meer komen, maar als verpleger moest je daar zijn. Toen heb ik gemerkt wat het is om alleen te zijn. Want anders was je altijd met anderen, ook als ze niks zeiden en stil waren. En er werd in dat kamp heel veel gepraat, want we werden uitgehongerd, dus er werd altijd over eten gepraat, eindeloos. Dus de spil waar alles om draaide was in dit geval voedsel: eten. Dat betekende wel dat al die mensen die daar waren, het overgrote deel van de weinige energie die ze via voedsel toegevoerd kregen, gebruikten voor iets wat volslagen nutteloos was. Want er kwam niet meer eten door erover te denken of over te praten.

Je kon merken dat als je de stilte zocht, je dan de mechanische beweging van je geest kon waarnemen. Als je praat maak je geluid, maar er is ook een beweging in de geest. En als je die opmerkt kun je daar wat aan doen.
Dat had ik dus opgemerkt en ik zocht een plek waar het mogelijk was om alleen te zijn. Want dan pas kun je de beweging van de geest gadeslaan en in jezelf merken. Je merkt dat je dan stuit op een mechanische beweging. Want de eerste keren dat ik daar stond, ging het gewoon in me door. Ik was dan wel niet over eten bezig, maar ik was bezig met de mensen die stierven en die ik verpleegde, dat ging gewoon door. Op het moment dat ik daar stond, bevond ik me buiten de dodenbarak en wat zich daarbinnen afspeelde. Maar toch bleef mijn geest maar doordraaien. En dat kun je niet stilzetten, dat is iets wat bewéégt. Je kunt het alleen maar opmerken, alleen maar gadeslaan. In dat opmerken en in dat gadeslaan, kwam er, zonder dat je daar iets aan hoeft te doen, afstand en raakte je er los van. Kijk, als het je ergert dat het zo beweegt, dan lukt het niet. Het gaat dus om het uitsluitend gadeslaan wat er in je beweegt. In dat gadeslaan krijg je afstand. En dat betekent ook dat je het niet meer erg vindt.

Het tweede wat gebeurt is dat je gaat merken dat de wereld waar je in bent en waar je altijd in was, oneindig veel groter is dan je opmerkte, dan je voelde toen je nog in beweging was. Ik kon toen heel goed zien dat daar over de prikkeldraadversperring heen, heel ver weg, een blauwe berg was. En die blauwe berg was niet zomaar blauw, maar die wisselde gedurig van stemming, van uitdrukking. Allemaal dingen die ik voor die tijd nóóit opgemerkt had.

Als die beweging van de geest eerst verlangzaamt en dan stil wordt, ga je dus in een totaal andere wereld leven. Ik ging ook anders voelen tegenover de mensen die stierven. Ik verzorgde hen, ik moest de ontlasting wegvegen tot het laatste moment. Zij hadden eerst nog behoefte om iets tegen je te zeggen, en ik dacht dat dat het laatste was. Maar toen merkte ik dat het niet het laatste was, want daarna hebben ze een zwijgende nabijheid nodig, het gevoel dat ze niet alleen zijn in dat laatste moment van het vertrek vanuit het lichaam.

Dus als je geest tot stilte komt, ben je van meer nut voor een ander. Dat is niet iets alleen voor jezelf. Het is ook dat je voor de ander – als hij dat nodig heeft – van dienst kunt zijn. Ik heb toen ook een heel andere ingang gekregen tot dat merkwaardige woord ‘van dienst zijn’. Van dienst zijn strekt zich heel ver uit, maar het hangt van jouw verstild zijn af in hoeverre je van dienst kan zijn. Wat wij normaal doen – en daar bedoel ik niets onvriendelijks mee, dat moeten jullie goed begrijpen – is elkaar helpen, en tegelijkertijd elkaar problemen geven. Want ieder mens is in zijn geest in beweging, en ieder mens zit ergens vast, en ieder mens heeft zijn problemen. En terwijl je een ander helpt, hevel je zonder dat je dat merkt je problemen over. Dat gebeurt gewoon. Dus met alle goede bedoelingen die er zijn, houd je eigenlijk een warrige, chaotische toestand in stand.

En uit die warrigheid en die chaos die er in ons is komt heel veel voort. Terwijl we het gevoel hebben dat we met één bepaald iets bezig zijn, houden we tegelijkertijd een hele baaierd van ongecoördineerde bewegingen in stand. Dat is de wereld waarin we leven. En de enige wezenlijke oplossing is dat wij daarvoor gevoelig worden, gevoelig voor de beweging van onze eigen geest. Die is er gewoon is, daar is niks mee aan de hand. En die is bij ieder ander ook aanwezig. Dat we zien dat we met elkaar iets in stand houden waar we uiteindelijk last van hebben. Want kijk, als je dat niet opmerkt, ben je eigenlijk ongevoelig. En die mate van ongevoeligheid maken we vandaag de dag nog steeds mee. De hele wereld wordt meer gemechaniseerd, er is meer kabaal, er zijn meer mensen, we zitten dichter op elkaar, en al die mensen zijn allemaal werelden van beweging, ook al zitten ze doodstil.

Het gaat er dus om die innerlijke beweging in jezelf op te merken, zodat je daar een verhouding toe krijgt. Het gaat er niet eens om dat je totaal stil wordt, maar het gaat erom dat je er een verhouding toe krijgt, dat het iets wezenlijks voor je is, niet alleen een verhaaltje wat ik vertel. Het gaat erom dat je gaat begrijpen dat, als er al iets opgelost zou kunnen worden, dan begint het dáár, en niet verderop. Wij zijn altijd bezig in het verderóp, omdat we ons niet bewust zijn dat er nog een andere toestand bestaat dan de toestand waarin we zijn. En vanuit die toestand waarin we zijn, gaan we oefeningen doen om stil te worden. Mensen, dat gaat niet. Je kunt niet met kabaal stilte veroveren. Dat gaat niet. De eerste stap is dat je opmerkt wat er in je gebeurt, wat er steeds in je gebeurt.

Ik heb een tijdje terug aandacht gevraagd voor het wakker worden. Dat was eigenlijk een aanloop tot hetzelfde. Opmerken wat er gebeurt als je uit de diepe slaap komt – niet uit de droom natuurlijk, want dan ben je al op toeren – maar uit de diepe slaap komt en wakker wordt. Dat kun je opmerken, wat er dan gebeurt. Eigenlijk wordt ‘s ochtends als je wakker wordt, op het moment dat je dus tot bewustzijn komt het veertje opgedraaid, en kom je op gang, ga je aan de dag beginnen. Dat vinden we erg mooi, dat is ook prima. Maar je moet je wel bewust zijn wat dat is. Je bent dan niet opgedraaid vanuit jezelf, je bent niet gevoed vanuit jezelf, maar je bent gevoed vanuit het leven om je heen. Het leven waar jij instaat, waar jij werk hebt, waar jij verantwoording hebt. Dát is datgene wat je beweegt. Níét jijzelf – jij bent zelf afwezig. Dat merk je pas als je gaat opmerken dát je in beweging bent en dat je dus niet van binnenuit gevoed wordt, maar van buitenaf in beweging gehouden wordt. En dat neemt natuurlijk energie af. Dat komt wél uit jezelf, maar dat is heel onvrijwillig.

Ik weet niet of jullie kunnen beseffen wat ik nu gezegd heb: de energie die je besteedt wordt onvrijwillig aan jou onttrokken – maar jíj bent niet vanuit je innerlijke energie in de wereld.

Dus het gaat er in eerste en in laatste instantie om dat je je waarnemingsvermogen verfijnt. En daar kun je iets aan doen, daar kun je iets in regelen. Het wordt in een gezin natuurlijk al héél moeilijk, maar je kunt wel aandacht hebben voor het verfijnen van je waarnemingsvermogen – want daar moet het toch uit voortkomen, het kan niet uit een wilsdaad voortkomen, het kan niet uit een oefening voortkomen. Het kan alleen voortkomen uit dat groeiende waarnemen. Van daaruit ga je de verbanden zien die er zijn in de wereld.

Ik had er vanochtend een gesprek over met een deelnemer. En hij zei: “Ja, maar het loopt wel fout…” Ik zei: “Ja, dat doet het ook.”

En nu is natuurlijk de vraag: wat kun je er aan doen. Niet zoveel. Maar die eenheid die jij bent, die bewustzijnseenheid die jij bent, daar kun je laten veranderen, doordat je opmerkzaamheid je losmaakt van de mechanische wijze waarop jouw bewustzijn werkt. Alle ervaringen die je doorlopen hebt, alle kwetsuren die je zijn aangedaan en die je ook anderen aandoet – dat gaat zo over en weer – die kunnen pas … zachter worden, doordat je gaat opmerken hoe je zelf functioneert, hoe je de dingen doet.

En dan verandert er nog iets. Hoe dieper je beseft hoe het hele proces werkt, hoe milder je wordt tegenover andere mensen, want je beseft dat ze allemaal in hetzelfde schuitje zitten. De een heftiger dan de ander, maar we zitten allemaal in hetzelfde schuitje, we zijn allemaal slachtoffer van die onbewuste beweging van de geest. En zo’n geest schept problemen, dat is zonneklaar. En wat wij dan meestal doen is zeggen: ja, kijk, dat en dat is niet zo best, dat moeten we veranderen. En dan gaan we dat veranderen. Maar die verandering zorgt dat er op een ander front weer iets anders tevoorschijn komt. Dus dat is een sisyfusarbeid, dat is echt een sisyfusarbeid. Dan zitten we aan het symptoom te knoeien.

En dat gaat natuurlijk ook lichamelijk verder, dat heb ik in het kamp gemerkt. Zo’n onrustige geest heeft veel voedsel nodig, dat is duidelijk. En omdat we veel voedsel nodig hebben, meer voedsel dan eigenlijk nodig is om het lichaam in stand te houden, krijgen we weer allerlei kwalen naar die kant.

Dus de ontregelde geest heeft heel veel gevolgen. Dan moeten we onszelf verdoven, dan moeten we onszelf dwingen. Dat merken we op het ogenblik, steeds meer mensen krijgen een drugsprobleem, proberen op allerlei manieren even weg te zijn uit die onrust. Dat komt niet uit de blauwe hemel vallen, het één volgt uit het ander.

Als je je afvraagt wat je hieraan doen kunt, welke mogelijkheden je hebt, dan is het eerste wat zich voordoet dat je zorgt dat jouw geest voelbaar wordt. Dat je dus voelt hoe de toestand van je geest is. Want zodra je dat voelt, zodra je daar contact mee hebt, is het al anders, is het geen autonome machine meer die draait. Dan ga je dus merken wat er aan de hand is. En dat besef kan maken dat je daar geleidelijk aan afstand toe krijgt. Dat je het ook niet veroordeelt, dat je gewoon ziet wat er gebeurd is. En dat je dus ook voorzichtiger bent met andere mensen. Want ze zijn nog niet bij zichzelf. De energie wordt in ze besteed … ja, door wat? Door iets naamloos, de totale samenleving besteedt namelijk de energie in jou. Jij doet dat niet zélf, dat gebeurt in jou. Dat is natuurlijk een krankzinnige toestand, dat je dat niet zelf doet.

In de mate waarin je je bewust gaat worden van de toestand van je eigen geest, hoef je niet meer naar oefeningen te kijken, dan is het zonneklaar wat er gebeuren moet. En denk dan niet dat je dan uitsluitend met jezelf bezig bent. Nee mensen, dan pas ben je bezig met het wereldprobleem. Want dit ís het wereldprobleem, dat wij dus écht zelf-standig worden. Wat we nu denken dat zelfstandigheid is, dat is geen zelfstandigheid. Het gaat erom dat we echt zelfstandig worden, dat we van binnenuit onze energie besteden.

Dat gaan opmerken wat er in jezelf gebeurt, verwijdt je bewustzijn. Je gaat allerlei dingen zien die je voor die tijd onmogelijk kon zien, omdat je altijd maar in beweging was. Als het niet is dat je je verdedigt, onopgemerkt, is het omdat je iets wilt hebben, onopgemerkt. Maar de beweging is er. Die is er vanuit die hele instinctieve wereld van je drift. Maar dat is bij ons allang overgeplant op het denken-voelen. En als ons lichaam niet in beweging is, dan is het denken-voelen wel in beweging.

Nu wordt misschien een beetje duidelijk waarom ze in de kloosters zoveel regels voor het zitten hebben, voor hoe je je moet wassen, hoe je je moet bewegen. Dat is allemaal in regels gevat. De tragiek is natuurlijk dat het niet van die kant kan komen, want als je begint met jezelf iets op te leggen, ben je niet vrij, dan ben je een gevangene. Maar het komt daar wel vandaan. Duizenden jaren geleden wisten ze heus wel dat het die beweging in de geest was. Alleen, ze hebben gedacht: dat moeten we temmen… En dat gaat niet, want je temt het vanuit de geest die je bent. En die is onvrij, die is gedwongen, die is volgens een bepaald model. En het gaat er juist om dat model en alles kwijt te raken… Dat kan alleen doordat je het opmerkt, doordat je je er bewust van wordt. Dan doe je een appèl op je wezen, op datgene wat niet sterft en niet geboren wordt. Dan pas doe je een appèl op je wezen. Voordien ben je vanuit de gevangenschap bezig de vrijheid te veroveren. Dat gaat niet. En als je dan eens een keer naar buiten kijkt en ziet dat er een oneindige wereld is, heb je nog niet ontdekt wat de muren van je gevangenis zijn. Dus waar het uiteindelijk om gaat is een heel diepgaand proces.

Als wij niet in staat zijn om tot die stilte te komen, dan zullen we problemen blijven scheppen. Als we het ene probleem opgelost hebben, komen er dertien andere voor in de plaats. En dat in een tijdperk waarin zovéél mensen zijn en het nog toeneemt, waarin de mechanisatie toeneemt die ons afstompt. Dat voorbeeld wat ik gaf uit mijn eigen leven, van het kamp, was eigenlijk nog een heel ideale toestand, maar als je nu in een flat in de stad woont, is er geen moment dat er niet op een of andere manier een motor kabaal maakt. Dat zijn allemaal dingen die invloed hebben, die inwerken op je geest. Dus daar moet je mee leren leven. En dat betekent dat je vrijwillig naar binnen gaat, zodat je ontdekt dat, ondanks al dat kabaal, ondanks alles wat er is, er wel degelijk een stilte in je aanwezig is.

Je kunt je leven, voorzover dat binnen je mogelijkheden ligt, daar een klein beetje op afstemmen. Zonder jezelf te dwingen, uitsluitend doordat je opmerkt wat er gaande is. Dat was voor mij in het kamp ideaal. Dat is in dit leven waar ik nu insta helemáál niet meer zo ideaal. Het is verwarrend veel, waar we middenin staan. En wij moeten ons daar zelf bewust van worden, niet gedwongen. Je moet ook jezelf niet dwingen. Dat is erg belangrijk, dwing jezelf niet. Je kunt het alleen maar hebben van het opmerken. Dáárin gebeurt het. Dan hoef je jezelf niks op te leggen. Daar komt het vanzelf uit voort.

En je moet ook leren jezelf te vergeven als je weer een hele poos uit de band springt, zou ik haast willen zeggen, flink te keer gaat. Gééf jezelf die kans, want ook dáárin kun je opmerken. Dan ben je niet helemáál meer die razende Roeland, want je merkt op wat je aan het doen bent. Ondanks het feit dat je het niet kunt keren, het gaat nog rustig door. Wij denken dan altijd: nou moet je iets doen! Mensen, doe dat niet! Blijf erbij! Blijf bij wat er gebeurt. Dan kan het geleidelijk aan van je gaan. Het is iets in jezelf, jij bent het. Althans, die ‘jij’ die ontstaan is door het leven wat je geleefd hebt. Je bent ook wat anders.

Kijk, als dat andere er niet was, zou ik jullie dit allemaal niet kunnen vertellen en zouden jullie hier misschien ook niet zijn. Er is dat andere, dat nooit in verwarring is. En dat ben je ook. En hoe meer je gaat opmerken, hoe meer dat wezen de kans krijgt om zich aan jou kenbaar te maken.

Dat is het allerbelangrijkste. Wat je er dan mee gaat doen, dat zorgt wel voor zichzelf. De een zal er dit mee doen, de ander dat. Maar waar het om gaat is dat dat wezen kenbaar wordt voor je, dat dat een instantie is die gekend is. Daar komt vanzelf van allerlei uit voort, daar hoef je je geen zorgen over te maken.

Daar wilde ik het vanochtend bij laten.


naar boven

Gesprek (fragment)

– Vraag: .. geest en lichaam, en dan weet ik eigenlijk niet eens waar je het over hebt. Ik bedoel je lichaam, ja, dat is wel duidelijk. Dat kun je wel voelen. Maar dan geest… En hoe die dan op elkaar inwerken. Dat is allemaal heel complex en je hebt het ook niet in de hand.

– Maarten: Je kunt het niet begrijpen, dat zeg ik direct. Het geldt voor ons allemaal dat we het willen begrijpen, maar je kunt het niet begrijpen vanuit de wereld van het denken-voelen. Er komt een punt waar het zich onttrekt aan onze waarneming.Want het denken-voelen draait op ons waarnemingsvermogen – zowel je denken als je voelen werkt met datgene wat je waarneemt. En waar ik het vanmorgen over had is dat het mogelijk is dat het waarnemingsvermogen fijner wordt. Aan de hand van het verfijnde waarnemingsvermogen worden jouw ervaringen anders, wordt jouw manier van waarnemen anders. Je kijken, je luisteren, je beseffen, dat wordt anders. Dat is dus een eindeloos proces. Ook je verlangens, je motivaties veranderen daardoor. Je gaat ook de nutteloosheid inzien van de aangemeten paadjes die je had, namelijk dat je problemen zou kunnen oplossen – ik bedoel nu spirituele problemen – zonder je bewustzijn te veranderen.

Het is heel duidelijk, je zou kunnen uitrekenen hoe wij alle mensen zouden kunnen voeden, hoe we een hele redelijke gezonde wereld zouden kunnen hebben. Verstandelijk gezien, mentaal. Maar het lukt niet omdat de mens die het moet doen niet redelijk is. Die mens heeft allerlei elkaar tegensprekende tendensen in zichzelf waarvan hij zich niet bewust is, maar die wel door hem heen werken en waarom hij doet zoals hij doet. Daarom zei ik ook, waar we hier mee bezig zijn is het wereldprobleem, het is echt het wereldprobleem. Dat is niet iets van hem of van jou, maar dat is waar we met z’n allen mee zitten.

Als je dat beseft, wordt het ook vanzelfsprekend dat je ziet dat jij op jouw plaats en in jouw omstandigheden en met de mensen die jij kent en met de maatschappij waarin jij leeft, maar heel weinig kunt doen in de goede richting. Maar omdat je beseft hoe ongelooflijk complex en diepgaand dat proces is, heb je daar minder moeite mee, heb je minder het gevoel van ‘als ik het nu niet doe, gaat de wereld naar de knoppen’. Je beseft: ik kan er iets aan doen en dat doe ik dan maar en dan moet ik het overlaten. En tegelijkertijd werk je aan dit basisgegeven. Wat weer betekent dat je jezelf in de gelegenheid stelt om waar te nemen, om ongestoord waar te nemen.

– Vraag: Ik merk dat als ik wat langzamer werk, ik vaak keuzes kan maken waar ik vroeger van dacht dat er geen keuze was. Maar nu gebeurt dat soms opeens, dan zie ik dat ik voor iets kan kiezen wat goed voor me is en waar ik niemand tekort mee doe, waar ik veel aan heb, wat het leven veel eenvoudiger maakt.

– Maarten: Het komt er eigenlijk op neer dat je steeds meer merkt dat als je vanuit die stilte waarneemt, je niet meer hoeft te kiezen. Dan is het gewoon duidelijk wat gevraagd wordt. Dan heb jij nog wel de vrijheid om het wel of niet te doen, maar dat is iets heel anders. Dan is het dus niet meer kiezen uit dit of dat, maar dan is het alleen maar zien ‘kan ik dat, of kan ik dat niet’. Maar het is duidelijk wat nodig is. Dat is een heel ander iets. Het is helemaal niet gezegd dat jij dat kan, maar dan ben je ook zover dat je je dan weer niet om de oren gaat slaan als je merkt dat je het niet kan – want dan kan je het nog niet.


naar boven

<< Terug | Volgende toespraak >