Huissen december 2000 | Zaterdag
Inleiding
[download]
We zijn gisteren en eergisteren nogal ver weg gezworven van wat we het ‘gewone leven’ noemen. Vandaag wilde ik iets heel simpels behandelen, namelijk waarom wordt een oefening een oefening, en waarom is het geen ontdekkingsreis? Op het moment dat het een ontdekkingsreis is, houdt het op een oefening te zijn. Dat hangt samen met in hoeverre je het onverklaarbare ontmoet.
Het onverklaarbare staat bij ons – behalve bij de topwetenschappers – in het verdomhoekje, het onverklaarbare is iets wat er niet moet zijn. Het onverklaarbare is, aan de andere kant, het kostbaarste wat je in je leven kunt ontmoeten. Als je een beetje oplet, zul je merken dat alle verhoudingen die je met anderen hebt, teruggaan op het onverklaarbare. Als je dat niet opmerkt, dan ben je gewoon een beetje dom.
Met sommige mensen heb je contact en met andere mensen heb je niet direct contact. In een werkverhouding ontstaat altijd een contact. Maar ik bedoel ermee dat je van het begin af aan contact met iemand hebt, dat die mens dus meer is dan zoals hij eruit ziet – je kunt iemand mooi vinden of lelijk vinden, maar dat bedoel ik niet. Maar dat er dus heel vanzelf een contact is.
Als je een beetje oplet zie je dat alle verhoudingen daarop berusten. En aan dat contact kun je iets doen.
Dat is gewoon heel leuk dat je daar iets aan doen kunt. Het eerste wat nodig is, is dat je niet meer eist. Normaal eis je altijd, normaal vind je dat die en die zus en zo moet zijn, dat spreek je niet uit, maar je vindt het wel. Dan kun je nooit contact krijgen. Dat is één.
Je moet je dus afwachtend opstellen, zonder argwaan. Dat is niet zo eenvoudig, we merken niet eens van onszelf dat we argwanend zijn, dat we geen vertrouwen hebben, dat we ervan uitgaan dat die ander er wel ergens op uit is. Dat is hij ook meestal, maar dat hoeft jou niet te veroordelen om op dezelfde manier ermee om te gaan. Het moet ergens beginnen – vertrouwen begint ergens. En als je bij jezelf opmerkt dat je ergens op uit bent, dan kun je daar op ingaan bij jezelf, waarom je erop uit bent.
Als je nou die lange ontdekkingsreis hebt volbracht, dan betekent het eigenlijk dat je geen vertrouwen in het leven hebt – terwijl je wel leeft… Je leeft elke dag, in welke omstandigheden doet er niet toe, maar je leeft. Dus waarom heb je geen vertrouwen in het leven?
Dat is een heel penibele vraag: waarom heb je geen vertrouwen in het leven? En je leeft. Dat is toch gek… Dus je ademt, je leeft. Waar je geen vertrouwen in hebt, is eigenlijk dat het leven er zo uit zal zien dat je denkt dat het moet zijn. Dat is ook een ontdekking, daarom heb je geen vertrouwen.
Dat vertrouwen wordt heel vaak op allerlei manieren – soms zachtzinnig, soms hardhandig – als je nog klein bent uit je weggenomen. Maar het is goed om dat te beseffen, want dan weet je dat je zelf dus dat contact moet herstellen. En dan helpt het niet om degene die jou dat vertrouwen heeft ontnomen, naar de hel te wensen, want dat heeft geen enkele zin. Het is blijkbaar jouw opgave, om dat vertrouwen te herwinnen. Maar dat moet je eerst zien. Als je dat gezien hebt, vind je vanzelf een manier waarop je het kunt herwinnen.
Dat betekent dat je heel eenvoudig moet beginnen. Dat je eerst eens moet ontdekken in hoeverre je je lichaam vertrouwt. Er zijn maar heel weinig mensen die hun lichaam vertrouwen. We denken altijd dat we het lichaam moeten corrigeren. Dat is niet waar, we moeten het lichaam vertrouwen. Dat is blijkbaar heel moeilijk…
Daar begint het mee. Het begint niet in je hoofd, je hoofd is nog erg onderontwikkeld in verhouding tot je lichaam. Je lichaam is veel en veel verder ontwikkeld. Dus je kunt het beste bij je beste kameraad voor een heel leven – dat is je lichaam – in de leer gaan. En je afvragen waarom je lichaam dit of dat weigert, of dit of dat heel graag heeft.
Dat is niet zo’n eenvoudige ontdekkingstocht, want daarbij loop je aan tegen allerlei ideeën in je hoofd. Maar dat zijn maar ideeën, dat is theorie, dat is niet de werkelijkheid.
Dus als je wilt oefenen, zoals alom wordt aangeprezen, moet je eerst gaan ontdekken wat je aan het doen bent. Meestal is, wat wij ‘de oefening’ noemen, een laag over een laag over een laag over een laag. Maar die lagen moeten eerst ontdekt worden.
We beginnen meestal dat we onenigheid hebben met een ander, daar beginnen we dan mee. Ja, dat is het eind van het verhaal. Het begint véél en véél eerder.
Ja, en om dat te ontdekken moet je liefde bezitten, liefde voor jezelf. Dus niet aan het eind van het verhaal in een ruzie proberen te ontdekken hoe die ruzie nu komt. Want die ruzie is een héél, héél, héél lang verhaal. Misschien wel over twintig of dertig jaar.
Daar kun je allerlei theorieën over hebben, maar begin maar eenvoudig, begin je lichaam maar te leren kennen. Dat lichaam wil graag ergens snoepen. Dat is niet boos, dat is niet slecht, dat staat ergens anders voor. Maar dat moet je zelf ontdekken, waar het voor staat. Want er zijn ook ogenblikken dat het lichaam helemaal niet wil snoepen. Als je dat een keer ontdekt hebt, dan weet je hoe het in elkaar zit.
Je merkt ook dat je lichaam, als je er een beetje op let – echt, een klein beetje maar – geen dag hetzelfde is. Dus kan je oefening ook geen dag hetzelfde zijn.
Je kunt niet zeggen: ik moet elke dag een half uur zitten. Of: ik moet elke dag zo en zoveel tai chi doen, of aikido, of weet ik wat allemaal. Zo is het niet. Zoals je adem steeds verschilt, zoals je stofwisseling steeds verschilt, zoals je vertrouwen steeds verschilt, zoals er niets is wat niet steeds anders is, zo is de oefening dus ook niet steeds hetzelfde.
Het begint er al mee dat als je een klok instelt, je jezelf vermoordt. Als je zegt: tachtig ademhalingen, dan ben je al een klein beetje minder moordenaar. Maar het kan wel eens zijn op de ene ochtend, of de ene nacht, dat het dertig is, en een andere nacht veertig. De ene keer gaat het heel makkelijk, voel je de energie onmiddellijk, de andere keer… Hè, en als je dan de energie niet voelt, wat doe je dan. Dat is heel belangrijk, wat doe je dan? Zeg je dan: ik moet het voelen… Als je dat doet, sluit je de poort.
Je kunt je wel afvragen waarom het niet gaat, waarom je geen contact krijgt, waarom je het niet voelt. En dat is heel interessant, want dat betekent dat je jezelf al accepteert zoals je dan bent. En soms krijg je een antwoord, omdat het je werkelijk interesseert – normaal interesseren de mensen zich eigenlijk niet voor hun oefening, ze willen iets bereiken. Maar je interesseren voor je oefening is totáál iets anders. Dat is dus echt meegaan met wat er gebeurt, voelen wat er gebeurt. Zoals je bij zo’n wedstrijd de pols naar beneden brengen, het er eigenlijk om gaat dat je goed voelt wanneer de ander inzet om jouw hand naar beneden te drukken. Daar gaat het eigenlijk om, het gaat niet om kracht. Dus dat je in het moment bent. En zo is het met de hele oefening, dat je in het moment blijft. Dat er dus geen enkele impuls is om ergens te komen. Dat je héél geconcentreerd volgt wat er in je gebeurt. Dan kom je ongelooflijk veel tegen, in die simpele zitoefening, ongelooflijk.
Mensen zeggen altijd tegen me: ja, ik zie mijn gedachten, in het gunstigste geval gaat het me vervelen. Maar dat komt omdat ze niet opletten, omdat ze geen interesse hebben in zichzelf, omdat ze ergens willen komen. Maar als je interesse hebt in jezelf, dan kom je, terwijl je ademt, bijna alles uit je leven tegen. En dan wordt het ongelooflijk interessant – alles uit je leven, van heel klein tot nu toe.
Er zijn sommige gebeurtenissen in je leven zó sterk, zo stigmatiserend, dat je dan stopt. Dat is jammer. Maar als je er vaak genoeg toe teruggaat en dat lichaam helpt je daarbij, dan kun je daar op den duur voorbij, kun je dus verder komen.
Als je dat doet, kom je uiteindelijk bij het onverklaarbare. En dan is het onverklaarbare niet meer iets boos, niet iets slechts, dan is het niet iets wat er niet moet zijn. Dan is het Hét geweldige, je gaat ontdekken dat niets in je hele leven er zomaar is. Alles heeft een verhaal. En dat verhaal wil verteld worden. Maar je hebt tot nu toe zó geleefd, dat je dat verhaal eigenlijk niet wilde horen. Je wilde dát en dát zijn, je wilde die en die mens zijn. Dat is je ook voorgehouden.
Maar de eigenlijke mens is de onverklaarbare mens, de mens die nog altijd in Gods hand rust. En daar is die hele evolutie overheen gegaan, of daar doorheen gegaan, en die heeft ons gebracht tot waar we nu zijn, waarin we alles menen te kunnen verklaren – behalve de topwetenschappers, daar heb ik het al vaak over gehad, die weten het wel.
Maar wij kunnen het ook weten, als we heel simpel ons leven leven. We hoeven alleen maar op te letten en er vanuit te gaan dat we dus blijkbaar een reden hebben om er te zijn. Dat er iets moet gebeuren wat wij, ik, een van jullie, alleen maar kan, en niet de buurman en niet de buurvrouw en niet de vrouw en niet de man en niet de relatie. Jij. En dat moet je ontdekken.
Je bent dus niet alleen een functie in de maatschappij, je bent iets héél kostbaars. En dat kostbare dat kan zich bewust worden van zichzelf. En als hij zich bewust wordt, dan vindt hij eindelijk zijn plaats in de wereld. Dat is niet afhankelijk van het beroep wat je uitoefent, het hangt alleen af van jouw intense behoefte om dat onverklaarbare te leven. Het blijft dus onverklaarbaar, maar je kunt het wel leven – je kunt dat onverklaarbare leven. Want dat onverklaarbare toont zich, dat toont zich eerst in jou, en daarna toont het zich in je leven.
Dat is zoals het gebeurt. En de mensheid – het is natuurlijk nogal wat, hè, ‘de mensheid’ – heeft zich in de loop van de eeuwen die tocht naar het onverklaarbare op een bepaalde manier vorm gegeven aan de hand van hele Groten. En wij hebben de vertalingen, en we hebben onze eigen manier van leven. Dat zijn de twee dingen die ons leven bepalen.
Wat ik zeg is eigenlijk: je hoeft niet met die vertalingen te leven, je kunt het in jezelf vinden. En je vindt het in jezelf, als je inderdaad durft te zeggen: ‘ik ben onverklaarbaar en ik wil graag weten hoe dat er uitziet, hoe het zich gedraagt.’ Want het gedraagt zich in ons. En je merkt het op de momenten dat plotseling iets gebeurt wat je op geen manier hebt kunnen voorzien. Wat je dus ook niet kunt oefenen. Het gebeurt. En het gaat erom dat je opmerkt dat het gebeurt en dat je het een kans geeft. Dus dat je niet het procrustesbed zet van: ja, het moet er zó en zó uitzien. Dat is afschuwelijk als je dat doet, als je zegt: het moet er zó en zó uitzien… Ik weet het niet! Het toont zich.
Al die dingen die de oefening begeleiden, vallen vanzelf op hun plaats. Je hebt er natuurlijk belangstelling voor, je hebt er natuurlijk tijd voor over. Het is het liefste wat je doet, dus waarom zou je het dan niet doen? En wat houd je tegen?
Wat je tegenhoudt is bijna de hele wereld, die vertelt: je moet dit doen en je moet dat doen en je moet dat doen, dan zul je daar en daar komen. Daar moet je uitstappen. Nou, dat is voor ons, in deze maatschappij, ongelooflijk moeilijk.
Ik ben nog groot geworden in een omgeving waar dat vrij makkelijk kon. En waar het belangrijk was om goede vrienden met het onverklaarbare te zijn. Het vroeg al je aandacht, het vroeg je hele inzet. En als je die niet had, nou ja, dan werd je door een slang gebeten of door een ander dier gedood. Zo simpel was dat. En je kon je niet afvragen: waarom wil die slang dat nou, waarom doet hij dat nou, stout hoor… Die slang is die slang, die doet dat zo. Dat is hem ingegeven, zo is een slang.
Die wereld is allang verdwenen voor ons. Voor ons is voor bijna alles te verklaren. Dat is een ramp gewoon. Want het onverklaarbare is de eigenlijke macht die het leven in stand houdt. Dus ook jou in stand houdt.
Dus begin aan het begin, begin te ontdekken hoe je in deze oefening van het zitten, van het lopen, van het liggen, van het contact krijgen met je energie, wat daar tussenzit. En begin dus ook met uit te gaan ervan dat jij deugt, dat je alleen nog een aantal dingen moet ontdekken. Dat ontdekken veronderstelt een enorme belangstelling voor dat wat je niet weet, zodat je dat wat je niet weet een beetje dichterbij laat komen. Het niet afsluiten door er al een idee over te hebben. Of het te willen doorgeven, dat is ook zo’n ziekte. Je moet het eerst voor jezelf ontdekken.
Dat je daar héél zorgvuldig, liefdevol op ingaat. Dat je zus en zo bent geworden in dit leven, dat kun je voor jezelf ontdekken. Maar je moet vertrouwen dat het dus een bepaalde ontwikkeling is waar je instaat. En jij moet nog ontdekken welke richting die ontwikkeling gaat, het is een richting.
En dan zul je bijvoorbeeld ook ontdekken dat energie, pure energie, nog geen richting heeft. Pure energie is energie. De een voelt het zus en de ander voelt het zo. En de manier waarop jij het voelt is de enig juiste voor jou. Maar de ellende begint dat, zodra je die energie voelt, wil je er iets mee doen. Dat is helemáál niet de bedoeling, het is alleen maar voelen dat hij er is. En proberen te ontdekken welke belemmeringen er zijn. Want dat kun je voelen, je kunt voelen dat die stroming – misschien is het niet eens een stroming, ik heb het alleen over mijn eigen ervaring – dat die stroming ergens gestremd wordt. Wat moet je dan doen? Alleen maar erbij zijn, en niet onmiddellijk zeggen: wat kan ik doen? Want dat is niet goed. Alleen maar opmerken waar die stroming gestremd wordt, er met je aandacht bij blijven.
En omdat je vertrouwen hebt, kun je er bij blijven. Want het is best mogelijk dat die stremming te maken heeft met iets in je leven wat lang geleden gebeurd is. Het enige wat je dan niet moet doe, want dat komt dan op in je bewustzijn, is je gaan bezighouden met die gebeurtenis. Blijf bij die stremming, blijf bij dat wat op dat moment niet door kan gaan. Dan verdwijnt dat beeld en lost het zich op.
Dat vraagt ongelooflijke concentratie en belangstelling. Maar als je dat doet zul je merken dat, waar je anders last van hebt, geluiden van buiten, gezegden van andere mensen, die verdwijnen gewoon. Die verdwijnen in dat ongelooflijk geconcentreerde erbij zijn.
En zo breidt het veld van de energie zich uit. Kijk, die energie is er altijd al, alleen jij had er geen contact mee. En omdat je er geen contact mee hebt, is het iets wat buiten jouw werkelijkheid staat. Het moet in jouw werkelijkheid komen.
Dan merk je ook dat alles wat erover gezegd is, ook door mij, je in de weg zit. Je moet het helemaal zelf ontdekken, zelf gaan. En dan zul je waarschijnlijk ontdekken, tenminste zo is het mij gegaan, dat veel dingen die erover gezegd zijn, in verschillende tijdperken en door verschillende mensen en door verschillende culturen, wel juist zijn, maar alleen vanuit de herkenning in jezelf.
Dat is heel belangrijk, dat je dat echt goed ziet: je moet het eerst zelf, in jezelf, herkennen. Dat zet je hele leven, wat je tot nu toe geleerd hebt, op z’n kop, want je gaat merken dat je dus eigenlijk tweedehands geleefd hebt, vanuit de kennis van anderen of van een cultuur. Dus je moet helemaal weer van nul beginnen. Helemaal zelf. Geen enkele cursus, geen enkele methode, geen enkel systeem, kan je daarbij helpen. Rustig, dag aan dag, telkens weer. En je moet je dus ook bewust zijn – ik heb het vaak gezegd, maar waarschijnlijk nog niet voldoende vaak: je bent zo geconditioneerd, je bent zo’n product van eeuwen ontwikkeling, dat het heel moeilijk is degene te ontdekken die zo geconditioneerd is.
Maar als je maar een keer de smaak beet hebt van dat ontdekken, dan is het pleit beslecht. Want dan zul je ontdekken, ongetwijfeld – misschien dit leven niet, omdat het leven maar heel kort is – dat die belangstelling, die motivatie van dat ontdekken, doorgaat. Die gaat gewoon door. Telkens neem je weer een ander lichaam aan, een andere cultuur, andere omstandigheden, maar dat is je oefenveld waar je in staat. Dat is op zichzelf niet zo belangrijk. Maar dat je die belangstelling houdt, dat die belangstelling doorgaat.
Dan verandert daarmee natuurlijk ook het hele aanzijn van de dood. Dan zie je dat de dood echt heel erg noodzakelijk is, het sterven is heel erg noodzakelijk. Want bij je leven los te komen van van alles wat achter je ligt, is zó ongelooflijk moeilijk… Dan is de dood daar om je even terug te halen, je krijgt even een pauze. Je kunt even, net als in de diepe slaap, uitrusten. Even niets zijn, alleen nog maar belangstelling. En dan krijg je weer een kans. En zo gaat het door.
De geschiedenis leert dat je wel eens een van die keren, een van die talloze keren, even zó ingepakt wordt door je dan momentele omstandigheden, wie je dan bent, enzovoorts, dat je je daarmee weer vereenzelvigt. Dat je weer vastzit aan dat wat je dan bent. Nou ja, dan staat het grote proces van bewustwording staat stil. Maar je krijgt altijd weer een kans.
Dus waar het om gaat is dat je je belangstelling terugvindt, je oerbelangstelling, die de hele schepping in stand houdt. Die maakt dat we dus niet meer afgescheiden wezens zijn, maar die maakt dat we met z’n allen een duizelingwekkende reis door de tijd doen. En telkens iets anders opmerken. En langzamerhand gaan ontdekken dat het om dat ontdekken gaat, en niet om wie je op dat moment bent en hoeveel macht je hebt.
Dat is niet zo eenvoudig, want je meet jezelf meestal af aan wat je schijnt te zijn, voorlopig, op dit moment. Daar meet je je aan af. De meesten zijn zich daar niet van bewust. Het zogenaamde ‘vertrouwen’ wat iemand heeft, berust daarop. Maar dat is niet echt vertrouwen, dat kan je zo ontnomen worden. Maar dat andere vertrouwen wat ik bedoel, dat is het leven zelf, onafhankelijk van wat je op het ogenblik bent.
Nou is het wel zo dat je geholpen kunt worden doordat je in je leven aan de buitenkant gewaardeerd wordt. Dat helpt je. Maar het kan je ook verleiden te denken dat het samenhangt met de positie die je hebt. Maar als het je helpt, oké, prima. Als je maar ziet dat dat wat je nu vertrouwen geeft, wegvalt als je doodgaat. Dat het eigenlijke veel dieper, veel verder, veel omvattender is.
En dat komt allemaal te voorschijn in die eenvoudige oefening van het contact krijgen met je energie. Wat er eigenlijk dan eerst betekent: contact krijgen met je adem. Maar die adem is niet een vehikel wat ergens toe leidt, dat is iets op zichzelf, dat is het leven. Terwijl wij de adem meestal gebruiken ergens voor. Dat is jammer. Die adem is iets, die energie is iets, dat is het leven, dat is het onverklaarbare, waarvan je afhankelijk bent. Je bent afhankelijk van het onverklaarbare. Omarm het onverklaarbare, en je bent in het leven gevestigd.