Bewustwording, het eerste en enige principe

‘Vanuit het tijdloze hier zijn’
 sessie juli 1994
Inleiding maandag 4 juli

We hebben het gisteren gehad over het gadeslaan van de beweging van de geest. En ik denk dat dat nodig is, wil de geest tot rust komen.
In de loop der eeuwen zijn allerlei methoden ontwikkeld om de geest tot rust te brengen. Als je je daar een poosje mee bezighoudt, zijn er methoden die vrij snel tot een nieuw bewustzijn leiden van wat er in de geest gebeurt. Maar dat is niet in de lijn van de evolutie. Het gaat erom – je vindt dat terug bij de grote ontdekkers in deze – dat je je de beweging van de geest bewust wordt, zodat je je ook bewust wordt waar die geest zich mee bezighoudt. Anders trek je je eigenlijk terug zonder je bewust te zijn waar de geest mee bezig is.

Het is belangrijk om op te merken waar de geest mee bezig is. Zo in het normale leven ben je je daar niet bewust van, je bent je alleen bewust van wat zich op een bepaald moment voordoet en hoe je daarmee bezig bent. Dat is normaal. Je kunt merken dat je meer of minder terecht, meer of minder adequaat, met dat bezig bent wat zich voordoet. Maar wat ik bedoel is dus dat je je bewust wordt waar de geest in hoofdzaak mee bezig is. En dat je je bewust wordt wat dat betekent waar de geest mee bezig is. Dat je dat niet goedkeurt of afkeurt, maar dat je je uitsluitend bewust wordt: waar houdt die geest zich mee bezig?

Daarvoor heb je al een hoge mate van vrijwillige concentratie nodig. Met het accent op vrijwillig. Het moet voor jou van belang zijn om je geest te leren kennen.

Dat is niet zomaar. We zijn eigenlijk ons hele leven bezig met steeds verschillende zaken, maar we zijn nooit bezig met de geest. We zijn altijd met uitingen van de geest bezig. Daar liggen onze problemen, of we ze oplossen of niet. Maar dat zijn altijd uitlopers, afdelingen. En je kunt merken, in je leven is dan eens deze afdeling belangrijk en dan weer die en dan weer een andere. En je merkt niet eens op hoe je met die verschillende afdelingen van je bewustzijn omgaat, want je bent aldoor uit op wat het gevolg is van jouw actie. Daar ben je mee bezig. Je bent niet bezig met dat wat zich voordoet. Dat moet je goed beseffen. We zijn altijd bezig met wat de uitingen zijn en wat die veroorzaken. En als dat prettig is zijn we tevreden en als het niet prettig is zijn we ongelukkig. Zo gaan we met onszelf om.

We zijn helemaal niet geïnteresseerd, echt niet geïnteresseerd, in de werking van de geest. We vragen ons af ‘hoe kan ik op weg blijven’, ‘hoe kan het beter worden’, ‘hoe kan ik meer bewust worden’, enzovoort. Dan heb je het nog aldoor over een heel klein bestek. We hebben nooit belangstelling voor het bewegen van de geest als geheel, waar die op uit is. En dat is noodzakelijk wil je een vermoeden krijgen – en dan ben ik heel voorzichtig – van het geheel. Dat kan niet in die wereld van het denken-voelen, dat is onmogelijk.

En als je op weg gaat, als we gaan mediteren – ik noem het maar liever ‘op weg gaan’, want mediteren heeft zoveel betekenissen – als we op weg gaan onszelf te leren kennen, dan hebben we niet meer in onze gereedschapstas zitten dan het bewustzijn wat we hebben. En dat bewustzijn is in de tijd, is vergankelijk, heeft een verleden, een heden en een toekomst. Het is dus niet tijdloos. Dat is het instrument wat in onze gereedschapskist zit. Dus natuurlijk beginnen we ermee op de manier die mogelijk is. En dat is verdeeld, fragmentarisch. We beginnen ergens, het doet er niet toe waar.

Maar het kan gebeuren dat je je bewust wordt dat er een andere mogelijkheid is. Dat betekent wel dat je eigenlijk het gevoel moet hebben van de betrekkelijkheid van jezelf, van alle mensen, van alle verschijnselen in de schepping. Dat gevoel moet je hebben. Als je dat gevoel niet hebt, blijf je van het een naar het andere fietsen. Alleen vanuit dat gevoel van betrekkelijkheid kun je een klein beetje afstand krijgen tot al die zaken die zich voordoen.

En dat zijn er heel veel, want dat grote instinct van zelfhandhaving en voortplanting heeft zich heel wijd vertakt in ons bewustzijn, van heel subtiel tot heel grof. Dat is een enorm gebied. En het gaat er om dat je afstand krijgt tot dat hele gebied. Dat het iets betékent voor je dat alles, de hele schepping, vergankelijk is. Alles, niets uitgezonderd. Zodat je niet van de kook raakt van wat er gebeurt. En dat is dan met name van wat er met jezelf gebeurt, want van wat er in Brazilië gebeurt neem je wel kennis, maar het houdt je niet aldoor bezig.

Dus het is een heel ding als je wezenlijk gaat beseffen dat alles vergankelijk is, voorbijgaand. Ook datgene wat jij vreselijk belangrijk vindt gaat voorbij. Jij gaat ook voorbij, iedereen gaat voorbij. Dan komt er een kleine ruimte – nog niet zoveel – een kleine ruimte waardoor je in de positie komt dat het tot je doordringt dat er in die totale schepping die vergankelijk is, tegelijkertijd iets is wat onveranderlijk er is. Dat niet beïnvloed wordt door alles wat er gebeurt.

Om dat te kunnen beseffen is het nodig dat het gevoel van vergankelijkheid geleidelijk aan je leven doordrenkt. En dat heeft deels tot gevolg dat je je minder opwindt over allerlei zaken. Maar er is ook een andere kant die heel vaak vergeten wordt, de mensen hebben meestal geaccentueerd dat je gelijkmoediger wordt ten aanzien van veel: dat je in die fase kunt blijven steken. Maar als het goed gaat – en dat heb je niet helemaal in de hand, maar je kunt er wel attent op zijn – dan groeit je verantwoordelijkheid ten aanzien van alles wat er in het vergankelijke, dus in de schepping, gebeurt. Dat groeit tegelijkertijd. Maar niet meer in de zin zoals vroeger, dat je je ergens over opwond. Je ziet heel duidelijk voor jezelf wat er gebeuren moet, voor zover als jij je bewust kunt zijn. Want je wordt je ook bewust van het feit dat zelfs dan, als je afstand genomen hebt tot het vergankelijke leven zonder je belangstelling ervoor te verliezen (ik beschrijf dit heel nauwkeurig, want anders ga je de mist in), wordt aan de andere kant iets heel urgent waar je eigenlijk nooit, of zelden, op gelet hebt. Dat is namelijk hoe je omgaat met wat je ontvangen hebt: met je lichaam in, de meest ruime betekenis. Hoe ga je daarmee om? Ben je daar echt in geïnteresseerd? Of ben je alleen maar geïnteresseerd in je lichaam voor zover het iets dient wat jij belangrijk vindt?

Als je daar een poosje bij stilstaat, dan merk je dat je eigenlijk nog nooit belang gesteld hebt in je lichaam, in je lichaam op zichzelf. Dat is wat je gekregen hebt, meer heb je niet: het lichaam waar het bewustzijn in is, alles bij elkaar. Je hebt het steeds alleen maar gevoeld, ervaren, in zoverre als het dienstig was voor wat jij wilde. Je wilde gelukkig zijn, je wilde je prettig voelen – ik noem maar een paar veel voorkomende dingen. Maar dat is geen belangstelling voor je lichaam, dat is weer belangstelling voor de uitingen van het lichaam.

Als je dan dus belangstelling gaat krijgen voor je lichaam op zich – wat je gekregen hebt voor niets, het is je geschonken – dan ga je er anders tegenover staan. Dan ga je inderdaad het belang opmerken van de adem, van de spanning en de ontspanning, van voedsel, van vrije tijd en arbeid, van slapen en waken. En altijd weer: niet om iets te bereiken, maar: hoe ga ik met dat lichaam om, krijgt het de kans zich te ontwikkelen. En ontwikkelen betekent bewust worden.

Als je lang genoeg bij de evolutie stilstaat, merk je dat er uiteindelijk maar één principe is waar het om gaat, en dat is bewustwording. Bewustwording in steeds andere fasen, op steeds andere niveaus. Maar het is steeds bewustwording. En daaruit komt voort wat je doet – uiteindelijk komt dat uit bewustwording voort: hoe je met een ander omgaat, hoe je met de materie omgaat, hoe je met de dingen omgaat, dat hangt allemaal af van jouw bewustzijn. Want van de kwaliteit van jouw bewustzijn hangt jouw ervaring af.

Wij denken altijd dat het bij de ervaring begint. Nee, daarvóór is de kwaliteit van het bewustzijn. Want de kwaliteit van het bewustzijn bepaalt de mate van ervaring, en niet omgekeerd. Dus als je geen besef krijgt van het bewustzijn, van de geest, dan ben je als een blinde die zijn stok volgt – die als die stok geen grond meer heeft, niet kan beseffen welke diepte daaraan ten grondslag ligt, of het alleen maar een greppeltje is of een bodemloze afgrond. Dat kan hij niet beseffen…

Ik hoop dat het duidelijk wordt dat het je bewust worden van je eigen bewustzijn je eigenlijke opgave is. Want van de kwaliteit van het bewustzijn hangt de maatschappij af die wij opbouwen – en die we opgebouwd hebben, want we zijn natuurlijk al een eind bezig. En als er een verandering moet komen in die maatschappij, dan is dat in laatste instantie afhankelijk van de kwaliteit van je bewustzijn.

Als je dat zo voor je ziet, dan is het eerste wat je denkt: nou ja, dat is een hopeloze zaak… Als je de toestand ziet in de wereld, hoe de mensen bezig zijn, jij incluis – en dat zou dus moeten veranderen doordat je zelf tot besef kwam van jouw eigen bewustzijn – dan denk je bij jezelf: dat kan je wel vergeten… Want zoals we hier zitten weten we allemaal dat het instinctieve leven: het verzamelen, het bezitten, het veiligstellen, het veroveren, het vermeerderen, nog altijd de hoofdzaak is. Als je daarop moet gaan zitten wachten… Ja, sorry, maar het is niet anders… Dat betekent dus dat we intussen allerlei hulp- en noodoplossingen moeten vinden, om te maken dat we niet ál te vroeg naar de godsie-godsie gaan met z’n allen. Natuurlijk, dat is duidelijk, dat moet gebeuren. Anders gaat het erg snel.

Maar als je beseft waar het eigenlijk om gaat, besef je ook dat het een noodoplossing is. Dus dan zal je niet, om een bepaalde noodoplossing door te drukken, ook tegelijkertijd een heleboel schade aanrichten. Je doet het alleen maar – omdat je ook afstand gekregen hebt tot dat vergankelijk leven wat wij zijn – in diep beraad bij jezelf. En daarbij heb je dan natuurlijk nooit, maar dan ook nooit, het gevoel dat je beter bent dan een ander. Je ziet gewoon: ja, dat is wel noodzakelijk, ik kan het doen, toevallig omdat ik in de situatie ben dat ik er iets mee te maken heb en er iets aan kan doen, en dat is dat. Zodat je niet meer dan de hoogst noodzakelijke energie aan de noodoplossing besteedt. En verder zorgt dat de energie in jezelf verzameld blijft voor het allernoodzakelijkste: dat is die bewustwording. Want door die bewustwording dring je steeds dieper door in de essenties van dat vergankelijke leven, waarvan wij uitsluitend de uitingen zien – zoals we ook altijd met onze uitingen bezig zijn en met de antwoorden op de uitingen van buitenaf. Dat is het hele spel waar we altijd inzitten.

Dus wat er ook gebeurt, we blijven gericht op dat ene: bewustwording. En dat betekent dus ontdekken, openbaren. Maar dat betekent natuurlijk ook – ik kan het niet genoeg zeggen – dat je niet weet wát zich zal openbaren. Je kunt dus ook nooit tevreden zijn, en je kunt ook nooit denken: oh, zo zit het. Want je beseft dat het een doorgaand iets is. Ontdekking en openbaring is een doorgaand iets, dat voedt zichzelf. Daar hoef jij niks aan te doen, daar hoef je alleen maar bij te blijven. Als je nagaat wat er van ons gevraagd wordt en wat we doen, dat is belachelijk gewoon. Er wordt van ons zó weinig gevraagd, er wordt alleen maar gevraagd om erbij te zijn. Verder zorgt het voor zichzelf. Als je erbij blijft, gaat het proces verder. Hoe dat proces loopt, dat zal je nooit kunnen bevatten, dat is ontzettend complex, heel groot. Maar ook heel lieflijk.

De afschuwelijke dingen die in de wereld gebeuren, gebeuren door onaandachtigheid. Als je onaandachtig bent, kun je onverschillig zijn, kun je iemand vermoorden. Maar als je aandachtig bent is dat onmogelijk. Als je onaandachtig bent, kun je kwetsen. Als je aandachtig bent is dat onmogelijk. Daarom kun je wel iets heel duidelijk stellen en je kunt iets wel doen of niet doen, maar dat is niet met het oogmerk om iets te vernietigen. Terwijl je aan de andere kant ziet dat de hele schepping is gebouwd op eten of gegeten worden. Dat geldt ook voor de mens. Dat geldt ook in geestelijk opzicht. Maar de mens is in staat, als hij het potentieel wat hij ter beschikking gekregen heeft gebruikt, om zich bewust te worden van dit alles. En dan kan hij proberen het vernietigen zo mild mogelijk te maken én inzicht te krijgen in dat hele bestel, eerst zelf, om er daarna anderen van mee te delen. Zodat je heel voorzichtig omgaat, óók met jezelf – dat vergeten we meestal: heel voorzichtig omgaat met jezelf. Daar heb ik het daarnet al over gehad. Zodat je steeds aan de basis blijft van het hele gebeuren, voorzover als jij je daarvan bewust kunt zijn.

En dat is moeilijk voor ons, want wij zijn gewend om gedreven te worden door onze instincten. Wij zijn gewend te handelen volgens de impulsen van de zelfhandhaving en de voortplanting. Dus het is een hele heropvoeding, die niemand anders ter hand kan nemen dan wijzelf. En waarbij je dus ook niet kunt verwachten dat dat zo maar even gaat. Want we leven voor het grootste deel vanuit die grote oerkracht die de schepping in stand houdt, mind you. Als die wegviel zouden de kippen geen eieren meer leggen, enzovoorts. Dat ís zo. Daar zijn wij een onderdeel van. En we hebben door ons denken-voelen de mogelijkheid gekregen om te onderscheiden, om namen te geven, maar daar zijn we zo druk mee bezig dat we vergeten zijn vanwaaruit we eigenlijk voortkomen en waartoe we behoren.

Dus wees geduldig met jezelf. Geef jezelf de kans om te ontspannen, doordat je inziet waarom het gaat. Dat is nou is geen oefening van de adem, dat is inzicht. En inzicht kan je een mateloze ontspanning geven, héél concreet. En dat werkt ook door in je adem, in je energiecirculatie, in alles.
Dus zelfs vanuit het oogpunt van oefening is het ongelooflijk belangrijk dat je beseft dat je leeft in een vergankelijke wereld, dat je zelf vergankelijk bent, en tevens tot het ongedeelde, tijdloze geheel behoort. En dat het erom gaat dat je steeds meer dat tijdloze een kans geeft in jezelf. Dáár ligt jouw eigenlijke vrijheid, geef je dat een kans of geef je dat geen kans? Dat is je eigenlijke vrijheid: geef je jezelf de kans om bewust te worden van het ongedeeld tijdloze – dat is het meest kernachtige wat ik ervan zeggen kan: ongedeeld en tijdloos. Het hoort ook bij elkaar.

Dat is dus de vraag: wil je daarvoor plek inruimen in je leven. Dat is de keuze.


naar boven

Gesprek (fragment)

– A.: Je eindigde ermee te zeggen: “De keuze is aan jou.” Het geeft iets aan van wat je wilsmatig zou kunnen doen, of niet?

– Maarten: Nee, de wil komt pas op het moment dat je gekozen hebt. Maar misschien is het niet goed om te zeggen: het is een keuze, maar: kan het zo helder voor je worden waar het om gaat, dat je zegt: ja, het is voldoende belangrijk voor me om mijn leven aan te wijden. En dan ga je dat proberen en kom je obstakels tegen in jezelf, buiten jezelf, en dan komt de wil om de hoek kijken.

– A.: Is het een eenmalige keuze? Ik heb vaak het gevoel dat je een tijd lang het belang ervan ziet, het je aanspreekt, dat je ermee bezig bent, en dan kan er een breuk komen, zo van ´moet ik daar wel mee doorgaan´. Is dat een gebrek aan inzicht, een gebrek aan werkelijke keuze?

– Maarten: Het is zo dat op het moment dat jij besluit je daaraan te wijden, dan heb je een bepaald inzicht. En als het goed is, dan is dat inzicht op zichzelf iets wat leeft, dat ligt niet vast. Het is iets wat in de praktijk van het leven eigenlijk antwoordt op zoals je leeft. En je kunt na een poos gaan ontdekken dat de manier waarop je bezig was niet helemaal adequaat was. Dan ga je dat veranderen. Daar is niks mee aan de hand. Maar dat is geen breuk. Een breuk is als je iets vastlegt. Dan is er een breuk.

Je kunt gaan merken dat je inzicht de neiging heeft om groter te worden. Het principiële is duidelijk, dat blijft, maar het gebied wat het omvat wordt vanzelf groter als je bezig bent. En dan kun je dus zien dat je eigenlijk nog te beperkt bezig was en dus wijder probeert.

Het woord ´proberen´ zit ook heel voorin als je hiermee bezig bent. Je beseft ongelooflijk goed hoe weinig je nog maar openstaat. Je bent heel nederig.

– B: Want dat inzicht is in feite niet van jou.

– Maarten: Dat openbaart zich aan je. Dat krijg je.

– C.: Je praat over het leren kennen van de werking van je bewustzijn. Dat is voor mij: hoe werkt het bewustzijn. Je leert de werking en de inhoud van het bewustzijn kennen?

– Maarten: Ja, tegelijkertijd.

– C.: En die twee dingen, daar gaat het om?

– Maarten: Ja, en je bent je, als je daarmee bezig bent, tevens bewust dat jij niet alleen de inhoud en de werking van dat bewustzijn bent, maar ook nog iets anders. Dat is onlosmakelijk, dat is tegelijkertijd. Anders zou het niet kunnen.

– C.: Met ‘wat anders’ bedoel je dat andere?

– Maarten: Ja, het andere.


naar boven

<< Terug | Volgende toespraak >