Leven vanuit het ongewetene

Huissen december 2001 | zaterdagmorgen
Hoewel het geluid van deze toespraak ver beneden de maat is, wilden we het u, gezien de inhoud, toch niet onthouden

We hebben het over het ongewetene. Dat is natuurlijk een beetje gek, ongeweten is ongeweten. Maar je kunt wel proberen aan te duiden wat het ongewetene in een mens kan doen.
Aanleiding is dat ik gisteren via zuster Francisco[1] een brief kreeg van een non met wie ik jaren geleden heb geoefend in Denenkamp. Ze schreef mij in een briefje, in antwoord op een briefje van mij, dat zij – dat is heel bijzonder – als secretaresse van het hoogste gezag van de congregatie waartoe ze behoort, natuurlijk zoveel mogelijk haar plicht doet, en dat is heel veel wat ze doen moet, maar dat ze daarvoor niet op aarde is. En dat ze, sinds ze met mij geoefend heeft, heel duidelijk weet dat er iets anders is, oneindig veel belangrijker dan haar werk wat ze heeft. En, voegt ze daaraan toe, dat ze heel dankbaar is dat ze dat van mij gekregen heeft.
Dat is natuurlijk onzin, dat kan niet. Er is door mij iets gebeurd, maar dat ben ik dus niet, dat is iets wat door me gebeurt.

En je leest over het ongewetene, zeker bij de mystieken lees je erover. En soms in andere religieuze stromingen. Maar het is niet iets wat zo erg in de belangstelling staat. Want het ongewetene is iets wat niets te maken heeft met je ego, niets te maken heeft met je levensloop, niets te maken heeft met je ervaringen. Het is iets veel groters. En het komt tot je als je beseft hoe oneindig armzalig dat bewustzijn is waarvan je zegt ‘dat ben ik.’ Dat bewustzijn wat gespannen is tussen geboorte en dood. En dat eigenlijk niets afweet van je geboorte en niets af weet van je dood. Toch leven wij bijna allemaal uitsluitend in dat korte bestek. Dat is heel jammer.

Maar ik denk dat de enige mogelijkheid is om, zoals Francisco dat ontdekt heeft, te gaan beseffen dat je een taak hier op aarde hebt. En die moet je zo goed mogelijk vervullen, zonder zenuwachtig daarover te worden en meer te willen doen dan nodig is. Maar dat er iets veel belangrijkers op je wacht – dat wachten op dat belangrijke is iedere dag zo, is ieder moment zo – dat je je bewust gaat worden dat je een onderdeel bent, een wezenlijk onderdeel, dat je behoort tot de ongedeelde volheid waarin alles gebeurt, waarin de hele schepping steeds opnieuw geboren wordt en sterft, elke dag, elk seizoen, elk leven. En dat je daar van bent, dat je nooit, maar dan ook nooit, los bent van die wonderbaarlijke kracht die alles in leven houdt.

De vraag is alleen maar: hoe ontdek je dat?
Het begint ermee dat je ontdekt in je leven hoe beperkt je bewustzijn is. Dat je het eigenlijke geheim van je bewustzijn nog niet ontdekt hebt. Ik gaf het gister al een klein beetje aan – ik heb het al heel vaak gezegd, ik kan het niet vaak genoeg zeggen – dat in de duizenden prikkels die je binnenkrijgt: ogen, oren, tastzin, reuk, smaakzin, pas werkelijk voor je worden op het moment dat ze in je bewustzijnscentrum een beeld oproepen, een gevoel oproepen, een geur oproepen. Maar die prikkels zijn alleen maar magnetische impulsen en je hebt heel veel van die magnetische impulsen. Maar wat er gebeurt op het moment dat het in het bewustzijnscentrum omgezet wordt in een bewustzijnsbeeld, dat maakt dat ik iets zien kan, dat ik dus kan zeggen: ‘ah, dat is dat,’ daar weten we niets van. Niets.
Dus we leven met z’n allen in een wonder, in een geheim. En dat geheim kan ieder van jullie ontdekken, door eens echt aandachtig af te dalen in je lichaam, je adem, het ritme van je adem, de diepte van je adem. En daaraan verbonden de energie die stroomt, die maakt dat je eindelijk in dat vreselijk ingewikkelde leven waar je in staat, een ogenblikje niets bent, niets dan adem, niets dan energie. En die adem en die energie zijn er zonder dat je er iets aan gedaan hebt, ooit in je leven. Je hebt het altijd maar gekregen – we zijn er zo aan gewend dat we het hartstikke vergeten zijn en allerlei theorieën hebben en allerlei therapieën hebben en allerlei dingen doen, zonder te beseffen dat er onafgebroken voor ons gezorgd wordt, zonder ons toedoen.
En dat je de beleefdheid – zou ik haast zeggen – hebt om je daar eens in te verdiepen. Dat je tijd vrijmaakt om daarop in te gaan, om je mee te laten nemen door het ongewetene. En je zult het nooit weten, je zult alleen maar kunnen ervaren dat je van seconde tot seconde in leven gehouden wordt door iets onbeschrijfelijks, iets wat al je gedachten en al je gevoelens en al je principes en al je ideeën ver te boven gaat.

En dat laatste is erg belangrijk: dat je dat eens een een keertje beseft, al is het maar één seconde, dat je leeft vanuit het ongewetene. Dat je leeft vanuit dat wat je niet meten kunt, wat je niet weten kunt, wat er altijd maar is, wat je altijd maar begeleidt, wat dichterbij is dan je gedachten en je gevoel. En dat je bijna een leven lang niet kent…
Alles wat je denken je kan opleveren is eindig – alles is eindig omdat het verbonden is en behoort tot je lichaam. En dat lichaam heeft een bepaalde levensduur. En als dat lichaam zijn tijd bereikt heeft, leg je het af. Wanneer dat is, dat weet je gelukkig niet. Anders hadden we daar ook een theorie over.

Maar, dat is een heel groot wonder: we kunnen, als we een beetje minder knap zijn en slim zijn, en berekenend zijn, ons bij ons leven bewustworden van het grote geheim van het ongewetene. En vanaf dat moment verandert ons leven.
Greet vroeg me in de gang: wat we toch aan moeten met wat er is gebeurd op 11 september – ik durf het haast niet te zeggen, want we zijn er zo vol van. En toen antwoordde ik: ja, alleen ten opzichte van jezelf kan je leven veranderen, dat is het enige wat mogelijk is.
Dat is héél groot, want als jij anders tegen jezelf aankijkt, kijk je anders tegen de wereld aan, dan begrijp je dat, zoals wij mensen leven, het onvermijdelijk is dat we oorlog hebben. Dat is een heel ding. En dat je als mens, als individu, als enkele mens, er maar één ding aan kan doen: de oorzaak van oorlog in jezelf ontdekken. Geen van ons is in de omstandigheden dat we uitgedaagd worden om te ontdekken dat er in ons geweld is, en afkeuring, en oordeel. Dat kunnen we rustig hebben. Je moet al in hele kritische situaties terecht zijn gekomen om dat vanzélf te ontdekken. En meestal ontdek je het dan nog niet, dan zeg je alleen maar: ik heb pech gehad, ik moet zorgen dat ik er bovenuit krabbel. Dat is de meest normale reactie. Maar het kan zijn dat de engeltjes van de voorzienigheid je ogen openen en dat je ontdekt dat je deel bent van oorlog. Alleen, de omstandigheden maken het niet noodzakelijk om dat te ontdekken.

Dat is dus onze grote moeilijkheid, in deze samenleving waarin we zijn: om te ontdekken dat je daartoe behoort, omdat je nu een keer dat geconditioneerde bewustzijn hebt, ten gevolge van alles wat er in de loop van duizenden en duizenden jaren gebeurd is, gemaakt heeft dat je het gevoel hebt van ik ben ik en daar is de wereld en daar is de ander. Terwijl  dat natuurlijk niet zo is. Je bent onlosmakelijk verbonden met alles, alles, ook met al het leed wat er is en waar je niet van weet. Je weet een heleboel niet van de massacommunicatie. Maar er is natuurlijk nog oneindig veel leed, waar je niet van weet. Maar als je een heel klein beetje fantaseert dan kun je dat heel makkelijk inleven, wat het is om honger te hebben, je maag heel klein te voelen, je hebt nauwelijks meer ontlasting – en het kost nog erg veel moeite, het wil je lichaam eigenlijk niet verlaten, omdat je lichaam er nog iets uit wil halen, uit dat hele kleine floddertje. Er zijn dus miljarden mensen die dat kennen, van dag tot dag. En die niet eens in de situatie zijn dat ze hun leven leren kennen.

Dat moet je je eens even erg goed voorstellen wat dat betekent, dat er mensen zijn die maar aan een ding kunnen denken: hoe kom ik aan eten. En wat een ongelooflijke beperking dat is. En dat zijn er miljoenen, misschien wel miljarden… En wij hier, die voldoende te eten hebben, en alles wat je hartje begeert eigenlijk – daarom is er altijd iets wat je ook nog wilt hebben, dat blijkt gewoon, dat is instinctief. Als je eerlijk bent dan heb je toch wel zo’n klein beetje wat je hartje begeert. En dat wij, in die omstandigheden, dat helemaal vergeten zijn! Wij hebben juist de mogelijkheid om daar eens aandacht aan te geven, aandacht te geven aan het leven van de mens, mijn leven, jullie leven, wat leven betekent, wat denken betekent, wat voelen betekent, wat het doet en wat het niet doet. Om daar eens bij stil te staan, gewoon, uit vrije wil, omdat je beseft in wat een ongelooflijke crisis de wereld verkeert, en steeds meer en steeds meer en steeds meer. Omdat we nog allemaal denken dat we de wereld kunnen beheersen, dat we alles kunnen maken, dat we alles kunnen manipuleren. Ja, het komt nu een beetje in zicht: de klimaatsverandering, dat ontkennen we al niet meer. Ook al weten we niet of alleen onze stommiteit maakt dat het zo snel gaat, die klimaatsverandering.

Maar alla, we beginnen te beseffen dat we maar heel gebrekkig zijn. Maar we zijn toch allemaal heel intelligent. We kunnen toch denken, we kunnen toch voelen? En dan kun je toch wel gaan beseffen dat het anders zou moeten. Terwijl je tegelijkertijd beseft dat jij maar één ding kunt doen, en dat is aan de basis, echt aan de wortel, waar de grote chaos en het verdriet en moord en oorlog ontstaat. Dat jij aan de basis staat van dat probleem dat opgelost moet worden. En dat is het probleem van de wereld, dat in jou een aftakking heeft. En dat het je – ik zou haast zeggen: je plicht is om aan dat basisprobleem te werken, waar alles begint, waar eindelijk misschien, als je er alle aandacht aan geeft die je hebt, iets kan veranderen. Waardoor je buurman of je buurvrouw gezien kan worden in zijn of haar waarde. Waarin die ander niet meer alleen een reactie in jou wekt, maar waarin je die ander kunt zien zoals hij is, met al zijn mogelijkheden en al zijn onmogelijkheden. Waarin hij er niet meer is voor jou, maar waar in hij iets is voor zichzelf. En waarin er niets meer is wat jou niet aangaat.
Alles gaat je aan. Alleen jouw afgesloten bewustzijn heeft dat nog niet ontdekt. En vanuit de beperktheid kun je het niet openbreken. Dat is in vele religieuze stromingen gedacht, en daarom zijn ze zo fanatiek en weten ze het zo goed. Maar het kan niet, het kan net zo min als stenen naar boven kunnen vallen. Stenen vallen naar beneden, dat is een gewone wetmatigheid.

Het enige wat mogelijk is, is te gaan beseffen dat jij behoort tot het geheel. En dat je er uit losgemaakt bent in de loop van duizenden jaren, van een proces wat we niet kunnen begrijpen, maar wat gewoon zo is, we zijn verzelfstandigd, we hebben het gevoel: ik ben ik, en de wereld is daarbuiten. Daar kunnen we niets aan doen, daar zijn we het product van. Dan kun je zeggen: waarom is dat product er. Daar krijg je geen antwoord op. Dus ga uit van de basis die je hebt. Dat is dat beperkte bewustzijn.
Kun je daar iets mee? Dat kan, door niks te doen, door echt nou eens niks te doen, helemaal niks. Niet over de denken, niet over te zeuren, maar niks te doen. Alleen tijd vrij te maken om te voelen wie je bent, te gaan beseffen wie je bent. En dan kom je vanzelf, zonder enige moeite, tot de ontdekking dat je in je lichaam moet afdalen. Dat is heel dichtbij, dat kun je voelen. En dat je geen gedachten moet hebben over dat lichaam, dat je het moet ervaren, moet ervaren hoe het in de beweging is – wat je bij Greet[2] doet – hoe de adem zijn werk doet, de energie zijn werk doet. Maar je moet er wel aandacht aan geven, dat is wat je doen kunt: aandacht geven. En niet direct, als er iets is wat je niet begrijpt, naar iemand toelopen en zeggen: hoe kan dat? Want dan draag je je verantwoordelijkheid over aan die ander en dan is het verhaaltje uit. Je kunt niet ontdekken als je denkt dat je het van iemand anders te weten kunt komen, je moet het zélf ontdekken.

En dan ga je beseffen hoe moeilijk het is om alleen maar op te merken wat er gebeurt. Je hebt altijd en altijd en altijd een gedachte over. Je kent het niet eens zonder gedachte. Je merkt iets op en onmiddellijk komt die hele trein van huppeldepup op gang. En ja, dan is het kapot. Dus alleen maar kijken, zien, luisteren, horen, voelen. Niks meer. Dan is er een mogelijkheid.
Dan ontdek je dat je eigenlijk absoluut nog niets weet, echt niet. Dat is een goede uitgangspositie, dat je alles nog moet ontdekken, opnieuw, terwijl je midden in het leven staat en honderd en een verplichtingen hebt, die je gewoon moet doen, zoals die non dat zei. Maar dat het daarmee niet ophoudt als je dat allemaal gedaan hebt, dat het dan pas begint. En dat je dat elke dag tot je door laat dringen: ik moet nog beginnen, ik moet nog beginnen, ik weet nog niets…

Daarmee open je zelf een heel klein kiertje – maar dat is voldoende – een héél, héél klein kiertje van je zelfgenoegzaamheid, van het idee dat je het weet. Een héél klein kiertje is voldoende. Zodat de onbedorven lucht binnenstroomt, de onbedorven lucht van het ongewetene, van altijd ongeweten blijven, wat nooit geweten kan worden. Maar dat geleidelijk aan maakt – daar hoef je niets aan te doen – dat er meer onbedorven lucht binnenkomt, waar geen gedachte aan is en geen gevoel en geen oordeel, geen etiket, waar niets in te behalen valt, wat je niet bezitten kunt. En dat je helemaal gaat vervullen…
Zodat je lang en lang voordat je lichaam het opgeeft, weet waar je bent en waar je altijd zult zijn – of je nu geboren wordt of dat je sterft, dáár ben je in. En dat is er altijd. Het begeleidt je door de tijd heen. Elke keer komt je weer op aarde om je uitdaging op te vatten. Eerst leef je volgens je instinct, maar in de loop van je leven ga je ontdekken wat die instincten, die jou beheersen, te weeg brengen in het leven. En als dat tot je doordringt, dan komt dus die twijfel aan alles – zoals hele grote geleerden het gevoel kennen dat ze het niet weten. Maar als ze heel stil zijn, niet bezig, heel stil, dat het misschien iets doordringt. Wat dat betreft zijn de mystici en de geleerden op een lijn.

En dan komt het moment dat je beseft dat je alleen maar mee kunt gaan in die eindeloze transformatie van leven tot leven, van leven tot leven, en dat je altijd maar weer de kans krijgt om van dat hele oneindige proces bewust te worden. En dat ieder van ons het vermogen heeft om vanuit dat besef zijn werk te doen. De een zal het hierin vinden, de ander zal het daarin vinden, maar dan ben je eindelijk van nut. Dan streef je niet meer iets na wat je ego vergroten zal. Dat kleine, kleine ego, dat victorie kraait als het helemaal afgesloten is.

Nou mensen, laten we het daar eens over hebben.

[1] Zr. Francisco maakte deel uit van een grote groep kloosterlingen, waar Maarten Houtman in de jaren zeventig van de vorige eeuw in Denenkamp mee oefende. Als enig overgeblevene heeft zij zijn sessies tot het laatst toe gevolgd.
[2] Greet Wicart verzorgde de lichaamsbewustzijn-oefeningen tijdens de sessie.

naar boven