De werkelijkheid begint bij voor jezelf zorgen

Inleiding


Ik hoop dat jullie vanochtend nog beter luisteren dan de andere ochtenden. Want wat ik deze keer vertellen zal, heb ik al twintig jaar verteld. Maar blijkbaar is het zo ingewikkeld, dat mensen nog steeds denken dat ze iets kunnen wat onmogelijk is.
Het is het verhaal van de evolutie – wij zijn het product van een evolutie die waarschijnlijk miljoenen jaren oud is. Voor de mens is het belangrijke punt geweest dat hij een zelfbewustzijn kreeg, wat dieren maar zeer betrekkelijk hebben. En het is voor de wetenschap tot op heden een raadsel wanneer dat zelfbewustzijn in de mens gekomen is.

Wat wil dat zelfbewustzijn zeggen? Het wil zeggen dat je je bewust kunt zijn van wat je doet, ten eerste. Ten tweede van wat dat uitwerkt in de wereld waarin je leeft.
Dat is dus één ding wat de mens onderscheidt van alle andere verschijnselen in de schepping, dat hij zelfbewustzijn heeft.

Het tweede: toen de mensheid ontstond was het nodig dat de soort zich zou uitbreiden. Je vindt dat zelfs in de bijbel nog terug. En om dat te verzekeren is de mens bij de geslachtsvereniging een groot lustgevoel meegegeven, zodat de mens dat vaak zou doen. De mens onderscheidt zich dus ook van de dieren dat hij het hele jaar door geslachtsgemeenschap kan hebben en kinderen krijgen. Bij de dieren is dat aan seizoenen gebonden.
Maar heden ten dage, nu we al overbevolking hebben en met name in de zogenaamde ontwikkelingslanden, zegt een meneer die ‘paus’ heet in Brazilië – waar kinderen als ze ter wereld komen gedoemd zijn om in de criminaliteit te komen om te kunnen overleven – die paus zegt daar: “Geen voorbehoedmiddelen…”
Dat is dus geen besef van wat er eigenlijk aan de hand is. En onze regering handhaaft nog steeds kinderbijslag, dat is even stupide.
We zullen waarschijnlijk door een catastrofe van de overbevolking moeten leren dat een gegeven van de evolutie op het ogenblik niet meer geldt. De mens heeft namelijk een intelligentie gekregen die dit kan begrijpen. En die ook kan begrijpen wat de rol van de vrouw en de rol van de man van oudsher in die evolutie is. Daar zijn zelfs hele religieuze instellingen omheen gebouwd.

Toen wij nog in de fase waren dat de soort behouden moest blijven – want dat was het eigenlijk – is de vrouw, dat is degene die kan reproduceren, die kinderen kan baren, heel vanzelf belast geweest met het opvoeden, het grootbrengen van de kinderen, de zorg voor het gezin. En de man zorgde destijds, heel lang geleden, dat hij voedsel binnenhaalde als jager. Later als landbouwer, dat is dan weer een afsplitsing. De vrouw zorgde dat het gezin goed kon functioneren, dat ieder het zijne kreeg.

Nu is de wereld zo dat we inzien dat kinderen niet alleen door de moeder moeten worden opgevoed, maar door de vader én de moeder. En dat we die taken kunnen verdelen.
Maar in iedere vrouw zit het zorgprincipe. En als dat dan nog eens versterkt wordt door een religieuze stroming, in dit geval door de katholieke kerk, dan heb je een oorzaak van heel veel ellende. En zelfs als een vrouw inziet dat de situatie nu anders is, dat de zorg niet alleen op háár neerkomt, dan zal het een man’s job zijn om dat los te laten. En dat kun je alleen maar loslaten, als je beseft dat je het product bent van de evolutie. Dat gaat om miljoenen jaren, en dat moet je nú omzetten.
Dus je moet héél intelligent zijn. En je moet inzicht hebben – je kunt het wel begrijpen, maar begrijpen is geen inzicht. Inzicht is écht voor je zien, levend voor je zien, wat je bent: een product van een evolutie van miljoenen jaren. En dát moet jij omzetten, omdat we nu eenmaal in een totaal andere situatie leven.

Dat is niet eenvoudig. En dat geldt net zo goed voor de man, maar daar is het minder destructief. Want er is één ding wat een vrouw die zo’n groot zorggevoel heeft, vergeet – dat is heel merkwaardig, dat is een blinde vlek, maar ik kom het mijn leven lang tegen, dus voor mij is het eigenlijk geen raadsel meer, maar het is wel akelig: zo’n vrouw vergeet dat ze zelf ook een mens is. En die mens is niet geboren om zichzelf te vernietigen, die is geboren om te leven.
Dus als je alleen maar zorgprincipe bent, dan is de uitkomst dat je jezelf vernietigt. En dat eindigt pas als je vernietigd bent, als je dus geestesgestoord wordt of zo. Of gewoon lichamelijk gevloerd.
Het is heel moeilijk om echt voor jezelf in te zien, dat de werkelijkheid begint bij voor jezelf zorgen. En voor jezelf zorgen is heel ingewikkeld. Dat is niet alleen goede voeding nemen, voldoende beweging hebben, een goed huis hebben, alle gemakken hebben die we tegenwoordig kunnen hebben. Dat is nog maar een héél klein stukje. Maar dat is zorgen dat je lichaam tot zijn recht kan komen. Voor dat lichaam ben jij verantwoordelijk, daar ben jij méér verantwoordelijk voor dan voor alles om je heen. Dat is je allereerste plicht, te zorgen dat je lichaam in orde is. Want als je lichaam niet in orde is, dan kun je niet goed functioneren in de wereld. In het ergste geval moet je dan opgenomen worden en als dat het niet is, moet je geholpen worden door een psycholoog of een psychiater of een dokter.
Ongeveer 25 jaar geleden heeft Ericson, een beroemde psychiater in Amerika, iets gezegd wat heel diep bij me is doorgedrongen, hij zei: “Als we zo doorgaan hebben we op den duur op elke Amerikaan twee psychiaters nodig.”
Dat kan natuurlijk niet, maar het schetst de absurditeit waar we ons in gaan begeven.

Dus je moet zien dat je een onbewust product bent van een hele lange evolutie. En één van de dingen die gebeuren moeten, is dat je je ervan bewust wordt dat je dat product bènt. Dat je niet een uitzondering bent, dat je dat product bènt. En dat je eigenlijk mechanisch, als een robot, dingen doet die allang niet meer nodig zijn.
Dat die paus dat wil verkondigen nog heden te dage, dat is zijn zaak en zijn verantwoording. Maar jij hebt je eigen verantwoording. En die verantwoording is dat je zorgt dat het lichaam dat je gekregen hebt – daar heb je niets voor gedaan, dat heb je gekregen – volledig kan functioneren. En dat is niet alleen in het materiële, maar vooral in het spirituele. Dat je spiritueel volkomen tot ontplooiing komt. Vóór die tijd kun je niet goed functioneren.
Dat moet je heel erg voorop zetten, vóór alles wat je te doen hebt. Doe je dat niet, dan kom je onherroepelijk in de problemen, zonder uitzondering.
Je hebt heel vaak het gevoel, als je in de problemen komt, dat je dat wordt aangedaan, dat je volkomen onschuldig bent. Maar je bent niet onschuldig, je hebt het meest delicate instrument, je intelligentie, niet gebruikt. Je bent een doorgeefluik van de evolutie. En die evolutie is allang achterhaald, de situatie is al niet meer zo.


Het vermogen jezelf op te merken

Wij zullen dus, denk ik, ons steeds meer bewust moeten worden wat onze eerste taak is. En zelfs als je je daarvan bewust bent, dan is het nog niet eenvoudig, want we hebben het natuurlijke vermogen verloren om onszelf op te merken in het leven.
Dat is heel tragisch. We zijn voor ons voedsel al afhankelijk van tabellen en van onderzoekingen. We kunnen niet meer van onszelf uit weten wat het goede voedsel voor ons is. Want het goede voedsel voor de een is echt iets anders dan het goede voedsel voor de ander. Zo zit het ook nog.
Dus alles wat we horen over de voeding – want daar is nog altijd ontzettend veel over te doen – zijn algemene, statistische aanwijzingen. Maar geen van ons is een statistisch mens. Ieder mens is een individu, ieder mens heeft een andere achtergrond. Er zijn enige algemene trekken bij, maar we zijn toch ieder net iets verschillend.
Dat moeten we ontdekken, en dat is niet eenvoudig, gezien invloed van de massacommunicatie. Dat is al heel lang geleden begonnen. Nu is het heel erg duidelijk, het woord ‘massacommunicatie’ is voor ons een begrip. Indertijd was dat nog geen begrip. Dat komt weer bij het feit dat wij eigenlijk meer naar buiten kijken dan naar binnen.
Je moet zien hoe complex dat leven wat je leeft is, hoeveel wakkerheid er van je gevraagd wordt om dat allemaal te zien, voor jezelf te ontdekken. Dat haal je niet uit de boeken, dat moet je zelf ontdekken, gaan ontdekken wat voor jou goed is. Dan kun je bij niemand te rade gaan, dat moet je zelf ontdekken.

Je moet die luie houding eens een keer loslaten van op gezag iets doen. Want de ellende in de wereld is op gezag iets doen. In plaats van zélf ontdekken, zélf erop ingaan, je zélf afvragen: wat doe ik? En wat in mijn gedrag vernietigt mezelf?
Dat is echt heel erg nodig. Ik weet dat ik een roepende in de woestijn ben, maar ik blijf het gewoon doen. Word wakker! Kijk uit je ogen. Luister. Je hoeft niet naar mij te luisteren, maar luister! Merk op, zie!
Dan hoef je geen beslissing te nemen. Als er op een flesje ‘vergif’ staat, hoef je niet te beslissen om het niet in te nemen, dat doe je. En zo is het.
Dus kun je zien wat niet goed voor je is, en kun je daar onmiddellijk iets aan doen. Of moet je wachten tot er een autoriteit komt die zegt: “Kijk, dat is niet goed voor je.”
Want dan heb je de moeilijkheid van: is het wel een echte autoriteit? Dat komt er dan ook nog bij: is het een echte autoriteit, kan ik die man of die vrouw geloven? Ja, dan moet je een beslissing nemen. Maar als je het zelf ontdekt, is het afgelopen, is het fini. Dan doe je het niet!
Kun je die allereerste verantwoordelijkheid op je nemen. En niet allerlei sussende redeneringen hebben om te blijven maffen. Om een domme, mechanische voortzetting te zijn van een evolutie die er inderdaad is.

Het is echt nodig dat je daarmee ophoudt, dat je echt voelt hoe het met je lichaam is. En het niet zover laat komen dat een kramp – een poging om de wereld anders te hebben dan hij is – zich in je lichaam neerslaat. Zodat het heel veel moeite kost om die kramp… – ik heb het gister al gezegd, het lichaam krijgt gewoon door dat de boel ontregeld is, dat iets geprobeerd wordt wat niet kan. En daar waar het aangrijpt in het lichaam, probeert het lichaam dat te lokaliseren, te zorgen dat het niet het hele lichaam omvat, het kapselt het in. Dat ervaren wij als een kramp. Dan moet die kramp ontspannen worden.
Omdat wij gewoon niet geleerd hebben om naar onszelf te luisteren, niet geleerd hebben om voor onszelf te zorgen, hebben we dan weer iemand nodig. En dat moet wel een echte deskundige zijn die ons van die kramp kan verlossen. Iemand die fysiek de energiebanen moet zuiveren, die moet maken dat die niet meer dichtzitten, zodat de energie weer kan stromen. En een ontspanning daar in het lichaam werkt natuurlijk door in de geest. Dat is ook weer een van die dingen. Ja, ik zou de hele dag tegen jullie kunnen praten.


Geest en lichaam zijn één

Dat geest en lichaam één zijn, beseffen jullie dat? Als het dan zover is dat het in het lichaam is neergeslagen, moet er daar eerst ontspannen worden opdat de geest ontspannen kan raken. En dan pas kan de geest inzien dat hij mechanisch heeft geleefd. Terwijl hij zó lang geleden al dat wonderlijke instrument heeft gekregen, zijn bewustzijn, dat verder reikt dan de instinctieve kracht van zelfbehoud en willen blijven leven.
Dit is iets ontzagwekkends, we zijn in het bezit van iets wat voorbij gaat aan dat instinct van zelfbehoud. Dat met dat instinct van zelfbehoud kan werken, er dus niet ondergeschikt aan is, maar ermee kan samenwerken.

Ik hoop zo erg dat jullie dit voor één keer maar begrijpen, dat het zo in elkaar zit. Net zoals stenen naar beneden vallen en niet naar boven. Het is een gegeven. Het gaat er niet om wat wij ervan vinden, maar het is een gegeven.
Kun je met dat gegeven werken? Want dat is niet niks, die kracht van miljoenen jaren van ontwikkeling waar wij nu het product van zijn. In de loop van die ontwikkeling zijn wij ons wel iets bewust geworden. Maar de meest diepgaande impulsen uit de oertijd – laten we dat maar zeggen – zijn nog in alle niveaus, tot aan de beursvloer toe, springlevend. Je kunt geen tak van de menselijke bedrijvigheid opnoemen waar dit oerprincipe niet in doorwerkt.
Dus als je daar iets aan veranderen wilt, is dat a man’s job – áls je het al inziet. Het is niet zo van: ik zie het in, tralala, over is het. Nee, dat is het niet. Je moet het helemaal doorploegen. En dat is nodig, al de rampen die we in de wereld om ons heen zien gebeuren en waar we met recht bezorgd over zijn… Maar dat is eigenlijk kinderlijk, het is eigenlijk niet voldoende dat we daarover bezorgd zijn. We moeten de lijn doortrekken naar hoe we zelf zijn, hoe we zelf handelen.
Wat doen wij in dat hele grote bestel, in dat hele grote proces wat de mensheid heet. Wat doen wij daarin, op de plaats waar wij staan? Die plaats waar wij staan hebben we niet gewild, daar kunnen we vaak niets aan doen. Dus dat is ons uitgangspunt: de plaats waar wij staan, het bewustzijn wat wij hebben. Alleen is het zo dat dat bewustzijn kan groeien, meer inzicht kan krijgen, meer inzicht in zijn eigen situatie. Maar zelfs mediterenden – dat is toch al een bijzonder ras – werken nog altijd volgens het oude principe.

Er is zo’n prachtig verhaal van de Bodhidharma, die zijn hand afhakte om zichzelf te bevestigen dat hij niet zou ophouden te mediteren tot hij de verlichting bereikt had – dat vinden we allemaal een prachtig verhaal. Ik vind het een afschuwelijk verhaal. Een hand die je afhakt … je kunt dat niet herstellen. Dus dat is vernietiging van leven, en er is nooit iets wat dat goed kan praten.
Dus je ziet zelfs bij Zen dat ze nog op precies dezelfde ouderwetse wijze doorgaan, van: ík wil dat! Wat betekent het in het geheel van de schepping, dat je iets vernietigt wat jij niet kunt helen.
Dat is nou een duidelijk voorbeeld. Maar veel sluipender is waar ik het daarnet over had. Je vernietigt iets wat jij niet kunt helen, en dat ben jijzelf. Maar je bent wel een mens, en het is niet de bedoeling dat je geboren bent om jezelf te vernietigen.
Dat zijn harde woorden, maar zo is het gewoon. We werken nog altijd volgens hetzelfde principe. En als het dan niet een afgehakte hand is, is het een diploma wat je krijgt. Je wordt pas een roshi als een andere roshi gezegd heeft: “Jij bent nu een roshi.”
Dan ga je op de plaats van Onze-Lieve-Heer staan, die zegt: “Nu ben je goed!”
Het is zó krankzinnig, en het is in alle geledingen van de maatschappij, zonder uitzondering.

Dus als je dit al inziet, dan moet je bereid zijn om tegen de stroom in te gaan. Ook weer niet agressief, ik bedoel, zodra je denkt dat je het weet en fanatiek wordt, loop je weer in dezelfde val, dan vernietig je weer iets. Dus kun je zó diep in jezelf gaan, dat je ontdekt waar het in jouw leven om gaat. En aangezien je een mens bent onder de mensen, is dat wat jou aangaat wat iedereen aangaat.
Als je de geweldige krachten ziet die werken tot op de dag van vandaag, in zo iemand als de paus en die kinderbijslag en zo, als je dat echt goed ziet, ben je niet meer machteloos. Want dan weet je dat er één mens is in wie het kan veranderen en dat ben je zelf. En misschien, als jijzelf verandert, écht verandert, dus geen lapwerk, een doorgaande verandering, dan kun je misschien iets voor de wereld betekenen, voor de ander betekenen.
Als je de geweldige krachten ziet waar het over gaat, die in de sexualiteit zo heel duidelijk zijn … waarom is seks voor zoveel mensen het enige punt van bevrijding? Omdat je in de hoogste lustbeleving even jezelf kwijt bent. Zo is het, en niet anders. Je kunt er allerlei namen aan geven, maar je wordt even weggeslingerd uit jezelf. En daarom is er het onuitroeibaar verlangen om dat vaak te hebben. Maar je verandert er niet van, want als je terugkomt uit een weggeslingerd zijn, ben je nog precies dezelfde mens als die je was.

Dus daar zit het niet in. Alleen door diepgaand inzicht kun je een verandering teweeg brengen. Dan hoef je ook niet meer gehoorzaam te zijn, dan hoef je ook niet meer iets te volbrengen dat van buiten tot je komt, dan is vanzelf in jezelf die kracht die je verandert. Want je bent zelf – dat heb ik ook al zo vaak gezegd – veel te klein om te kunnen veranderen. Daarvoor heb je dat inzicht nodig waardoor die grote oerkracht, waar je allerlei namen aan kunt geven, jou kan veranderen. Maar je moet wel open zijn, je moet ook wel bereid zijn om te veranderen.

Het gaat over alle gebieden van het leven. En als je door ongezonde zorg voor anderen die andere de gelegenheid ontneemt – want dat doe je dan – om fouten te maken, om tekort te krijgen, dan ontneem je die ander de gelegenheid om bewust te worden. Dat is de andere kant van de medaille.
Dus het is zó ontzettend nodig dat je ziet dat wat je voor jezelf moet doen, je daarvoor de ander ook de gelegenheid moet geven. Er is natuurlijk een stadium, als een kind nog heel klein is, dat het afhankelijk is van jouw zorg om in leven te blijven. Maar op een bepaald moment moet dat kind ook de gelegenheid krijgen om te ontdekken wat niet kan.

Ik heb die alternatieve tijd meegemaakt dat een kind eigenlijk altijd alles moest kunnen doen. Mijn kleinkinderen kwamen dan bij ons op visite tijdens de hoogtijdagen en wat gebeurde er, het kind vond het erg leuk om in zijn eten te petsen, zodat de hele tafel onder de klodders kwam. Nou, ik heb er gauw een eind aan gemaakt [gelach].
De kinderen namen me dat erg kwalijk. Maar, ik bedoel, dat het tot zulke gekkigheden komt. In de idee dat een kind een gelukkig leven moest hebben – en dat vullen we dan zelf in. Dat is al een arrogantie, daar heb ik geen naam voor. Wat weet je daarvan? Wat weet je van je eigen kind? Heel weinig. Ja, hoe komt dat, omdat je ook nog heel weinig van jezelf weet.
Dus elke ademtocht is een uitdaging om steeds helderder te zien waar je voor staat. Want dan hoef je niet te beslissen. Beslissen is altijd als je eigenlijk niet weet wat je te doen staat. Daar kun je gewoon vergif op innemen. Als het helder is, hoef je niet te kiezen. Je kunt wel zien dat er een moeilijkheid is, dat is wat anders. Natuurlijk, moeilijkheden zijn er. Maar zodra het een probleem wordt, is er iets mis. Want een probleem is altijd: wat moet ik doen? En als dat niet helder is, dan moet je gaan kiezen. Dus kiezen is al een teken aan de wand dat het niet pluis is bij jezelf.

Nou mensen, voor vandaag maar weer genoeg.

naar boven

Gesprek (fragment)

– Vraag A.: Ik wil graag aansluiten bij dat laatste. Je zegt dat als iets niet helder is, je moet gaan kiezen. Maar ik kom vaak situaties tegen die mij niet helder zijn. En dan kies ik ervoor om niet te handelen, maar dat is dan ook wel een keuze.

– Maarten: Ja, maar dan kun je wel tegen jezelf zeggen, dat hoort er ook bij: ik zie het op het ogenblik niet. En als je niet hoeft te kiezen, kies je niet. Maar soms moet je wel kiezen. Als je dan maar níet tegen jezelf zegt: ik heb niet helder gezien, dus ik ben schuldig. Dat moet je echt niet doen. Je moet accepteren dat jij in een fase bent dat je niet kunt zien. En gewoon het vertrouwen hebben dat het op een bepaald moment komt. Je kunt niet meer dan je kunt. Dat is ook een vorm van helderheid. Dat je accepteert: ik kan het niet op het ogenblik, blijkbaar. Maar het vertrouwen hebben dat het op een bepaald moment wel helder wordt. En dan weet je wat je doen gaat.
Er is in het hele leven namelijk nooit iets zonder risico. Dat is ook een van die ingebakken misverstanden: er is geen leven zonder risico. We proberen het als mensheid wel allemaal uit te bannen, maar het lukt ons niet. Dus laat dat los. Risico is er vanaf het moment dat je geboren wordt. Waar je geboren wordt is al een risico, als je toevallig in een gebied geboren is waar hongersnood is, dat is dan zo.

– Vraag A.: Vanmorgen zat ik weer met die rommelzolder in mijn hoofd, mijn gedachten gingen maar… Mijn adem was een troep, om niet te spreken van de energie. Zo gaat het altijd bij mij. Maar vanochtend, opeens, voelde ik mijn hart en ik dacht: nu ben ik bij het hart van de zaak, die rommelzolder. Er is niets anders. En zo is het.

– Maarten: Dat was dus een geweldig ochtend. Als je constateert: zo is het, betekent dat eigenlijk dat je aanvaardt dat het is zoals het is. En op dat moment geef je het over, geef je die eindeloze poging op om het te veranderen. Want dat is waar we bijna ons hele leven mee bezig zijn, dingen te veranderen die misschien helemaal niet veranderd moeten worden, die er gewoon zijn. Het is natuurlijk een geweldige opluchting als je ontdekt dat dat allemaal niet meer hoeft.


Vraag B.: Vanmorgen zei iemand: als je een ander wilt helpen, kruip er dan niet helemaal in, blijf bij jezelf. Nou, daar betrapte ik mezelf goed op.

– Maarten: Ja, dat is in jouw leven heel duidelijk.

Vraag B.: Als ik mensen hoor met problemen of wat dan ook, meen ik steeds dat ik daar wat aan moet doen. Dus dan kom je niet aan jezelf toe.

– Maarten: Dus wat nu eigenlijk het groteske is, je wilt graag helpen, maar degene die graag wil helpen, kent zichzelf niet. Die weet dus onvoldoende hoe hij zelf in elkaar zit. Die weet onvoldoende van zichzelf waar hij eigenlijk eerst iets anders moet doen. Daar komt het op neer.
Dan kan het dus zijn, als je aldoor probeert het goed te doen voor een ander, dat je hem heel vaak de mogelijkheid ontneemt om te ontdekken waar hij zelf fout gaat. Dat is niet jouw bedoeling, jouw bedoeling is juist dat die mens verder tot ontplooiing komt. Soms is dat heel duidelijk. Maar als het niet helemaal duidelijk is, dan ontneem je die ander vaak de mogelijkheid om te ontdekken dat hij iets doet wat niet kan. Dat is niet jouw bedoeling, maar dat is dan wel het gevolg.
Dus het komt altijd weer op hetzelfde neer, daar heb ik het er vanmorgen zo lang over gehad: dat je niet een mechanische voortzetting bent van de evolutie – als vrouw, in dit geval. Een vrouw is van oudsher het zorgprincipe, dat toen, heel, heel in het begin nodig was. Maar nu allang niet meer in die mate. En dat je opmerkt wat er in de wereld veranderd is, en dus ook in jou veranderd is. Dan kun je het overmatig zorgen laten vallen. Dan kijk je dus eerst wat nodig is: moet die mens tot bewustzijn komen, of is hij echt onmachtig om te doen wat hij graag doen wil? Als hij echt onmachtig is, mag je hem best helpen. Maar als je je die vraag stelt: ‘maar komt hij dan tot bewustzijn?’, dan wordt het wel helder.
Dat hangt samen met het merkwaardige feit dat wij dénken te weten waar we naartoe gaan. Maar dat is niet zo. Dat is ons wel door allerlei prelaten verteld, maar dat is gewoon onzin. Je moet voor jezelf uitmaken: wat is nu nodig? Dat is niet eenvoudig, dat vraagt de inzet van al je intelligentie: wat is nu nodig in deze situatie? En dan is het niet altijd zo dat je de moeilijkheden voor iemand moet wegnemen. Je moet ook wel eens iemand laten voelen: kijk eens, jij zit tegen een moeilijkheid aan. Als ik die wegneem, dan zul je dat nooit ontdekken.
Dat hangt samen met iets anders, dat je voor jezelf ziet dat bewustwording eigenlijk de enige zin is dat we op aarde zijn. Dat we tot bewustzijn komen, niet dat we goede dingen doen of dat we een doel bereiken of wat dan ook, maar dat we tot bewustzijn komen, in onze situatie. Daarmee vervallen alle regels, alle voorschriften, alle voorbeelden. Jij moet je bewust worden.
En als je dat één keer voor jezelf inziet, dan zie je het ook voor een ander in. Dan zie je soms in dat hij keihard tegen de muur moet lopen, misschien niet één keer, maar wel duizend keer, totdat hij erbij neervalt. Dat moet gewoon gebeuren, wil hij tot bewustzijn komen.
Dat is de eigenlijke tragiek in de wereld, dat dezelfde dingen, dezelfde fouten, dezelfde inzichten, dezelfde proclamaties, maar doorgaan. Daar moet een eind aan komen – eerst in jezelf. Dan pas kun je van dienst zijn.

Vraag B.: Omdat ik voor mezelf weet dat ik open moet blijven. Ik bedoel, door de omstandigheden geef je het snel op.

– Maarten: Maar jij bent heel kostbaar, jij moet tot bewustzijn komen. Dat gaat voor.
Dat is iets dat niet gezien wordt, in alle sectoren van het leven wordt dat niet gezien. Daar gaat het aldoor over: gaat dat wel goed? Maar als je zegt ‘gaat dat wel goed?’, dan is dat volgens jouw idee wat goed is. Maar het is helemaal de vraag of jouw idee over wat goed is wel zo is, dat moet je nog onderzoeken.
Maar zo zijn we niet opgevoed. In onze hele opvoeding, waar dan ook, is ons altijd voorgehouden: dit is goed en dat is fout. En dat ontneemt ons de allereerste plicht – als je dat nou zo wil zeggen – namelijk om te weten te komen wie we zijn en bewust te worden wat er gebeurt.
Dat is wat ik daarnet ook zei, het is niet niks om die drive van de evolutie te doorzien. Om te doorzien dat die op een bepaald moment goed was, ter zake. Maar dat dat nu allang achterhaald is, omdat de situatie veranderd is. We hebben ons vermenigvuldigd volgens dat principe van het instandhouden van de soort. Maar daar zijn we allang voorbij. Politici praten er niet over want die zien dat het een hopeloze zaak is. En toch zullen we iets moeten doen, om niet te maken dat we onszelf gaan vernietigen. Dat is gewoon het vervolg.


Vraag C.: Maarten, je had het over geest en lichaam die één zijn. Met dat gegeven ben ik al twintig jaar bezig, maar wat me verbaast is dat het lichaam ontzettend coöperatief kan zijn op het moment dat de geest iets wil wat eigenlijk heel destructief is voor het lichaam. Dat heb ik een paar keer in mijn eigen leven meegemaakt, dat ik iets wilde en dat het lichaam gewoon meegaat. Terwijl als je de totale situatie overziet, dan denk je: dat was een krankzinnige beslissing, dit leidt tot een blessure of iets dergelijks. En dan kan ik mezelf verbazen dat het lichaam zo meegaat met de geest. Dat je jezelf een commando kan geven en dat het lichaam helemaal niet protesteert.

– Maarten: Nee, maar dat is dus een reden te meer om heel erg rekening met dat lichaam te houden.

Vraag C.: Maar dat staat bijna haaks op ‘lichaam en geest zijn één’.

– Maarten: Ze zijn wel één. Maar wat doet het lichaam, het lichaam tracht tegemoet te komen aan wat de geest wil, omdat de geest nu eenmaal primair is. Dus het tracht eraan tegemoet te komen en bestendigt daarmee de idee in de geest dat het wel goed is. En dat merkt je pas als het lichaam het niet meer aankan. Dan merk je het.
Dus wat is de les die je eruit kunt trekken, dat je veel meer rekening moet houden met je lichaam. Juist omdat je primair geest bent. Terwijl ze wel één zijn, alles wat de geest doet heeft zijn repercussie op het lichaam, en alles wat het lichaam doet heeft zijn repercussie op de geest. Maar omdat de geest primair is, kan hij zich daar niets van aantrekken. En in die positie is het lichaam niet, begrijp je. Maar als je dat ziet, weerspreekt dat niet dat lichaam en geest één zijn.

Vraag C.: Ik wou dat het lichaam iets meer stem had…

Maarten: Maar dan zou je iets willen wat blijkbaar niet zo is.


naar boven