New York, 11 september

Huissen december 2001 | vrijdagavond
Inleiding
[download]

Ook in ons vind je geweld. En dat geweld begint niet bij je buren, het begint niet in de gemeenschap, het begint niet in de maatschappij, maar het begint bij jezelf.
Als je probeert aandachtig te leven – dat is niet makkelijk – merk je hoeveel geweld er in jezelf aanwezig is, bij de kleinste dingen. Als je dat opmerkt, dan begint pas meditatie. Dat begint niet op je bankje of je kussen of je stoel, het begint elk moment in het dagelijks leven: als je eet, als je drinkt, als je slaapt, dat je je wast, een ander spreekt, wandelt, in de natuur bent, tussen de huizen bent, in je kamer bent, als je oude gebruiksvoorwerpen die er zijn gebruikt – hoe gebruik je ze?

Het werkt zo. Ik heb het er al jaren, en jaren, en jaren over gehad. Maar ik denk dat maar weinig mensen beseffen dat het écht daarom gaat. En het hángt ervan af, want anders heb je een bewustzijn wat gewoon niet in staat is, echt niet in staat is, om de verschrikkingen die er zijn te beseffen. Daarvoor hoef je niet in een vernietigingskamp of een gevangenkamp gezeten te hebben, dat komt vanzelf tot je als je gevoelig wordt.
Als je gaat beseffen dat, buiten dat vreselijke grote ‘ik’ wat je hebt, dat onmetelijk grote ego, er andere dingen zijn, andere mensen zijn, andere dieren zijn, andere planten. En al die zaken willen allemaal gekend worden – gekend worden, ze willen niet gebruikt worden, geëtiketteerd worden, maar gekend worden. En om ze te kúnnen kennen heb je nodig – heel gewoon nodig, net als een recept voor de keuken – dat je niet alleen maar dat ego bent, niet alleen maar al je belangen bent en dat waar je naartoe wilt. Maar dat je nodig hebt om vanzelfsprekend, heel natuurlijk, al dat andere wat er is in de wereld – en dat is onmetelijk veel – binnen je aandacht te laten komen.

Dat is een enórme omwenteling. Ik denk dat we dat bijna nooit beseffen, wat voor grote omwenteling dat is, om niet altijd en altijd en altijd slachtoffer te zijn van je ‘ik’, jouw gedachten, jouw gevoelens, jouw pijntjes, jouw vreugde.
Hoe kunnen wij de wereld kennen – zelfs door de massacommunicatie – als we zelf niet beleven wat het is om geen eten te hebben, wat het is om geen kleren te hebben, wat het is om geen onderwijs te hebben, wat het is om geen menselijke warmte te hebben, ouders en kinderen, mannen en vrouwen.

Hoe benaderen we elkaar?
Dat is heel ingewikkeld. Het is daarom, denk ik, dat meditatie meestal oppervlakkig blijft, omdat we niet beseffen wat voor enorme omwenteling het betekent, in ieder van ons. Om voor het eerst in je leven zelfstandig te worden, niet meer afhankelijk van alles wat in je ‘computer’ is ingevoerd in de loop van je leven, maar zelf te kunnen denken, zelf te kunnen voelen.
We denken wel dat we zelf voelen, maar we voelen eigenlijk in het verlengde van alles wat we geleerd hebben. Anders zou haat niet zolang kunnen blijven bestaan – het blijft gewoon bestaan omdat we in een imitatie leven. Het is natuurlijk niet leuk om dat te beseffen, maar zo is het toch, we leven in imitatie, we leven wat ons voorgeleefd is, we leven niet zelf.

Het is eigenlijk heel verdrietig te moeten constateren dat je niet zélf leeft. Dat we gewend zijn voor bijna alle zaken naar een specialist te gaan. En dat we dus denken dat een ander het voor ons weet. Ook hele feitelijke dingen, daar gaat het niet om, het gaat nu niet om het spirituele waarden – die zul je zelf moeten ontdekken, in je eigen bewustzijn.
Het bewustzijn, in ieder van ons, is een onmetelijk wonder. Als je alleen maar even beseft dat zintuiglijke prikkels: tastprikkels, prikkels van het zien, van het horen, naar je bewustzijnscentrum worden gevoerd, en dan gebeurt een groot wonder, dan krijgen we bewustzijnsbeelden.

Ik lees nu net een heel dik boek: ‘Zen and The Brain’ heet het, van een Zen-beoefenaar die ook hersenspecialist is, een prachtig boek.[1] Maar dit punt wordt er niet in behandeld. En terecht, want het is onbekend.

Dat gebeurt bij ons allemaal, van seconde tot seconde. We vinden het heel gewoon – we beseffen het niet eens. Binnen dat bewustzijnscentrum gebeuren de wonderlijkste dingen, we kunnen dromen, we kunnen gedachten hebben, we kunnen een gevoel hebben.
Al die dingen hebben we zo vanzelfsprekend tot ons genomen, dat het leven vlak en saai wordt. En dat we kicks nodig hebben, house party’s, ecstasy pillen, drugs – levensgevaarlijke tochten. Dat zegt allemaal iets. Terwijl het leven zo ongelooflijk groot is, adembenemend. Dat hebben we ervan gemaakt: iets wat saai is, wat dood is, wat opgepept moet worden.
We doen dat niet bewust, dat doen we gewoon… En we weten niet wat we doen, we weten niet waarom we zo en zo leven. Psychologen hebben daar allerlei antwoorden op, dat weet ik wel, en dat gaat allemaal heel goed op voor het geconditioneerde bewustzijn. Godzijdank zijn we iets meer, zijn we niet alleen maar geconditioneerd bewustzijn, zijn we een levensbeginsel dat door de tijd heen gaat, in eindeloze reeksen wederbelichamingen, telkens weer. En elke keer als we op aarde zijn, hebben we de gelegenheid om bewust te worden wie we zijn, wat ons beweegt, wat ons doet zijn zoals we zijn.

Vanaf het moment dat je dat ontdekt, begint er een nieuw leven, laat je al die slogans, al die idealen, al die voornemens en strevingen en alles wat je kunt bedenken, achter je. Je begint opnieuw.
Je begint te merken wat de adem is, je begint te merken wat de energie in jezelf is, wat die allemaal voor jou doet, zonder dat je erom gevraagd hebt. Hoe die jou in leven houdt, maakt dat je elke dag weer op kunt staan, elke dag weer kunt beginnen te ontdekken.
Hoe meer je ontdekt, hoe stiller je wordt, daar hoef je niets aan te doen. Dan heb je geen behoefte meer aan gevoelsexplosies, je wordt vanzelf stil als je merkt wat je lichaam is, wat het voortdurend voor je doet, hoe het je elke nacht – als je dat tenminste de kans geeft – jou ook weer vernieuwt, regenereert.

Maar je lichaam heeft het heel moeilijk, want je bewustzijn zit vol – een ongelofelijke kakofonie van dingen. Dat gaat, dag in, dag uit, door.
Waar we ons in de medische wetenschap voor inspannen is om het lichaam langer en langer en langer te laten leven. Maar wat die geest daarin doet, kán doen, dat is vergeten.
We kunnen dat niet technisch oplossen, of sociaal, we moeten tot inzicht komen. We moeten bedenken dat ons lichaam die voorlopige woning is waarin we ons bewust kunnen worden van het totaal van de wereld, van alles, zowel van onszelf als van alles wat ons omringt. En echt, ik verzeker je, op het moment dat je dat begint te beseffen, valt er een stilte om je heen. En word je vanzelf eenzaam. Want je beseft dat al die relaties die je hebt onderling, zeer en zeer voorlopig zijn.
En je gaat aan jezelf merken hoe je nog altijd en altijd op de basisinstincten leeft, waar de dieren op leven, waar de planten op leven en waar jij ook op leeft: zelfbehoud, dat wil zeggen altijd dóór willen gaan, te willen blijven leven, óók als het ten koste van anderen gaat. En je territoir niet alleen beschermen, ook verdedigen en als het even kan uitbreiden, zodat je meer macht hebt over alles en iedereen. En je bezit, kennis, macht – buiten materie – verzekerd is. En ten derde de voortplantingsdrift, seks, wat ook een geweldige motor is.

De vraag is dan echt inderdaad, is dat nou het enige, is dat nou onze motivatie om in het leven te staan? Of is er een heel, héél klein beetje meer. Iets wat niet gewogen, hardgemaakt, besproken, beoordeeld en geëtiketteerd kan worden. Wat zich onttrekt aan elke beschrijving die we ervan geven. Wat we in heel goeie momenten even aan kunnen kaarten, even één moment dat je de geweldige macht van de schepping voelt. Daar hebben we allerlei namen aan gegeven, dat hoef ik jullie niet te vertellen. Maar dat zijn woorden. Maar wat is de beleving? Als je iets werkelijk beleeft, besef je dat dat nooit vastgelegd kan worden. Dat is iets waar een voortdurende stroom in zit, een voortdurende transformatie, iets wat van het ene moment naar het andere verandert, onophoudelijk verandert. Dat is het eigenlijke leven. De maatstrepen van geboorte en dood zijn maatstrepen, het is niet een werkelijk begin en einde.

Kun je dat beseffen, dat je altijd doorgaat. En dat wat je hier beleeft en hier bent en kunt veroveren en kunt zijn, voorlopig is, echt voorlopig, vergankelijk! Het blijft niet bestaan, het gaat door te veranderen.
Natuurlijk is wat ik hier zeg al eindeloos gezegd, in vele variaties, in vele duidingen, in vele bewustzijnstoestanden. Ik gebruik de woorden van vandaag de dag, daardoor lijken ze niet.
Ik heb niet lang geleden voor een andere groep van Zen-beoefenaren een toespraak gehouden. Die mensen waren gewend boeddhistische termen te horen. Verscheidene mensen waren er ongelofelijk blij mee, ze zeiden me naderhand: “Nú begrijp ik het, omdat je zulke gewone woorden gebruikt hebt, die we allemaal kunnen begrijpen, niet bloemrijk, zonder beloftes!”
Ik zeg dat niet om mezelf een of ander kaartje op te plakken, maar om de toestand waarin we allemaal zijn, ook als we zogenaamd spiritueel bezig zijn, te schetsen. Om je bewust te maken dat je het inderdaad niet kunt hebben van de traditie, je kúnt het niet hebben van de overlevering, je moet het zélf doen, je moet het zélf ontdekken!
Élk moment van het leven is daarvoor geschikt. En meestal de momenten dat het niet schikt, dat je verslagen bent, dat je verdrietig bent. Wie is er verdrietig, wie is er verslagen? Dat is alleen maar die voorlopige mens.
Daarmee wil ik het verdriet niet kleineren, maar ik wil duidelijk maken dat dat verdriet maar een facet is van een veel groter geheel. En in het licht van dat veel grotere geheel, wordt dat verdriet tot iets totaal anders.

Waar ik het over heb, is voor mij een beleving, is voor mij een ervaring. Ik kan het jullie niet geven, ik kan proberen erover te spreken, maar ik besef hoe klein het is, hoe weinig. Het enige wat ik kan doen is proberen je te bewegen om zelf op pad te gaan, om kennis te nemen van al die honderdduizenden dingen in je leven, om daar niet van te denken: ‘O, dat zit zus en zo,’ want dat heb je al heel vaak gedacht. Maar om je af te vragen: ‘Is dat zo…?’, ‘Ben ik zo?’, ‘Voelt dat zo?’. Wat zijn de gedachten, waar gaat het over, waarom gaan ze erover, waarom voel ik ze?
Dus niet: ‘Ja, maar ik voel dat, dus het is zo’, ‘Ik denk dat, dus het is zo’.
Twijfel! Durven te twijfelen. Het is nodig dat je aan alles twijfelt, het is nodig dat je wanhopig wordt, het is nodig dat je verdriet hebt, het is nodig dat je je eigen kleinheid beseft. Het is nodig, je kunt er niet overheen huppelen! En gelukkig worden, of verlicht worden.
Verlichting is ook niet een statische toestand, iemand die verlicht is, is niet altijd verlicht, misschien is hij een half uur van de dag verlicht. Hij is ook een gewoon mens, met al z’n instincten, met al zijn motivatie, met al zijn kleine dingen. Dat is de werkelijkheid!
Als je jezelf niet kunt zien in al je gebrekkigheid, kan er niets gebeuren. Dan hoef je niet met een doodgraversgezicht te lopen, maar het is geweldig als je ontdekt dat je gebrekkig bent. Dan ontdek je tenminste iets, dan slaap je niet!

Dan ga je ook ontdekken hoe je eindeloos veel maskertjes opzet, in de ene omgeving zus, in de andere omgeving zo, in de ene situatie zus, in de andere situatie zo. En dat doe je moeiteloos, je merkt het niet eens. Tegenover de een ben je zus en tegenover de ander zo. Dat is statisch, dat is dood, dan kan er ook niets meer gebeuren, dan blijft een ander op z’n plek, die blijft in z’n hok, waar jij hem in gestopt hebt.
Het is zo simpel. Maar waarschijnlijk omdat het zo simpel is, heb je er moeite mee. Want we zijn natuurlijk heel gecompliceerd, vaak ook schizofreen – al zitten we niet in een inrichting.

Al die dingen die ik een beetje aanstip, omdat ik hoop dat de schrik in de Westerse wereld lang genoeg duurt dat we hier eens bij stilstaan. Het kan misschien dat het op het ogenblik alleen maar gezien wordt als een vreselijk iets, waarvoor we wraak moeten nemen. En dat doen we ook alweer op de traditionele manier, zou ik haast zeggen. Alleen met betere wapens, er kunnen meer mensen dood.
Een van de idiote dingen is dat we, toen destijds 1,2 miljoen Hutu’s en Tutsi’s stierven – eigenlijk een stammenoorlog – niet geschrokken zijn. Dat was te ver weg. Maar nu het een Westers land is dat aangevallen wordt, gaan we beseffen dat oorlog niet iets ver weg is, maar dat het heel dichtbij is. Dat die drang tot zelfverdediging eindeloos doorgaat, een keten…

Ik ben echt verbijsterd geweest destijds in het gevangenkamp, mensen die bijna doodgeranseld waren en dan tot bewustzijn kwamen in het Japanse kamp, die zeiden: “Ik zal ze doodtrappen, ik zal ze doodtrappen…”
Ik dacht ‘O ja, zo is het…’.
Heel begrijpelijk – natuurlijk is het heel begrijpelijk. Maar voel je wat er dan gebeurt… Die keten gaat dan eindeloos door, eindeloos door. En dat betekent iets, dat betekent ook iets voor ons nu vandaag.
Al die oorlogen: Kosovo, de Palestijnen, Israël, Iraq, Afghanistan. De ‘strijders van het Lichten Pad’, die kinderen handen afhakken in Zuid-Amerika.
Hoe kan dat allemaal? Dat kan alleen als je denkt dat jij dat mag doen, dat jij iemand mag doodmaken, martelen. En dat kan alleen maar als je binnen dat kleine geconditioneerde bewustzijn zit.
Je kunt jezelf best de vraag stellen: ‘Zou ik dat kunnen, zou ik een kind de handen af kunnen hakken? Of iemand aan een bajonet rijgen of iemand doodschieten?’
En dan zul je eerlijk mens zeggen: ‘Ja, ik ben nog nooit in een situatie geweest die dat misschien noodzakelijk maakt’. Je kunt wel zeggen: ‘Nee. dat zou ik nooit kunnen doen’, maar dan heb je echt niet goed nagedacht. Het is een heel andere situatie als je met de dood bedreigd werd, om dan te beseffen wat er gebeurt.

Het leven is heel ernstig, het vraagt alles van je. We kunnen natuurlijk doorgaan onze kleine wereld steeds perfecter te maken, steeds mooier, steeds beter, steeds verzorgder, eindeloos. Maar dan blijft het grote kwaad: het geweld, de gevoelloosheid, de onmenselijkheid, bestaan. Het is gewoon zo.
Dus hoe kunnen wij – dat is eigenlijk de vraag – in deze gezegende omstandigheden, waarin we allemaal zijn, ons verdiepen in wat er overal aan het gebeuren is. Ook in de honderdmiljoenen punten waar we nog geen enkel besef hebben.
In Zuid-Oost Azië zijn drie miljoen kinderprostitueés, waar nu met heel veel moeite kleine opvangcentra voor worden gesticht, waardoor ze een beetje onderwijs kunnen krijgen, zodat ze niet terugvallen … drie miljoen! Wij hebben ermee te maken. Het zijn onze kinderen niet, maar het zijn wel mensenkinderen.
Hoe kan dat gebeuren? Arm, onnadenkendheid, maar vooral armoe.

Téchnisch zijn we heus wel in staat om die armoe te lenigen. Maar er zit aan vast dat we ons ook zullen moeten verdiepen in wat we voor de voortgang van de geest van al die mensen daar kunnen doen. Dat ze leren een taal te gebruiken, dat ze de middelen krijgen om zich te ontplooien. Zodat ze iets meer mens kunnen zijn en niet alleen maar als roofdieren leven om het allereerste te bemachtigen.
Dat hoort bij ons…
En dan kunnen we niet van bovenaf, van regeringswege, zeggen van: nou, dan gaan we daar helpen… Want wij mensen zijn nog niet in staat om dat volledig te kunnen doen. We kunnen een giro schrijven, en dat is al wat, zodat andere mensen dat kunnen gaan doen. Met dat betekent het aller-, aller-, allereerste dat we ons indenken hoe dat is, zo’n uitzichtloos leven van zo’n kind, zo’n uitzichtloos leven van een vrouw in Afghanistan. Dat moet je je eens indenken, een leven lang slaaf zijn, niet meer meetellen, alleen maar gebruikt worden. Dat is de werkelijkheid, elke dag, elke seconde, is dat de werkelijkheid! En het is niet voldoende dat je je dat indenkt, maar dat je ziet hoe het begint bij jezelf.

Ik merk aan ieder van jullie dat je het gewoon prettig vindt, als je me ontmoet, dat ik onmiddellijk voor me heb wie je bent, zodat ik helemaal even jou als middelpunt heb van m’n aandacht. Nou, dat heeft ieder mens. En wat doe je daarmee?
Terécht dat je het van mij verwacht, maar verwacht je het ook van jezelf? Of heb je genoeg aan een buurtpraatje, van: o ja, nou eh, hoe is het nou met je?
Je weet het wel. Maar dat is niet aandachtig, dat is het uitwisselen van wederwaardigheden – die zijn allang voorbij…

Het begint dus ongelooflijk dichtbij. Ben je lief voor je lichaam? Hou je van je lichaam? Of gebruik je het alleen maar. Dat is een niet-aflatende vraag.

[1] Zen and the Brain: Toward an Understanding of Meditation and Consciousness is een boek uit 1998 van neuroloog en zenbeoefenaar James H. Austin, waarin de auteur probeert verbanden te leggen tussen de neurologische werking van het menselijk brein en meditatie.

naar boven