Besef van de Oorsprong

Huissen juli 1997 | Vrijdag
Inleiding
[download]

Ik heb me er tijden lang over verbaasd, dat wij zoveel moeite hebben om minstens eens in de vierentwintig uur terug te keren tot de Oorsprong – wat voor naam je daaraan ook geven wil, maar dus datgene wat niet geboren wordt en niet sterft.
Maar ik begin langzamerhand te begrijpen – en wat dat betreft ben ik heel hardleers – dat dat in onze vooropleiding zit. Als we ons al op weg begeven, dan zijn we al gevormd. En ik besef dat ik op een heel andere manier gevormd ben, veel minder gevormd dan één van jullie.

Ik ben geboren en groot geworden op een plantage in de hete laagvlakte van Java, een grote natuur, geen vriendelijke natuur, een almachtige natuur. Alle mensen die daar leefden, hadden het gevoel dat ze hoorden tot iets heel groots, waar ze geen naam aan gaven, maar wat er onomstotelijk was. En ik werd groot tussen de Javaanse vriendjes en vriendinnetjes, en werd eigenlijk opgevoed door de ouders van die vriendjes en vriendinnetjes, nauwelijks door m’n eigen ouders. Ik sprak ook eerst Javaans – Maleis – en pas veel later Nederlands.

Dat maakte dus dat het vitale van het leven heel dicht om me heen was: geboren worden en sterven was dagelijks aanwezig, niet alleen bij de dieren, maar ook bij de mens. Daar hoefde dus niets over gezegd te worden. Er was ook niets toegedekt – zoals bij ons alles bijna is toegedekt. Het bedrijven van de liefde, zoals we dat hier noemden, was daar openlijk, dat zag je als kind gebeuren om je heen.

Dat is natuurlijk een totaal andere vooropleiding dan wij hier hebben. En dat maakt dat wat het meest vitale is in de mens, toegedekt is onder een sluier van conventie, van religie, van ideologie, van cultuur. En de verhalen die ik hoorde als kleine jongen, van m’n derde tot m’n zevende jaar, waren mythische verhalen, zouden voor ons sprookjes zijn. Voor mij was dat geen sprookje, het sloot naadloos aan bij die geweldige natuur waar ik in leefde, waar de mensen nietig in waren, waar je zó duidelijk het gevoel had – wat wij al totaal missen – dat je ondergeschikt was. Je gaf daar eigenlijk geen naam aan, maar je wist: ik ben ondergeschikt. Als je een paadje in het oerwoud kapte, dan was het vijf dagen later al weer dicht.

En de verhalen die ik hoorde, vertelden eigenlijk van dat wat voorafging aan wat ik zag, de natuur die ik zag, die daar nog ongerept was: de mens had daar nog vrijwel niets aan gedaan. De mens mocht daar in leven – dat moet je je eens even voorstellen, dat idee bestaat in ons leven niet, dat je mág leven; dat dat niet zomaar iets is, maar dat je dat mag. Het is voor ons een beetje gek, ‘natuurlijk mag je leven,’ zeggen wij.

Maar dat gevoel was daar dus aanwezig. En in de mythische verhalen kwam dat ook steeds terug, dat je je eigelijk bewust moest zijn, dat je je af moest stemmen op datgene wat voorafging aan het zichtbare. Daar moest je je op afstemmen, daar moest rekening mee houden. Daar werden ook offers aan gebracht, maar dat vinden wij natuurlijk heel achterlijk, dat je offers brengt aan iets wat je niet eens een naam kunt geven, dat is toch dwaas, dat is toch echt achterlijk?

Ik denk dat dat niet zo achterlijk is, ik denk dat dat een heel juist besef is, dat je mag leven, dat dat jouw gegeven is, en dat dat iets heel kostbaars is wat je gegeven is. Dat dat niet zomaar is, en dat geen enkel mens zomaar is zoals hij is, dat ieder zijn weg vindt in het onbekende. En wij zijn langzamerhand gaan denken – en dat is nog altijd zo, omdat we in een wereld leven waarin we nog steeds denken dat we die kunnen manipuleren, dat we die kunnen maken, dat we die kunnen vervormen. Daarom is dat besef langzamerhand bij ons verdwenen.

En daar hebben we ook de vruchten, van het ontbreken van dat besef hebben. En dat is niet iets wat we heel bewust gedaan hebben, we hebben ons niet bewust afgekeerd van dat besef van het er mogen zijn. Dat is niet zo, dat is gebeurd, in de loop van duizenden jaren is dat gebeurd – niet bij alle landen en volken in die mate, maar het is overal gebeurd.

En de fundamentele uitdaging is om door alle lagen van de tijd heen, die we als mensen doorlopen hebben, de oorsprong terug te vinden. De oorsprong die onophoudelijk voortgaat met zich verder te ontwikkelen. En dat betekent niet alleen zich te ontwikkelen, maar ook zich bewust te worden. Dat is een proces dat onscheidbaar is: ontwikkeling en het je bewust worden, is onscheidbaar – het echte ontwikkelen (niet wat wij ontwikkeling noemen): het steeds complexer, subtieler, omvattender, deel hebben aan het geheel.

Naarmate ik me dus beter bewust werd van waar wij, als hier geborenen, hier groot geworden, hier opgevoed, voor staan, hoe voorzichtiger ik word met te verwachten dat dat pats-boem, zomaar, tot ons door zou dringen. Daarvoor moet heel veel werk verricht worden, je moet eerst de situatie waar je in bent bewust hebben, je moet bewust hebben wat er allemaal gebeurd is, in dat hele korte bestek van dat je geboren werd tot dit moment dat je hier zit. Daar is ongelofelijk veel in gebeurd. En ons bewust zijn heeft dat niet eens bij kunnen houden. Wat dus in de loop van duizenden gebeurt is, gebeurt bij ons allemaal in dat hele korte bestek van geboren worden, volwassen worden – niet alleen biologisch, maar ook geestelijk – en langzamerhand ons klaar maken om weer verder te gaan. Dat noemen wij dan de dood.

Omdat ons dat besef ontbreekt, is de dood voor ons ook iets angstwekkends, waar we tegen vechten, waar we op allerlei manieren trachten aan te ontkomen, we trachten onze biologische leeftijd te verlengen, maar het helpt ons niet. We zullen echt dat besef moeten krijgen dat wij, in voortdurende golfbeweging, telkens weer tot de aarde terugkeren om ons te uiten en te beseffen waar we voor staan.

Als je dat beseft, dat het die golfbeweging is, dat het niet iets onrechtvaardigs is, dat het niet iets is om boos of bang over te zijn, dat die golfbeweging iets heel natuurlijks is. En dat je daarin tot bewustzijn kunt komen, dat je daarin besef kunt krijgen van die oorsprong, die onophoudelijk voortgaat zich te voltooien – al zullen we nooit weten wanneer die ooit voltooid is, en hoe dat zal gaan.

Maar het is natuurlijk een heel ander iets of je daar van bewust bent, of dat je alleen dat perspectief hebt van: ja, en strakjes ben ik dood. Want dan beperk je jezelf. En dat is gegeven, maar dat doe jezelf, je beperkt jezelf. En je wordt daarbij geholpen door eerst je ouders, en daarna de opvoeders, en daarna de leerinstituten, en je eigen ervaringen – maar die eigen ervaringen gaan terug op dat wat je geleerd hebt. Dat is het tragische eigenlijk, dat je ervaringen ook terug gaan op wat je geleerd hebt.
En door die hele korst van het geleerde moet je heen, om het oorspronkelijke te ontdekken wat in jezelf besloten ligt, wat je erfdeel is, waar je recht op hebt – als je nu ergens van recht wil spreken, dáár heb je recht op. Maar je moet dat recht ook opeisen voor jezelf. En dat betekent werk, dat betekent arbeid, dat betekent erop in gaan, dat betekent altijd weer terugkeren tot de basis van je leven, tot de oorsprong.

En die oorsprong is niet opgesloten in je opleiding, in je conditioning, en je relatiepatronen. Dat is zó oneindig veel wijder, zoveel machtiger, zoveel souvereiner. Dat kan niet in dat hele smalle, kleine spleetje van dat leven wat je kent. En daarom is het nodig dat je tenminste eens in de vierentwintig uur daartoe terugkeert, ook al is het maar voor vijf minuten.

En het enige waar het op aankomt, is dat we elkaar daar bij helpen, dat we elkaar helpen om dat voor onszelf te volbrengen. Ik kan het niet voor een ander volbrengen, ik kan er alleen van vertellen dat het er is. En dat je het kunt doen, dat het dus mogelijk is, dat het binnen handbereik ligt, dat het niet iets ingewikkelds is, dat, ver weg, je ooit ten deel valt, als een soort beloning. Maar dat het iets is wat bij je hoort, dat nog wezenlijker is dan je adem, dan de energie, dan je lichaam. En zeker veel wezenlijker dan alle gedachten die je kunt hebben.

Want gedachten zijn hele verre echo’s van een werkelijkheid die gedachten ver te boven gaat. Iets daarvan klinkt natuurlijk door in alle religies, dat is duidelijk. Maar het jammere is, dat de vertaling van die echo – het is al een echo – voor ons werkelijker is geworden dan wat die echo veroorzaakt.

We zijn dus in de evolutie eigenlijk van het besef daarvan afgetreden. En dat was ook nodig, zodat we niet meer als gelovige kinderen erin zouden staan, maar als volwassen mensen. Die zich bewust waren van de zichtbare werkelijkheid, met alles wat dat inhoudt – de techniek, en de wetenschap, en noem het maar op – en tevens ons bewust waren van datgene wat vooraf gaat en wat er nog zal zijn als onze beschaving er niet meer is. Dat is duidelijk.

Maar dat we dus niet het gevoel hebben dat we veroordeeld zijn, dat het onrechtvaardig is, dat het gaat zoals het gaat.

Wat we wel kunnen zien natuurlijk is, als je je niet bewust wordt van die oorsprong, als je gevangen blijft in die nauwe spleet van je korte leven, dat dan de voortgang van het geheel vertraagd wordt. Want we zijn allen – ja, je zou kunnen zeggen: brandpunten van dat totaal. En in de mate waarin we ons bewust worden van wat we eigenlijk zijn, bevrijden we ons van de vertraging die optreedt doordat we ons beperken. En dat dat geldt ook voor de dieren, en ook voor de planten, en ook voor de mineralen. Alleen is daar de omloopsnelheid, het trillingsgetal, lager, minder snel.

Wij hebben de mogelijkheid gekregen om ons bewust te worden. En dat is het enige waar het op aankomt, dat we ons echt bewust worden van waar we voor staan, en wat dat is. En dat we ons niet laten verslaan door wat we natuurlijk ook om ons heen zien: er gebeurt een heleboel om ons heen, in klein bestek vlak om ons heen, maar ook in wijder bestek in de wereld, waarvan we gewoon voelen: dat kan niet goed zijn, dat is afschuwelijk wat er gebeurt. Maar dat we dat verband blijven zien tussen ons onvermogen om terug te keren naar de oorsprong, en wat er in de wereld gebeurt. Want zo is dat, dat is de basis. Zodra je los bent van waartoe je behoort, kun je onverschillig zijn voor de schade die je een ander aandoet, of die een ander wordt aangedaan.

En dan besef je ook tevens, dat het er dus niet in zit om die schade lokaal te lenigen – dat moet ook gebeuren, en het gebeurt soms ook – maar altijd zie je gebeuren dat het dan weer in z’n tegendeel verkeert: dat kan over veertig jaren zijn, over vijftig jaren, over honderd jaren, maar het wordt altijd weer teniet gedaan, omdat de basisuitdaging niet begrepen is.

En de basisuitdaging is dat je niet alleen de verdediger, de instandhouder, bent van dat in de tijd gevangen stukje bewustzijn, wat een naam heeft – de naam die je hebt, de vermogens die je hebt, dat is dat kleine gevangen stukje in de tijd – maar dat je tevens datgene bent wat daar ver bovenuit gaat. En zolang je alleen maar dat kleine stukje bent, ook al heb je een vaag besef dat dat niet klopt, moet er oorlog, uitbuiting, marteling, moet er in de wereld zijn, dat kan niet anders. Dat je dat voor je ziet, dat het echt zo is!
En dat dat dus samenhangt met jouw leven: hoe je leeft – niet wat je gekregen hebt, niet de positie die je inneemt – maar hoe je leeft, hoe je dat leven dat je gekregen hebt, leeft, in hoeverre je je daarvan bewust wordt.

Want het is ook zo, dat als je je bewust wordt van die onmetelijkheid vanwaaruit je gekomen bent en waarin je bent – het is eigenlijk niet goed om te zeggen: ‘vanwaaruit je gekomen bent en waarin je bent en waar je naar toegaat,’ daar zit de tijd nog in. Je bent er altijd in. Alleen je moet je daarvan bewust worden.

Maar dat je dat verband ziet, tussen wat er gebeurt, wat er in je naaste relatie gebeurt, wat er in de wereld gebeurt, dat dat te maken heeft met hoe jij leeft. En niet als een soort bedreiging, niet als een soort van ‘ik moet zorgen dat ik het goede doe, want….’ Zo is het niet. Dat je je alleen maar bewust bent, zonder zondebesef, zonder schuld, zonder idee van ‘ik heb het fout gedaan.’ Ik zou het bij jullie allemaal eruit willen wissen, dat idee dat je het fout hebt gedaan. Je hebt gedaan wat je gedaan hebt, met het bewustzijn wat je hebt. Dus het gaat erom dat het bewustzijn verandert. Anders blijf je hangen.

Het hoort er helemaal bij, dat is onze positie allemaal, ook mijn positie, dat je natuurlijk de tijden hebt – maar dat hoort bij het proces – dat je denkt: [zucht] waar ben ik mee bezig…
En wat Miche zei gisteren: op hetzelfde moment (het kan een seconde later zijn) merk je dat toch, door die verruiming die is opgetreden, je ook weer meer aankunt. Dat je niet jezelf blijft beschuldigen, dat je jezelf de kans geeft om daar uit te komen.

En daarom is het zo nodig dat wij proberen, telkens weer, elke dag in ieder geval, even te zijn in dat gebied waar niets is van de tijd – dat betekent dus: van het verleden, van alles wat er al gebeurd is. Maar waarin het nog niet tot aanzijn komende levend aanwezig is, en te merken: daar ben je van. Daar kun je je dus eigenlijk in schoonwassen, schoonwassen van alles wat in de loop van de tijd – al is het dan maar in dit korte leven – in je bewustzijn is geslipt, wat daar een residu heeft gevormd. Waar je even daar van los bent.
Zodat, als je er weer in terugkeert – en dat gebeurt ook, dat is onvermijdelijk, je keert terug naar dat residu van het verleden, met alles wat dat inhoudt – dat je daar iets anders instaat, dat je iets minder slaaf bent, dat je daar iets meer zelfstandig mens bent. Die beseft dat hij iets kan doen, dat hij te máken heeft met alles wat er gebeurt, niet alleen in zijn eigen leven. En die daar door – en dat is heel belangrijk – voorzichtiger wordt met een ander.

Ik merk het nog dagelijks, ik merk in de gesprekken die ik met mensen heb, dat ik onvoldoende luister naar wat er gebeurt in een ander. En dat ik daardoor kortsluitingen maak, die voor mij heel vanzelfsprekend zijn, maar die voor de ander nog niet vanzelfsprekend zijn. En daar veroorzaak ik schade mee, daar ben ik me heel goed van bewust… Maar ik kan niet anders zijn dan ik ben.

Dus, ik doe maar, ik probeer het beste. Maar ik besef de beperking. Terwijl ik zo geweldige mogelijkheden heb gekregen in het leven, die misschien heel weinige van jullie hebben gehad. Maar nog is dat onvoldoende om werkelijk naar ieder van jullie zó te kunnen luisteren, dat ik help om zelf te ontdekken.

Dus wees lief voor jezelf – ik kan het niet voldoende zeggen: wees lief voor jezelf, geef jezelf de kans om het te ontdekken; wees niet ongeduldig, want je moet door een hele korst heen van onbewust tot je genomen conditioneringen. En die conditioneringen zijn je aangereikt door mensen die daar het beste mee bedoeld hebben. Maar intussen hebben ze je natuurlijk wel, omdat ze zich niet bewust waren van hun eigen conditioneringen, ja, in de beperking gedrongen. En dan probeer je te voldoen aan die beperkingen, en dat lukt niet…
Nou ja, dat is het hele leven dat we voor ons zien, overal, en in allerlei variaties.

En wij kunnen dus niet uit de tijd stappen – ja, dat korte moment dat je in de oorsprong bent – maar je zichtbare leven, dat gewone dagelijkse leven waar je instaat, dat is er, daar kun je niet uit vandaan. Je kunt er alleen op een andere manier instaan, dat is het enige dat mogelijk is. En daar zijn wij eigenlijk samen, om daarover met elkaar te overleggen. En dat heeft zin.

Ik heb vroeger wel eens gedacht dat het zinvoller was om niets te zeggen, om alleen maar te leven. Er zijn mensen die dat zo kunnen. Maar ik kan het alleen maar uiten, ervan vertellen, zodat het verlangen weer een richting in jezelf krijgt.

En dan merk je, als je taal gebruikt, dat daar vele gevaren aan zitten. Maar het is onvermijdelijk, net zoals je dit leven ongedaan kunt maken – je staat erin, je hebt ermee te maken – zomin kun je met dat voertuig van de taal de schade voorkomen, die zul je veroorzaken.

Zoals je met het bewustworden fouten moet maken. En echt, ik wens jullie allemaal toe dat jullie ontzettend veel fouten maken, want dat is de enige manier om te leven. Je kunt niet leren zonder fouten te maken, want van fouten maken is de enige duidelijkheid die aangeeft: ja, zo gaat het niet…
Zodra je dat door hebt, ben je soms wel eens blij dat je een fout maakt [lacht]. Want als je geen fouten zou maken, is het onmogelijk om bewust te worden. Als je dat eenmaal opgemerkt hebt, dan ga je ook beseffen dat ons verlangen om foutloos te zijn, om alleen maar goed te zijn,
echt dwaas is, dat kan niet, dat is onmogelijk.

Want dan leven we volgens iets dat al vastgesteld is, dat het goed is of dat het slecht is, en dat kan niet: het leven is leven, is onophoudelijke verandering. Dus je kunt het alleen door te leven – en dat betekent ook fouten maken – kun je leren, kun je gaan beseffen. ‘Leren’ is misschien nog een verkeerd woord, leren is voor ons altijd iets wat er is tot je nemen. Maar echt leren is ontdekken, is onophoudelijk ontdekken.

En de ene ontdekking leidt tot de andere ontdekking – zo is het proces. En je kunt dus ook nooit fout zijn, want vóórdat je het ontdekt hebt, weet je het niet. Je weet het pas op het moment dat je het ontdekt hebt, en op het moment dat je het ontdekt hebt, weet je ook weer dat het méér is. Het gaat dus door, dus je kijkt niet aldoor maar achterom – dat doen we meestal: achterom kijken, en vooruit lopen. Dat gaat niet, dat geeft ongelukken. ‘Vooruitlopen’, betekent dat je vooruit kíjkt.

Dan verdwijnt een hele zware last van schuld, waar we allemaal mee te maken hebben. En schuld maakt juist dat we altijd weer hetzelfde doen: ‘Ik wou dat niet doen – ik hoor dat zo vaak – maar ik heb het toch gedaan.’
Dat betekent alleen maar dat je niet beseft wat je doet. Want als je beseft wat je doet, doe je het niet meer…

Dus die hele trage procedure waar we in leven, moeten we de rug toe keren. We moeten de moed hebben om  te ontdekken, om steeds nieuwe dingen te ontdekken. En je merkt ook, als dat gebeurt, als je aan het ontdekken slaat, dan krijg je ongelofelijk veel energie. Zomaar. Natuurlijk, want je begeeft je op weg naar de oorsprong, en dat geeft energie. Die beperking, waar je in leeft, en die er noodzakelijkerwijze is, wordt als het ware opgeheven – voor je gevoel: misschien verandert er aan de uiterlijke situatie niets, maar de manier waarop je erin staat is anders.

Zoals je natuurlijk ook – voor mij is dat een heel duidelijke voeling, ik leef misschien nog twintig jaar, misschien nog vijftien jaar, dan is het verhaaltje uit voor mij – waar het om gaat is dat ik die tijd die mij toegemeten is, en die ik natuurlijk niet ken (er kan altijd iets gebeuren), goed gebruik. Dat ik dus niet naar dat moment zit toe te leven van… Maar dat ik dit moment waar ik nu in ben, dat ik dat volledig gebruik. Dat is het enige waar het op aan komt. En hoe dat dat verder gaan zal, nou dat zien we wel, dat is ook niet zo belangrijk. Maar dat je nu bewust wordt, dat is belangrijk.

En dat je daar dus geen gevoel van schuld hebt, dat er nergens een punt is waar je naar toe moet, dat het altijd verschuift, dat je altijd voortgaat.

Die levensimpuls, door de miljoenen jaren, zet zich nog altijd voort, nu op dit moment, en dat blijft. Dat is ongelofelijk, dat is dus eindeloos. En dat wordt steeds ruimer. Die ruimte die ik als jongetje van drie jaar wel voelde, maar niet kon articuleren, die kan ik nu een beetje articuleren. Maar die ruimte is eigenlijk hetzelfde, die is namelijk onmetelijk. En dat blijft…

In welke situatie je ook bent, daarvan kun je je bewust worden, steeds opnieuw. En daarvoor is oefening nodig. Dat is heel belangrijk, dat je je geoefend hebt om terug te keren, om jezelf te wassen, om de beperking even kwijt te zijn. Dáár kun je voor oefenen. En dat betekent dat je dat altijd moet doen, héél gestadig.
Er zijn allerlei methodes voor, maar, welke methode ook, het gaat erom dat je het gestadig doet. En dat je je van niemand iets aantrekt, rustig je gang gaat, altijd weer.

naar boven