Vriendjes worden met je lichaam

Huissen december 1994 | Maandagavond

Inleiding
[download]

Ik wilde voorafgaand aan de energie-oefening proberen iets duidelijk te maken over onze opvatting van het lichaam, die ons bij alle oefeningen die hiermee te maken hebben dwars zit. En daar zijn we ons niet van bewust.
Het merkwaardige is dat het Oosten en het Westen op dat punt overeenstemmen in hun opvatting. Terwijl de feitelijkheid – dat weten we nu gewoon wetenschappelijk – de andere kant uit wijst. Dat is voor ons van belang.

Zowel in het Oosten als in het Westen wordt het lichaam gezien, als je wilt mediteren, als je op jezelf wilt ingaan, als je kennis wilt krijgen van je wezen – wat gelijk is aan kennis krijgen van het geheel waar je alle mogelijke namen aan kunt geven – wordt het lichaam gezien als een stoorzender, ook in het Oosten. Ook in het Oosten wordt gezegd, alle yoga’s die wijzen daarop, dat het lichaam beheerst moet worden, dat het lichaam getemd moet worden. En wij in het Westen, met het Christendom, voor ons is wat onder de navel is niet zo best. Voor het krijgen van kinderen is het noodzakelijk dat je gemeenschap hebt, maar daar houdt het mee op, verder moet je het vergeten, het is zonde. Dat is op een andere manier hetzelfde.
Terwijl de feitelijkheid is dat ons lichaam eigenlijk voor het overgrote deel voltooid is. Er treden in het lichaam zo over de loop van duizenden jaren, zoals we er nu van weten, weinig veranderingen op. Maar in het denken-voelen, dat van het bewustzijn is, is nog heel duidelijk evolutie. En wij bevinden ons op het ogenblik in hoofdzaak, voor ons levensgevoel, in dat denken-voelen, Daar leven we in. En daarmee – en dat hangt ook samen met afgescheidenheid waar ik het al zo heel vaak over gehad heb – is in dat levensgevoel van ons dat lichaam, op zijn meest optimistisch gezegd, verwaarloosd. Je hebt er nu een keer mee te maken, als het lichaam niet functioneert, is dat erg vervelend.
Ik merk nu dat als ik verkouden ben, dat dat een beetje lastig is. Maar ik heb deze keer nu eens voor het eerst geprobeerd om nu eens niks in te nemen, om het nu eens rustig zijn gang te laten gaan. En ik merk hoe goed dat is, als je het lichaam ernstig neemt, als je het niet ziet als iets wat gewoon vervelend is, waar je iets aan moet doen. Maar als je het geduld hebt om erop in te gaan.
Dat is nou eigenlijk maar een heel klein voorval, waarbij heel duidelijk is dat er voordien – en dat zeg ik met hele grote zekerheid – niets kan gebeuren, vóór wij ons opnieuw verenigd hebben met het lichaam.
Ik heb in de laatste maanden zoveel voorbeelden gekregen dat het lichaam zo’n grote rol speelt in – let op! – in je zelfvertrouwen, in je aanwezig kunnen zijn, in je niet haastig zijn, in je kunnen wachten. En dat hebben wij, met alle goede bedoelingen, en ook met de psychologie, niet in de gaten, we slaan het gewoon over. En het Oosten doet het op precies dezelfde manier.
Dat is dus heel merkwaardig, dat we dat overslaan, dat we dus eigenlijk de baarmoeder waar we uit voortkomen ontkennen

Je kunt het aan jezelf opmerken – ik heb daar proeven mee genomen, hele simpele proeven. Er gebeurt iets en daar ben je nogal van geschokt. Het grijpt je aan. Je weet eigenlijk niet wat je ermee moet. Je kunt het niet thuisbrengen, geen plek in jezelf geven. Ik had eens jaren geleden ergens gelezen: ga rustig staan, sluit je ogen, niets doen. En dat schoot me te binnen. En ik ging dus staan en sloot mijn ogen. Binnen vijf minuten was de verwarring weg, terwijl ik helemaal niet dacht erover. Ik heb echt gewoon gedaan wat er gezegd werd, ik weet niet eens meer door wie.
Wat betekent dat? Ik maakte dus aansluiting met dat deel in mezelf wat ik altijd vergeet, waarvan ik net doe of ik dat niet ben. Dat is een hele vreemde toestand, dat je zo gaat staan, je ogen sluit, verder niks, en … hoeps! En je weet opeens hoe je er tegenover staat, je weet opeens waarom het je zo raakte, waarom het je zo schokte, je bent niet in verwarring, je bent een heel mens.
Dat is toch wel heel simpel: gaan staan en je ogen sluiten.
Nou komt er misschien bij dat ik door die veertig jaar dat ik ermee bezig ben, een beetje training heb op dat gebied van het staan en de ogen sluiten. Dat is natuurlijk zo.

En dan brengt me op iets anders, en dat is dat als je heel wilt worden, dan moet je geduld hebben. Dan moet je echt geduld hebben. En niet geduld zoals wij denken, maar echt geduld, geduld dat over jaren loopt.
Waarom heb je dat nodig? Omdat die opvatting dat het lichaam dus iets anders is dan wij, dat het lichaam iets anders is dan ik ben, die is eeuwenlang bij ons ingeslepen. En nou wil ik nog niet eens praten over die kwestie van dat wij dus de sex in een hoek hebben gezet waar het helemaal niet thuishoort. En dat hebben ze in het Oosten net zo gedaan, hoor. Dus we hebben te maken met iets wat wereldwijd aanwezig is, die achterdocht, die minachting, die onderwaardering van je lichaam. Terwijl, ik zeg het al, dat is wat de wetenschap nu weet, dat het lichaam eigenlijk bijna voltooid is. Maar het denken-voelen, dat is het bewustzijn, dat in de evolutie staat, wat zich verzelfstandigd heeft, moet nu dus de weg terugvinden naar de totaliteit, met behoud van de vaardigheden van de verzelfstandiging – wat niet kan gebeuren voordat je de werkelijkheid van je lichaam erkent. En er ook rekening mee houdt.
Ik zeg het heel vaak, maar het is me nooit zo sterk duidelijk geworden dan laatst: probeer vriendjes te worden met je lichaam. En dat meen ik echt letterlijk. Je bent niet beheerser van je lichaam, je bent heel erg afhankelijk van je lichaam, in alle situaties. Als je net doet alsof dat lichaam een noodzakelijk kwaad is – en zo gaan wij ermee om, het is er nou eenmaal … maar dit is het eigenlijk: het denken-voelen – dan kom je nergens. Dan kun je prachtige theorieën bouwen, filosofieën bouwen, maar het gaat niet. Je komt niet tot het allerlaatste toe. Je komt niet toe tot die vereniging, die vereniging die zowel het lichaam als de geest volstrekt vrijlaat, terwijl ze toch bijeenhoren – wat misschien het meest ideale huwelijk is wat er bestaat, dat je één bent en toch volstrekt vrij.

Dat zul je dus in jezelf moeten bewerken. Dat kun je niet aan een ander overlaten, aan de autoriteit, aan de hulpverlener, aan de psycholoog of de psychiater. Dat moet je zelf doen. En daarvoor zul je dus alles weer opnieuw moeten bekijken. Maar je zult vooral het geduld moeten hebben om zo tussendoor in de dag telkens weer even je ogen te sluiten, even niets te doen. Je hoeft er niet bij te staan, je kunt er bij zitten, je kunt er bij liggen. Het gaat om de aandacht die je geeft aan het lichaam. Zodat dat lichaam weer het gevoel krijgt dat het erbij hoort, dat je het erkent.
En ik denk dat dat in de lichamelijke gemeenschap tussen mensen een enorme rol speelt, of je het geduld hebt om je eigen lichaam, waarmee je geboren bent, wat je gegeven is, wat je geschonken is, te ontvangen. Want als je dat niet gedaan hebt – dat is toch wel duidelijk, denk ik – kun je het ook niet aan een ander geven. Dan kun je alleen maar iets zelf najagen, maar je kunt je niet aan een ander geven.

Dus deze simpele observatie gaat heel ver. En het mooie is, je kunt er elke dag iets meer aan werken. Het enige wat je nodig hebt is geduld, want je moet een eeuwenoud bijgeloof – want het is een bijgeloof, hè… – overwinnen. Want als je de heilige boeken nakijkt, dan staat dat daar nergens. We hebben het er later bijgemaakt, met goede bedoelingen. Net zoals je ouders uit goede bedoelingen je opzadelen met een heleboel dingen.
Maar als je probeert om vriendschap te sluiten met je lichaam, dan moet je over een geweldige kloof heen. En dan moet je dus beseffen, dat je inderdaad een grote kloof voor je hebt. En dat die alleen maar geslecht kan worden doordat je geduldig elke keer opnieuw die vraag aan jezelf stelt: waar is mijn lichaam? Ik ben er diep van overtuigd, dat als je die vraag stelt en je hebt geduld, dan komt het antwoord, dat komt onmiddellijk. Je voelt onmiddellijk:
ah, ja, oh ja, nu ben ik heel, nu kan ik als heel mens op dat ingaan wat niet duidelijk is.
Het is niet dat je daardoor plotseling een oplossing ziet, dat bedoel ik niet. Maar je hebt zelfvertrouwen, omdat je heel bent. Omdat je heel bent heb je zelfvertrouwen. En de oefeningen die we hier proberen te doen, hebben daar direct mee te maken. Daarom heb ik het er ook vanavond over. Dat je je inderdaad instelt op: ik weet niet hoe dat is, ik weet niet hoe mijn adem is, ik weet niet hoe de energie is, ik weet niet eens hoe die houding is. Ik kan alleen proberen me daarin te begeven.
En dan kan die oefening in die samenspraak met je lichaam, waarbij je je lichaam – de schoot waaruit je als bewustzijn ontsproten bent – weer in zijn volle waarde leert kennen. En daardoor dus meer heel wordt.

Er moet nog veel meer, maar dit is de eerste stap. Dat is een hele concrete stap. En het is zo makkelijk, je kunt er op elk moment van de dag doen. Je bent boos op iemand, terecht of onterecht, zak eens in je basis, het hoeft maar vijf minuten. En je zult zien, het is anders, het voelt anders. Maar meestal heb je dat geduld niet. We willen in die boosheid blijven.. Want we merken niet aan onszelf op dat het eigenlijk heerlijk is om boos te zijn, want dan zijn we in ieder geval beter dan die ander waar we boos op zijn. Dat is toch duidelijk.
Dus het is al een heel ding als je op zo’n moment zegt:
laat ik eens kijken…

Dat geef ik jullie graag mee, een tussendoor oefening. Niemand hoeft dat te merken als je je daarvoor schaamt, dat heeft niemand door. Als je op een druk kantoor zit, ga je desnoods even naar de wc. Als je maar ziet waar het om gaat.


naar boven