Contact met je innerlijke geschiedenis

Inleiding
[download]

Ik knoop aan bij gisteravond. Gisteravond heb ik proberen duidelijk te maken hoe wij een aantal onzichtbare barrières hebben ingebouwd in ons bewustzijn in de verhouding tussen geest en lichaam. En dat zijn hele hardnekkige barrières en die zullen overal in doorspelen.
Ik had gisteravond nog zo’n leuk voorval – voor mij althans leuk – dat ik om het ontbijt klaar te maken gisteravond nog even in de bibliotheek was, waar jullie allemaal gezellig bij elkaar zaten, dat zag er heel uitnodigend uit. Ik was dus geneigd om daarbij te gaan zitten. Maar gelukkig realiseerde ik me dat mijn lichaam iets anders wilden. Toen ben ik niet bij jullie komen zitten en ben ik naar bed gegaan.

Dat lijkt, als ik dat nu zo vertel, heel erg onbelangrijk, maar het is van wezenlijk belang: vanwaaruit doe je iets?
Kijk, ik had me voorgenomen om naar bed te gaan, dus ik had op het moment dat ik dat zag, tegen mezelf kunnen zeggen: dat heb ik me voorgenomen en ik ga dus naar bed.
Dat is toch anders dan dat ik bij mijn lichaam terecht kom en merk dat ik inderdaad naar bed moet. Want in het eerste geval, wanneer ik alleen maar een voornemen uitvoer, wals ik over iets heen, dan ben ik me niet bewust vanwaaruit ik het eigenlijk doe: ik doe het op een gedachte, op een voornemen.
Dit is vrij onschuldig, maar het is in principe exact wat er bij ons allemaal gebeurt, altijd door, de hele dag. En dan zijn we toch verwonderd dat er zoveel bij ons verdrongen is; dat er zoveel onder het lid zit; dat we zoveel niet kunnen bereiken; dat we moeite hebben om de energie te voelen, om de adem te voelen, om ons lichaam te voelen, om ons lichaam als geheel te voelen – dus niet alleen het bovenpart, maar totaal.

Dat betekent dus aandacht geven aan iets waar we nog nooit, nooit, nooit aandacht aan gegeven hebben. We zijn psychologisch heel knap bezig, maar dan zit die knoop er al. Maar die knoop hoeft er niet te zijn, helemaal niet, als wij in staat zijn aandacht te geven aan wat ons lichaam vertelt. En dat betekent weer dat wij dat lichaam belangrijk genoeg vinden om naar te luisteren.
Dan komen we bij die onzichtbare barrière, die in de loop van de evolutie dus ingebouwd is – niet door iemand in het bijzonder, die is ingebouwd. En die moeten wij nu eerst bewust maken. En in dat bewustmaken kunnen we die kloof slechten.

Als je dit echt begrijpt – daarom blijf ik er zolang bij stilstaan – dan zie je ook hoeveel inspanning wij ons moeten getroosten om iets wat zo natuurlijk is, namelijk het één zijn van lichaam en geest, opnieuw te beleven. Want, zoals gezegd, die barrière is onzichtbaar, die is ingebouwd. En dit is nu nog een barrière die ik tevoorschijn kan halen, die ik kan aangeven, zodat je er attent op kunt zijn.

Maar het vraagt om bewust leven om het écht voor jezelf als een werkelijkheid dagelijks te ervaren. Want dan zul je merken dat geen dag gelijk is aan de ander; dat geen ademhaling gelijk is aan de ander. En dat wij dat zoals wij normaal leven, je zou kunnen zeggen: normaal abnormaal leven, niet registreren. Hoe onze stemmingen tot stand komen weten we nauwelijks. We zoeken altijd aanwijsbare punten: de baas is vervelend geweest, de man heeft ruzie gemaakt met zijn vrouw of omgekeerd, maar dat is een heleboel stations verder.
Het begint veel en veel eerder, en we merken dat niet op. En het slijpt zich in, totdat er een hevige uitbarsting is – die wij dan op een volkomen andere plek registeren: we registeren hem op het moment van de uitbarsting, maar we zien niet waar het begonnen is.
Dat nu vraagt van ons eerst recht meditatie: het je bewust zijn hoe alles in je ontstaat. En dan niet menen dat dat verspilde tijd is, want er is zoveel te doen in de wereld … mensen moeten geholpen worden, je baan moet niet in gedrang komen, je relatie tot anderen en je naaste moet niet in gedrang komen.
Dat is allemaal waar, maar wat we dan niet zien is dat dat aan de oppervlakte is. Dat is allemaal aan de oppervlakte, dat heeft niet te maken met jou als hele mens. We moeten eerst weer eenworden. We moeten die deling, die zó oud is, zowel in het Oosten als in het Westen, teniet doen doordat we bereid zijn om terug te voelen naar wie we zijn.
Dat is niet makkelijk. Daarvoor kun je nou eens niet naar iemand toe wandelen en zeggen: doe dat eens even.

Dat doet me denken aan een uitspraak van Okada, de Meester van de adem, die behalve dat hij leraar was, meester, ook genezer was. En die op een bepaald moment in z’n leven opgehouden is met genezen.
Want hij merkte dat mensen meenden dat als hij ze behandeld had, er dan iets wezenlijks gebeurd was. Terwijl het iets voorlopigs was.
En hij zei: je moet het zelf doen; je mag best geholpen worden, maar dan moet je héél goed weten dat je het toch nog zelf moet doen, je moet er zelf contact mee hebben, je moet zelf alle mogelijkheden, alle stemmingen, van je lichaam leren voelen.

En als je dat doet – dat is echt wonderbaarlijk – dan ga je inderdaad voelen dat je een tijdloos verhaal bent, wat afleveringen heeft in de tijd.  Wij zeggen daar dan van: ‘dat je op aarde bent’. En voor ons is dat altijd een barrière. Als je weer op aarde komt, ben je vergeten wie je eigenlijk bent en het lijkt alsof je opnieuw begint.
Dat is niet helemaal waar, want er is een richting in je. En die richting geeft aan hoe je met de mogelijkheden die je geboden worden door het lot – dat is de verhouding tussen het lot en de eigenlijke realisatie – hoe je met het lot (wat de gebeurtenissen zijn en de situaties zijn waar je in komt) omgaat.

Als het een beetje te moeilijk wordt, dan moeten jullie het maar zeggen. Maar ik moet dit vertellen, want anders is het maar half. Maar als je op je lichaam ingaat, als je daarnaar luistert, dan wordt die barrière van de vorige afleveringen, de vorige levens, geslecht. Je gaat dus beseffen hoe het ontstaat in jezelf, ook hoe afwijkingen in je lichaam ontstaan.

En ook hier weer opnieuw: een ander kan je daar iets van vertellen. Maar zolang jij zélf niet die verbinding gelegd hebt, is het theoretisch, is het de buitenkant. En daar heb je niks aan. Je kunt eindeloos veel boeken lezen, eindeloos veel filosofieën lezen, maar het komt niet thuis, je voelt het niet zelf, je ervaart het niet. Je komt niet zelf bij de bron van de afwijking.

Maar ik vraag me af of jullie je realiseren wat een geweldige sprong dit is. De manier waarop we grootgebracht zijn, de manier waarop we onze hulpverleners kiezen, is in wezen allemaal aan de oppervlakte. En de meeste hulpverleners zijn zich daar niet van bewust, op welk gebied dan ook. Wat een hulpverlener eigenlijk zou moeten doen is wel hulp geven, maar tegelijkertijd erbij vertellen dat het iets voorbijgaands is – als het niet zelf gedaan wordt, als het niet zelf gegaan wordt, als het niet zelf gevoeld en beleefd wordt.

Dus wij leven, echt letterlijk, in een uiterlijke en voorlopige wereld. En in de mate waarin we ons daarmee identificeren – en dat doen we natuurlijk met z’n allen altijd, we identificeren ons ermee, we zijn die en die, we hebben die en die naam, we hebben die en die opleiding, we hebben dat en dat beroep, we hebben die en die liefhebberijen, we hebben die en die relaties, we zijn op een of andere manier getrouwd of leven samen met iemand. En dat is nog allemaal de buitenkant.
Dat moet je dus vrijwillig verlaten. In het relationele juist om de ander te vinden, daarom moet je die buitenkant verlaten.

En juist omdat het zo’n diepgaand proces is, moet je eenvoudig beginnen. Het kan niet eenvoudig genoeg zijn, je moet echt de tijd nemen om alles te gaan beseffen. En vanuit je identificatie met de oppervlakte is dat  nutteloze tijd, verspilling van energie, want er is geen enkele referentie met dat zogenaamde gewone leven.

Waar ik het nu over heb is dus de innerlijke geschiedenis van de mens. En je moet bij die innerlijke geschiedenis komen – bij jouw eigen innerlijke geschiedenis komen. Want dat is de schoonheid? Je kunt het zien als een panorama wat zich voltrekt – dat noemen we dan de evolutie. Maar in ieder van ons is het net iets anders gegaan. Dat moeten we ontdekken. We kunnen dus niet leentjebuur van elkaar doen, dat gaat niet, we kunnen ons niet vergelijken, we kunnen ons niet meten. We kunnen alleen gaan beseffen, steeds dieper.

En het merkwaardige is, hoe dieper je in jezelf beseft, hoe eenvoudiger het leven wordt. Beslissingen die voor ons nu moeilijk zijn – zal ik dit doen, zal ik dat doen – verdwijnen. Omdat je ziet hoe jij, staande in dat tijdloze verband wat zich wel in de tijd voltrekt – dat is altijd moeilijk, maar ik kan het niet anders zeggen: hoe het tijdloze bestand van jou, zich in de tijd voltrekkende, vanzelf aanwijst, zonder één enkele gedachte erover, zonder één enkele overweging erover, wat er te doen staat.
Het is helemaal niet gezegd dat wat je te doen staat uitvoerbaar is. Dat denken een heleboel mensen: als je nou maar helemaal innerlijk bent, dan loopt alles als een trein. Dat is niet waar, als je weet wat nodig is, dan is het helemaal niet gezegd dat het uitvoerbaar is. Maar dan is de situatie totaal anders: als jij ziet dat het niet uitvoerbaar is, terwijl je weet dat je dat moet doen, dan is er geen probleem, dan is er alleen maar een obstakel.

Ik hoop zo dat jullie beseffen wat dat voor een enorm verschil is: als het geen probleem is, maar alleen een moeilijkheid. Want dan weet je óók – dat voel je, dat is niet iets wat je hoopt, maar dat voel je: eens zul je het doen, zonder moeite, zonder tranen, zonder hoop. Je zult het eenvoudig doen. En daarin speelt de tijd geen rol. Misschien moet dat in het volgend leven, qui sait. Maar dat maakt niet uit, je weet wat er gebeuren moet. En je hebt vanzelf geduld. En je kunt wachten.
Dat is het opmerkelijke, in de wezenlijke geschriften die hierover gaan, wordt altijd de nadruk gelegd op dat fenomeen van het kunnen wachten.
Ik heb me daar echt vaak het hoofd over gebroken – jullie denken natuurlijk dat ik een heel geduldig mens ben, dat ben ik absoluut niet, ik ben heel erg ongeduldig. Het was voor mij echt één van de vitale problemen.
Maar het zit hierin: op het moment dat je contact hebt met de tweeheid, die één zijn in jezelf, is vanzelf geduld aanwezig. Voel je het niet eens al wachten, je voelt het als een zinvol iets, wat zich ooit voltrekken zal.
Dat hangt dus samen met vertrouwen, waar we het zo vaak over hebben. Vertrouwen komt niet uit de lucht vallen, vertrouwen komt van in contact zijn. Omdat dan de tijdelijke beperkingen – wij zien altijd alleen maar de tijdelijke beperking, bijvoorbeeld die van één leven – vervallen zijn.
En daar komt nog een ander ding bij: op het moment dat je contact maakt, wordt bijvoorbeeld een ziekte een kans, een kans die jou geschonken is om die weg binnendoor te gaan.

Je hoeft jezelf dus niet te geselen of te onthechten, of te vasten of weet ik wat allemaal. Dat hoeft allemaal niet. Het wordt je allemaal gegeven. Het enige wat van je gevraagd wordt, dat is echt verbazingwekkend: het enige wat van je gevraagd wordt is door de bodem van de voorlopigheid te zakken, door de bodem van de tijdelijkheid te zakken. En dat van harte te doen. Niet omdat je in de knel zit, maar zomaar, middenin je leven, wat er goed uitziet, waar geen moeilijkheden zijn – om dán door die bodem van de tijdelijkheid te zakken.
En zoals ik zei: van harte. Niet meer op iemand te wachten, niet meer op een uitspraak te wachten. Op niets. Te gaan.

Dus die eenvoudige constatering dat wij normaal altijd als verdeelde mens leven en dat dat beëindigd moet worden. Dat is duidelijk, dat is eigenlijk de intentie van de evolutie, als je de evolutie van een intentie zou kunnen voorzien. Die moet wel voltrokken worden, die tweeheid, die verdeeldheid, moet beëindigd worden. Vóór die tijd zullen we altijd [leven] door middel van de kleine wil van het ‘ik‘ – dat van die voorlopige mens is, die net doet alsof hij er deze keer voor de eerste keer is, alsof hij geen verbinding heeft met het oerbegin. Die moet vrijwillig verlaten worden. Vrijwillig en met vreugde, dus niet met een streng en ernstig gezicht van: ‘oh wee Heer, wat erg is dit alles’, maar omdat dáár die bevrijding in is.

En het mooie is dat als je er ook maar een glimpje van ervaren hebt, dat het dan vanzelf verder werkt – tenzij jij het natuurlijk tegenwerkt, dan houdt het op. Maar als jij een glimpje ervan ervaren hebt en je blijft niet steken in de vreugde erover – want dat is ook weer één van die dingen – of je denkt: ‘kijk mij eens,’ dan gaat het vanzelf verder. Daar hoef jij niets aan te doen, dan verdiep jij het vanzelf. En dan zul je ook – wat hier telkens op het tapijt is geweest – helemaal geen moeite hebben met je omgeving. Want je beseft hoe diepgaand dit proces is. En je beseft dus ook dat je daarvoor geen propaganda kunt maken, dat je niet tegen de buurman kunt zeggen: ‘zeg joh, dat moet je nu eens gaan doen…’
Je kunt het alleen zelf doen en goed luisteren. Want dan wordt wel duidelijk hoeveel je daarvan kunt doorgeven, op een vriendelijke manier. Zodat de ander niet het gevoel heeft dat hij slecht is of dat hij minder is. Dat je de ander het gevoel kunt geven: ‘dit is een proces, dat is ons allen toegedacht’. Alleen maar een herinnering van ‘denk er eens aan’.
Want de werkelijke diepe schoonheid die er in is kun je die overdragen, dat gaat niet. Je kunt alleen hopen dat als je daarnaar leeft – en ook dat daarnaar leven is niet ingewikkeld, het wordt je gezegd binnen in je.
Juist omdat je dat weet kun je het luchtig houden. Als je er al met iemand over spreekt, houd het dan luchtig. Want je bent niet zo dat je die ander zó goed van binnen kent, dat je weet hoe gevoelig hij ervoor is, of ongevoelig.

Het is dus altijd iets onberekenbaars, iets onvoorspelbaars. En daarom juist is het zo waardevol, omdat het onvoorspelbaar is. Als het voorspelbaar was, als je het kon ‘doen’ – zoals we dan wel zeggen – dan had het geen waarde. Júist omdat het onvoorspelbaar is, júist omdat je het niet weet, daaraan ontleent het zijn waarde. Het speelt in het verborgene, in je eigen verborgene. En het openbaart zich door jouw leven. Hoe? Dat zul je wel merken.
Maar de grote moeilijkheid blijft gewoon dat wij, zoals we zijn, ons geïdentificeerd hebben met die voorlopige kant. En dat blijft voorlopig, tot aan je dood toe.
Eigenlijk moet sterven aan de voorlopigheid plaatshebben terwijl je in leven bent. Terwijl je je nog op allerlei manieren kunt laten afleiden. Terwijl je nog op allerlei manieren in van alles kunt verliezen. En je kunt jezelf wat dat betreft vreselijk goed voor de gek houden, je kunt denken dat je aan die innerlijke weg bezig bent – en je bent eigenlijk aan wat anders bezig.
Daar wordt in de geschiedenis nogal een beetje misbaar over gemaakt. Moet je niet doen. Als je jezelf voor de gek houdt, dan doe je dat. Maar op een dag ontdek je het, en dan is het af. Dan moet je natuurlijk niet gaan zitten miezemausen over ‘jeetje zeg, al die jaren dat ik dat heb laten liggen, foei toch.’
Dat moet je niet doen, dat is verspilde energie. Je hebt het nu ontdekt weer, ontdekt dat je een slippertje maakte in de eindigheid – ‘nou, dat is heerlijk, dat heb je nu weer ontdekt’ – en nu kun je weer aan de gang.

Dat is ook iets dat ik jullie zo graag op je hart zou willen binden: vergeet nou eens die hele litanie van het berouw. Het is zó’n absorptie van energie. En het voert nergens toe. Het houdt je op de plek, je blijft maar ronddraaien in hetzelfde kringetje. Terwijl je nu net een kans gekregen hebt. Je hebt het nu net ontdekt, je hebt het weer gezien, je hebt gezien dat je een slippertje gemaakt hebt. Het kan een slippertje zijn van twintig jaar. De tijd is daarin niet belangrijk.
Het is natuurlijk van de gekke om dan tegen jezelf te zeggen: toen en toen had ik moeten beseffen – moet je goed horen – dat het anders was.
Nou, dat is toch van de hiero. Dat is toch zo gegaan!
Ja, dan zeggen een aantal van jullie: ja, maar als nou een ander daardoor schade heeft geleden…
Ja, zolang je in de wereld bent zoals je bent berokken je schade, sowieso. Je kunt je daar wel van bewust worden. Dan kan het iets minder worden.
Maar zonder schade! Illusie hoor. Het feit dat je eet en daarmee leven vernietigt, het feit dat je iemand niet ziet en daarbij onverschillig langs hem heen gaat, het feit dat je eigen verdriet zo geweldig groot is dat je het leed om je heen eigenlijk nauwelijks opmerkt.
Wat ik nu allemaal opsom zijn toch hele eenvoudige dagelijkse verrichtingen, zou ik haast zeggen. Dat geeft al aan dat dat onmogelijk is.
Dat is ook het schijnheilige van het heilig willen worden. Dat kan niet. Je kunt er spijt van hebben dat je toen en toen niet voldoende beseft hebt, maar dat is dat. Het is voorbij, het is gedaan. En nu heb je opnieuw de kans. Dat is het fantastische, je krijgt altijd weer een kans.

Als je nou maar niet – dat is ook weer één van de valkuilen voor ons – denkt dat die nieuwe kans er zó en zó uit zal zien. Want hij ziet er nooit zó en zó uit, hij is altijd anders! Hij is echt onvoorspelbaar. En daarom is hij juist zo belangrijk, omdat hij onvoorspelbaar is, omdat je er niet naartoe kunt werken, omdat je er niet naartoe kunt oefenen, omdat je alleen maar bewust kunt zijn, zo goed mogelijk.
En dat is al een hele klus, je bewust worden van wat er in je omgaat. En dan natuurlijk die oude getrouwe: het oordeel, buiten de kamer houden. Want het oordeel is van de kleine voorlopige mens.

Bewustworden is dus een hele delicate zaak, waarin alle categorieën die we zo goed kennen niet opgaan. Bewustworden is dagelijkse arbeid.
En bewustworden is niet vragen stellen. Dat denken we ook wel eens, dat bewustworden vragen stellen is. Nee, bewustworden is bewustworden, beseffen. Je kunt niet een vraag vooraf stellen en dan beseffen. Dat gaat niet, want het is onvoorspelbaar. Je weet niet wat je zult beseffen. Je kunt alleen proberen zo te leven dat je een kans krijgt om te beseffen.
En dat betekent, als ik het nou een beetje simpel zeg, dat je een heleboel tijd geeft aan het onnuttige; dat je een heleboel tijd geeft aan waar geen enkel resultaat van te verwachten is, geen betere wereld, geen betere mens, geen betere situatie. Dat het je echt duidelijk is, daar gaat het eigenlijk om, dat het je echt, echt duidelijk is dat het tot je moet komen, onaangediend, onverwacht, in zijn eigen tijd.
En daar heb je het woord ‘tijd’ weer, in zijn eigen tijd. Dat is ook voor ons een moeilijk begrip: in zijn eigen tijd. Want ook dat weet je niet, en toch moet je het een kans geven dat het zich in zijn eigen tijd voltrekt.

Dat betekent dus alleen maar heel alert zijn. En als ik het woord ‘alert’ gebruik, dan kan dat misverstanden geven, het is niet die alertheid die wij kennen érgens voor, ergens om. Het is alert naar alle kanten, óók naar binnen.
En in die alertheid ga je belang stellen in wat er in je plaatsheeft, wat er écht in je plaatsheeft. En daarbij kan dat lichaam niet gemist worden, het lichaam hoort erbij. Het is niet een afdeling die je af en toe een beetje af kunt schroeven, en met het andere ding verdergaan. Dat is wat we normaal doen. Maar wat er altijd bijhoort.

Ik hoop dat jullie beseffen waar het om gaat. Want als je het echt beseft, zul je gaan. Als het vandaag niet is morgen, overmorgen of volgende week of volgend jaar of volgend leven. Maar als je echt beseft ga je, op een of ander moment.
En dat geeft je weer een aanwijzing waar het over gaat. Het gaat dus om dat echte beseffen. Het gaat niet om wanneer je tot uitvoering komt. Dat is het allereerste waar wij aan denken. Blijf bij dat beseffen! En dan kan er wat zinnigs gebeuren, al weet je niet hoe, wanneer. En dan ben je bij de bron.

Maar zodra je je weer gaat afvragen: ‘hoe moet ik dat nou doen, hoe moet ik nu gaan leven, wat moet ik met mijn relatie doen, wat moet ik met mijn werk doen,’ dan ben je weg, dan ben je alweer te ver. En dat betekent eigenlijk: te ver terug. Dan ben je weer in het voorlopige.
En het voorlopige volgt uit het eeuwige, en niet omgekeerd, het eeuwige volgt niet uit het voorlopige – al is er een heel duidelijk verband tussen het voorlopige en het eeuwige. Het eeuwige is zinloos zonder het voorlopige. Want in het voorlopige, in de schepping, in de realisatie, wordt het eeuwige zich bewust van zichzelf. Dat is de relatie.
En dat is heel belangrijk dat je dat ook ziet. Dat je dus niet denkt: nou ja, dat eeuwige heeft mij niet nodig…
Dat eeuwige heeft jou nodig. Daarom moet je het niet af laten weten, je moet het antwoorden, ‘Eli waar zijt gij?’
Er wordt een antwoord van jou verwacht. Maar dat wordt pas van belang in je leven als je weet, diep in voelt, dat er van jou een antwoord wordt verwacht; dat dat hetgene is waar het om draait.

En dat wij, ondanks alle verschrikkingen die er zijn in de wereld, en dat zijn er vele, toch deze weg kunnen gaan, dat is iets ongelooflijks.
Daar wilde ik mee eindigen.


naar boven

Gesprek (fragment)

A.: Waarom vind je het zo belangrijk dat we beseffen dat dat denken-voelen waar we in zitten, iets is wat al een hele lange ontwikkeling heeft gehad. Wat maakt dat uit in het bewustworden, wat voegt dat toe?

– Maarten: Dat de barrières onzichtbaar zijn, dat vertelt het eigenlijk.

– A.: Maar je ervaart die barrières als van jou persoonlijk.

– Maarten: Ja, en dat is omdat je je ermee identificeert. Dus dat maakt alleen duidelijk waar je voorstaat, dat dat iets is wat je met je gewone manier van handelen en van kijken, van luisteren, niet aan kunt pakken.
En, wat ik het belangrijkste erin vind is dat je je niet schuldig voelt, dat je zegt: ik ben een product van die evolutie.

– A.: Ja, dat laatste begrijp ik.

– B.: Ik merk, als ik het zo hoor, na al die jaren bij mezelf toch altijd een laatste restje opstand. Zo van, alles mooi en wel, maar ik moet er wel aan lijden… Het is eigenlijk ook niet mooi dat het eeuwige zich bewust wil worden via mij, maar waarom zo moeilijk als het ook makkelijk had gekund…
Ik kan het niet begrijpen, ondanks al jouw mooie woorden, begrijp ik het echt niet.

– Maarten: Dat zul je nog heel vaak denken, want je bent in een positie waar we allemaal in zijn. En het is ook heel begrijpelijk, je hebt niet anders geleefd dan volgens die causale logica van het ‘ik’. En dan blijft deze vraag natuurlijk open, daar krijg je geen antwoord op. Ik wens je toe dat je op een dag er blij over bent dat je geen antwoord gekregen hebt, want daar gaat het eigenlijk om.

– C.: Ben jij daar blij om dat je daar geen antwoord op gekregen hebt, Maarten?

– Maarten: Ja, ik ben blij dat ik daar niet meer over hoef te denken. Want ik heb in mijn hele leven geleidelijk aan opgemerkt dat alle antwoorden die ik dacht, het niet waren, geen van allen.

– A.: Ook dit antwoord van jou dus niet.

– Maarten: Inderdaad. Ik ga terug naar het begin: je moet er zelf doorheen.

– D.: Misschien is het helemaal de bedoeling niet dat we het antwoord op die vraag weten of voelen.

– Maarten: Het ligt gewoon in ons opgesloten dat we een antwoord zoeken, dus dat is de situatie waarin je bent. En alleen door er steeds maar weer opnieuw in te gaan, ga je ontdekken hoe het zich voltrekt.
Het antwoord is in het proces waarin het zich voltrekt. En dat proces kun je wel beschrijven door ernaar te verwijzen, maar dat is het niet. Je kunt randvoorwaarden opmerken, maar daar blijft het bij. Het proces blijft onkenbaar – wel ervaarbaar, maar ook onkenbaar.
Daarom dring ik altijd zo aan op het eenvoudige, want bij eenvoudige dingen is het eigenlijk zo glashelder. Wat ik gister zei, dat als je merkt dat je in verwarring bent, je je ogen sluit en je gewoon in jezelf laat zakken, het kan zijn in je voeten, in je basis. Waarbij het denken-voelen op een hele natuurlijke manier stop staat – niet omdat jij stil bent, maar omdat je iets anders ervaart. Zodat je daaruit terugkomende in de tijdelijkheid, op een andere manier tegenover hetzelfde staat waar je vijf minuten geleden voorstond, of een halve dag geleden.


naar boven