Van een moeilijkheid je aandachtspunt maken

Inleiding


Ja mensen, dit is vandaag de laatste volle dag dat we samen zijn.
Ik wil proberen om de essentie die we hier allemaal, ieder op zijn manier, beleefd hebben, een beetje helder te krijgen. Want het zou natuurlijk heel fijn zijn dat je, als je nou strakjes weer thuis bent, dezelfde intensiteit en aandacht ter beschikking hebt die je hier hebt.

Wat is het verschil tussen hier en thuis? Ja, dat je het soms te koud hebt…
[gelach]
Maar het is zo dat we, als we hier zijn, allemaal bezig zijn met dat stuk in onszelf dat ons niet duidelijk is. En dat is voor iedereen net iets anders. Voor sommige mensen kan het iets heel primairs zijn, iets van hun lichaam. Voor anderen is het een moeilijkheid die zich niet op lichamelijk gebied bevindt. Maar doordat we daar met z’n allen mee bezig zijn, ontstaat er een energieveld dat het ons makkelijk maakt om daar bij te blijven. Ondanks het feit dat er soms een moeilijkheid is, iets wat we niet begrijpen, waar we aldoor maar omheen draaien en wat maar niet helder wil worden.

Maar onze inzet is dus vrij constant. Dat komt omdat we hier met z’n allen bijeen zijn en op die manier bezig zijn. We hebben dus een vrij constante aandacht. En we weten dat niet eens, maar het is zo.

Als we thuis komen, vallen er plotseling een heleboel verplichtingen op ons, die zijn er gewoon. Daar is niets verkeerds aan, dat is heel gewoon. Maar doordat het een heleboel verschillende dingen zijn en niet, zoals hier, één ding, mist datgene waar we mee bezig zijn – onze hoofdaandacht dus, ons hoofdprobleem, onze moeilijkheid, onhelderheid – die constante aandacht die je er hier aan kunt geven. Want je moet dingen doen. En hebt nog niet geleerd – dat is iets wat je leren kunt – hoe je die aandacht, die je hier hebt, ook kunt hebben terwijl je die plichten doet.

Ik zal een heel concreet voorbeeld geven. Toen ik in het gevangenkamp was en verpleger in de barak van de stervenden, was het werk wat ik daar moest doen natuurlijk niet verheffend. Het was het voortdurend wegvegen van de ontlasting van de mensen die kramp hadden. Maar het proces van het sterven, wat zich daar langzamerhand aan mij openbaarde, was zó geweldig, dat het hebben van honger, het opgesloten zijn, soms geslagen worden, het doen van dat vuile werk – opgenomen was in een aandacht die maakte dat ik het gevoel had steeds dieper door te dringen in de betekenis van het leven.

Waarmee ik alleen maar zeggen wil, de omstandigheden kunnen opgenomen worden in die aandacht. Dat is niet iets wat je af kunt dwingen, die aandacht moet er zijn. Die kwam in dit geval doordat ik de gelegenheid kreeg – dat is echt een geschenk – om dieper door te dringen in één van de grote mysteries van het leven.

Als er die aandacht is, wordt alles in je lichaam geregeld. Want de hoofdverstoorder van de processen van je lichaam is je eigen geest. En als die eigen geest gebundeld is – wanneer hij zich niet meer afvraagt: ‘hoe gaat het met me’ – is alles geregeld. Als je een christelijke uitdrukking wilt gebruiken: dan ben je in Gods hand.

Nou is de vraag eigenlijk: kun je, terwijl je niet zo’n geschenk krijgt, er iets aan doen dat je in die aandacht blijft.

Als je dat zegt tegen jezelf, betekent het dat je het niet meer ophangt aan een of andere categorie van werk. Er zijn mensen die zeggen: dan moet je schilderen of beeldhouwen of bloemschikken of boogschieten of een koan doen. Dat is eigenlijk gesnater, dat is onzin. Dan hang je het op aan iets wat écht ondergeschikt is. Het gaat om de aandacht. En iedereen heeft in zijn leven iets waar hij heel spontaan aandachtig in is. Maar omdat het leven veel facetten heeft, worden we daar telkens uitgehaald en moeten we iets anders gaan doen.

Nu gaat het erom – en dat is heel simpel – om bij jezelf op te merken wat er gebeurt als je in dat spontaan aandachtig iets doen gestoord wordt. Wat gebeurt er dan in je? Als je dat op kunt merken, is de aandacht terug.

Dus ook als je hier niet bent, kun je aandachtig zijn. En dan zul je opmerken dat als die aandacht blijft terwijl je het volgende doet en het volgende, je dan dat volgende en het daarop volgende ook met aandacht doet en dat het zo totaal van karakter verandert. Dan ben je namelijk niet meer aan de buitenkant bezig, maar dan ben je van binnenuit bezig je leven te leven.

Het is dus eigenlijk heel simpel. We hebben het heel ingewikkeld gemaakt, we hebben allerlei systemen en therapieën en ik weet al niet wat, maar dit is de kern. Nu begrijp je misschien ook dat het een kwestie is van jou alleen. En dat iemand daarbuiten jou dat niet kan geven. Aandacht kan niemand je geven, aandacht is iets wat van jou is. Het enige wat iemand kan doen is jouw aandacht vestigen op dit fenomeen, je een klein beetje bewust maken waar het om gaat. Zodat je zelf aan de slag kunt.

Dan kun je van een moeilijkheid je aandachtspunt maken. Dat is dus heel wat anders, dat is niet de moeilijkheid kwijtraken, maar de moeilijkheid gebruiken om aandacht te hebben. En omdat het een moeilijkheid is, vervolgt die je eigenlijk voortdurend.

Waarom verdwijnt de moeilijkheid niet? Omdat wij, terwijl we daarmee bezig zijn,  bijvoorbeeld opmerken dat we ergens pijn krijgen – en dan gaan we met de pijn bezig. Ja maar, hola, dan zijn we afgeleid. En dan blijft de moeilijkheid ook, totdat het leven die moeilijkheid wegneemt, of je doodgaat.

Dus het gaat erom die moeilijkheid goed te gebruiken, haar echt als aandachtspunt te nemen voor je leven van dat moment. Je zult echt merken, als je dat doet zoals we het hier doen – omdat we in een vrij ideale situatie zijn – al het andere in je leven zich daar aan onderschikt. Dat je dan plotseling niet meer zegt: oh, wat heb ik toch vreselijk veel te doen, en: was dat nou maar weg. Al die gedachten, van ‘was dat nou maar weg’, leiden je af.

Wat je wel zult kunnen ontdekken is, dat er wezenlijke strubbelingen zijn in je leven die je aandacht afleiden. En dan komt de vraag op: kan ik die laten vallen. Blijkt het gewoon – dat is heel praktisch, heel reëel – dat ik teveel hooi op mijn vork genomen heb? Maar daar voel je je niet ellendig onder, je vindt jezelf niet misdeeld en ook niet zielig. Het is heel praktisch, je merkt: dat is net teveel.

Hoe langer je die aandacht in je leven kunt laten zijn – maar dat is naderhand – hoe meer je merkt dat er een heleboel bij kan, noodzakelijke dingen. Maar je merkt ook wat voor jou onmogelijk is. En dat zeg je ook hardop tegen jezelf: dat kan ik niet, dus dat laat ik vallen. Daarmee wordt je leven geordend, dat wordt schoon, het wordt duidelijk.

Dat is dus het geheim. Wat erg belangrijk is, is dat je de kern van het geheim ziet. Dat je écht beseft: daar gaat het om.

Het kan zo zijn dat je merkt dat het voor jou op een bepaald moment belangrijk is om je baas duidelijk te maken dat hij het werk wat je doet onvoldoende waardeert. Een heel praktisch punt. Dan is dat je aandachtspunt. Dat heeft niks met ego te maken, dat is op dat moment je aandachtspunt. En daar moet je dus bij blijven, totdat én voor de baas én voor jezelf duidelijk is hoe het zit. Maar meestal, op het moment dat we daar voor komen te staan, gaan we de nevenomstandigheden zien. En dan zijn we afgeleid.

Dat heeft natuurlijk aldoor plaats in het leven, en daarom hebben we heel veel helpers nodig om ons een beetje op de been te houden. Maar we zijn uiteindelijk onze hoofdhelper. En als wij ons hulpeloos opstellen, kan zelfs een heilige ons niet helpen. Want je bent niet hulpeloos. Je moet alleen helder hebben wie je bent en wat je dus kunt. Dat moet je héél helder hebben. En je moet opmerken wanneer die helderheid verdwijnt, omdat je je op een zijpad begeeft.

Ego, het ‘ik’, is gewend altijd op zijpaden te zijn, het voelt zich niet lekker als het op de hoofdweg is. Dat is het ook gewend, en we worden met steeds meer zijpaden geconfronteerd. Je kunt je steeds meer verstrooien, je kunt steeds meer dingen gaan doen, dit doen en dat doen. Dat wordt ons ook aangeprezen, dat weten jullie allemaal wel.

En nou moet je niet denken dat je daar niet gevoelig voor bent. Daar zijn we allemaal gevoelig voor, dat hoort gewoon bij de evolutie. Maar toch blijft bestaan, of het nou vijfduizend jaar geleden is of nu, dat je je eigen aandacht vindt. Wat is er in het leven zo belangrijk voor mij dat ik daar mijn ziel en zaligheid aan geef? En ga het in godsnaam niet in categorieën onderverdelen, zeggen: het is of dit of dat. Dat wat voor jou is is voor jou. En stick to the point, blijf daarbij. Dan merk je de schijnbewegingen van de geest op, je merkt dat die dat probeert. Dat komt van ego, van je denken-voelen. Want je ego is het denken-voelen.

Kijk, ego bestaat niet als je denken-voelen niet beweegt. En op de momenten van volstrekte aandacht kan je denken-voelen zich niet bewegen en is daarom afwezig.

Dat moet je dus zien. Zodra je met argumenten komt, ben je eruit, dan ben je weer in het denken-voelen. Je denken-voelen vraagt altijd om verklaringen. Daarom zijn verklaringen zo volstrekt nutteloos. De verklaring is goed voor dit speciale geval, en klopt weer niet voor dat wat erop lijkt en klopt weer niet voor wat er ook op lijkt. Dus verlies je daar niet in, je vernietigt energie.

Probeer je dus bewust te zijn wanneer er aandacht is. En probeer op te merken wanneer die verdwijnt. En schrijf dat dan niet aan iets toe. Want dat doen we natuurlijk heel makkelijk, dan zeggen we: ja, toen moest ik voor de kinderen zorgen, of toen moest ik… Daar zit het niet in, het zit in jouw idee dat aandacht vastzit aan een object. En dat is niet zo. Het is wel zo dat op het moment van aandacht, het object – dat wil zeggen je aandachtspunt – en jij samenvallen. Dan is er dus niet meer iets wat bekeken wordt en de kijker, maar de kijker en het bekekene zijn één. Een verandering daarin kun je opmerken. En op het moment dat je die opmerkt, is de aandacht terug. Dat is dus iets heel simpels, maar je moet het wel doen.

Ik geef jullie nu een voorbeeld, maar niet een voorbeeld om na te volgen, maar een voorbeeld om te begrijpen. En daardoor dus toe te kunnen passen. Al mijn woorden zijn natuurlijk buitenom. Maar er kan iets in jullie gewekt worden waardoor je plotseling ziet: ah ja, zo kan ik dus werken, zo kan ik dus leven, zo kan ik het zelf toepassen op míjn situatie. En ik zit aan niemand vast. Ondanks het feit dat ik natuurlijk altíjd in een situatie zit waarin afhankelijkheden zijn. Als de stroom uitvalt, is er geen stroom, dat is duidelijk. En zo zijn er duizend en één dingen. Maar dat is geen echte afhankelijkheid, dat zijn de fluctuaties van de situatie waar je in bent.

Maar aandacht kun je houden, als je maar gaat opmerken wat de kwaliteiten van aandacht zijn. En ze weer niet verbindt aan de situatie, want dat is onzin.

Dat zijn twee hele verschillende werelden. De wereld van de aandacht is eigenlijk de wereld van het tijdloze – nu geef ik er toch een karakteristiek aan, maar vergeet dat nou maar. En het andere is de wereld van het tijdelijke, wat geboren wordt en sterft. Maar aandacht gaat door, gaat altijd door. De aandacht is de echte reïncarnatie: aandacht. Maar niet alle avonturen, dat is het niet. Daarom, mensen die zeggen: ik wil niet meer geboren worden – zoals in het boeddhisme wel gesteld wordt, het wiel van wedergeboorte – hebben het niet begrepen. Zodra er wezenlijke aandacht is, voor wát ook maar, is er een toestand van doorgaan, is er de toestand van niet meer tegengehouden worden. Daar hoef je helemaal geen beloftes voor te doen, dat hoeft allemaal niet. Ik word er altijd een beetje boos over, dat is allemaal oponthoud.

Die aandacht die er ogenblikkelijk kan zijn is je echte tehuis, dat is waar je thuishoort. Dan wordt het leven ongelooflijk interessant, met al die mensen om je heen, ieder op weg, op zijn manier. Waarbij je merkt dat wat je verbindt die aandacht is, dat is het gemeenschappelijke. En bij de één uit het zich zus en bij de ander uit het zich zo. Maar het verbindende, het grote verband, is die aandacht, waar de hele schepping in is en zich ontwikkelt, op een manier die wij nog altijd niet kunnen begrijpen. Zo min als wij kunnen begrijpen wat leven is. Maar als datgene wat je zelf bent, dat organisme wat je bent, die geest die je bent, dat bewustzijn dat je bent, als dat gecentreerd is, dan wijst zich de weg vanzelf.

Dat is een onzichtbare weg, een weg waarvan je niet kunt zeggen: die ziet er zus en zo uit, en nu ben je daar en dan ben je daar… Ik word er altijd zo kwaad over: het is niet zichtbaar, het ontwikkelt zich, het wordt je duidelijk terwijl je gaat. Dus laat je niet voor de mal houden, doe het, merk op, dan regelt zich alles vanzelf.

En dan worden oefeningen, onder andere onze feldenkrais-oefeningen, van heel grote betekenis. Want die helpen je om op te merken wanneer je eruit bent. En ook op te merken wanneer je erin kunt gaan. Ik heb het over de adem gehad en over de energie, om die helder te krijgen voor jezelf – om dan niet te denken: die kan dat al wel en ik kan dat nog niet. Al die prietpraat er omheen kun je laten vallen. Dan kun je opmerken wat dat lichaam eigenlijk wil, wat dat lichaam is, hoe dichtbij het voor je is, hoe het je geen moment verlaat. Dan kun je vriendschap sluiten.

Maar het gaat dus om die onverminderde aandacht. Die kan steeds groter worden en die kan steeds duidelijker worden. Dan ben je ook mild tegenover iedereen die bezig is. Je merkt de moeilijkheden die er zijn, de hobbels die genomen moeten worden. En je weet aldoor heel goed in jezelf, dat het ervan afhangt dat die mens aandacht krijgt. Dat hij niets heeft aan een belofte van jou. Dat hij geholpen moet worden, zo mogelijk – want het is een groot wonder eigenlijk – om even te zien waar het om gaat, één moment maar.

Dus als jullie nu naar huis gaan, dan weet je wat je te doen staat [lacht].


naar boven

<< Terug | Einde