Herenigd in de queeste

Inleiding 
[download]

Ik heb nog geen lange sessie gekend waarin ik mijn verantwoordelijkheid ten aanzien van jullie zo duidelijk gevoeld heb, waar ik duidelijk probeer te maken wat de basistrekken zijn van het grote proces van de evolutie. Dat blijkt me vooral uit de individuele gesprekken, daar komt plotseling een geweldige kracht los die velen verwart. Zij menen bezig te zijn en merken dat er iets heel anders aan de hand is. Je zou het kunnen samenvatten in twee woorden: werk en hereniging.

Ik kan het beste even vervolgen waar we nu al twee dagen mee bezig zijn: die kwestie van de ontmoeting met een mens met wie we, door de overeenkomsten in het inzichtelijke, een verstandhouding blijken te hebben die soms wel eens beangstigend is. Aan de ene kant komt dat omdat ze zo nauw luistert, aan de andere kant omdat ze zo bevrijdend is.
En we hebben daarin die andere mogelijkheid gezien, dat je al een heel oude relatie hebt waar je nog in staat, en meent op een tweesprong te staan waarop je moet kiezen. Het is me vooral door individuele gesprekken duidelijk geworden dat daar nog altijd een onduidelijkheid in is gebleven.

Het allerbelangrijkste daarbij is dat je ziet voor jezelf – en dat is niet makkelijk – dat dit geen kwestie van ‘geluk’ is, geluk is een misleidend iets. Maar wel dat een enkele ontmoeting dat gevoel kan geven van hereniging. Een hereniging die veel verder reikt dan die twee kleine mensen, gevangen in de tijd, die hier hun weg vinden. Het is een hereniging in de totaliteit van het leven, waarin je elkaars poort bent. Maar zodra je het poort zijn gaat verwisselen met die persoon in tijd en ruimte, dan gaat het mis. Dan krijg je de hele oude trits van willen bezitten, willen vasthouden, enzovoorts.

De andere kant is dat ieder mens een werk te doen heeft in deze wereld. En als je daaraan begint, weet je niet wat dat werk is. Dat heeft een bepaalde naam – de een is boekhouder, de ander is stratenmaker, de derde is hoogleraar – maar dat bedoel ik niet. Ik bedoel dat iedereen iets in dat grote verband van de evolutie te doen heeft. En bijna niemand, op een enkele uitzondering na, is dat duidelijk als hij aan de aanvang staat. Maar hij begint. En meestal heeft dat tot gevolg dat je iemand vindt met wie je dat doet. Dat is dus het werk.

Als daar nu die ontmoeting bij komt met die hele oude verbintenis, dan moet je goed zien dat daar dus geen keus meer is. Het werk – wat je heel onbewust ondernomen hebt en wat je geleidelijk aan in de loop van je leven met vallen en opstaan, met misschien switchen naar links en naar rechts, begonnen bent – zul je af moeten maken. En als je dan geen geluk zoekt – ‘geluk’ in de betekenis zoals wij mensen dat kennen – maar je bewust gaat worden dat die hereniging hetgene is waar het om gaat, dan is daar geen keuze in. Dan is het heel duidelijk dat je je werk afmaakt. Want dat andere gaat zijn gang wel, daar hoef je niks aan te doen. Dat zorgt voor zichzelf. Dat gaat door alles heen. Alles wat wij hier zo planmatig gemaakt hebben, waar we over denken, waar we beslissingen in menen te kunnen nemen – dat is echt ‘menen’, we kunnen geen beslissingen nemen, geen echte beslissingen – daar hoort dat niet in thuis.
Als je dat één keer beseft – en dat is een ervaring, die kwestie van die hereniging door de poort van een ander – als je daar de diepte en de onvermijdelijkheid van beseft, dan kun je het laten. Dan meng je je daar niet meer in, dan laat je dat gebeuren. Dus daar is geen keuze in. Dat ten eerste.

Dit is dus een klein vervolg op gisteren en eergisteren, wat misschien voor velen duidelijk maakt hoe het eigenlijk zit. Maar het is dus altijd weer gezien vanuit het grote proces van de evolutie waar we allemaal instaan.
Dan doet zich die nog daarvóór liggende vraag voor: hoe kun je dat beseffen? Hoe kun je beseffen dat je enerzijds op aarde bent met het instrumentarium van de erfelijkheid, met de gegevens van de maatschappij waar je in leeft, de cultuur en de religieuze bedding die er is – ook al beken je je niet tot een of andere richting, die religieuze bedding is er, meer of minder begrepen, maar hij is er gewoon – in dit halfrond de christelijke, in het oostelijk halfrond de hindoeïstische, of taoïstische, de mohammedaanse in het Midden Oosten.

En dan komen we op het meest cruciale punt dat we daarvoor de beschikking hebben over twee mogelijkheden.

De eerste mogelijkheid, de oudste, is dat wij het onbewuste – wat bij ons altijd een minteken krijgt – een kans geven zich aan onszelf te openbaren. Dat is de weg van het ‘zitten’, van het je bewustworden wat beweging betekent, van het je bewustworden van de stilte in jezelf, van het je bewustworden dat je, behalve die mens die je zo goed kent, ook een totaal ander iets bent dat daaraan vooraf gaat en dat dat omvat.
Die onbewuste weg van het ‘zitten’ heeft het grote, grote voordeel dat het de machinerie van ons denken-voelen nauwelijks beroert. Het gaat daaraan voorbij, het bereikt ons onmiddellijk of niet.
En omdat het de onbewuste weg is, omdat het datgene is waar je niet over kunt denken, hebben wij er zo’n grote moeite mee. Daarom krijg je altijd – dat zal me blijven vervolgen tot ik de laatste adem uitblaas – de vragen over ‘hoe lang moet ik zitten?’, ‘moet ik wel zitten?’, ‘is dat wel nodig?’.
Al die vragen berusten op een misverstand. Want je kunt hier niet over denken. Het onttrekt zich aan je denken. Het onttrekt zich ook aan je voelen. Je moet het gewoon doen, je moet het doen en er geen enkel denkbeeld over vormen.
Nou, dat laatste is naar mijn ervaring vrijwel een onmogelijkheid, iedereen heeft er een denkbeeld over. En het ene ontleent hij aan een Japanse meester, of aan een goeroe, of weet ik wat. Maar in ieder geval ontleen je het ergens aan. En beseft dan niet dat je een geweldig plagiaat pleegt ten eigen nadele.
Van het ‘zitten’ is alleen maar te zeggen: je moet het doen. En natuurlijk, dan komen er allerlei vragen in je op. Je gaat allerlei zaken in jezelf opmerken. Er komen allerlei visioenen. Soms zijn er mensen die beginnen als een razende te dromen. Dat is eigenlijk allemaal heel erg onbelangrijk. En om dát voor jezelf in te zien, is een enorme stap. Om voor jezelf in te zien dat alles wat zich daar nu aan je openbaart, nog maar de buitenste buitenkant is van waar het om gaat.
Daarom ben ik altijd bereid om op zulke dingen in te gaan, dat is een andere zaak. Maar ik weet heel goed dat het de buitenste buitenkant is. Wat ik dan probeer te doen is je gerust te stellen, en te zeggen: het is allemaal prachtig, ga maar door, loop maar door, het is een mooi vergezicht, maar je moet verder…

De andere kant, die vrij nieuwe is, is dat je dat denken-voelen gebruikt voor één ding: dat het denken-voelen blijkbaar in staat is om in te zien dat het volmaakt nutteloos is in het gaan beseffen van de totaliteit. Dat is het grote geschenk van het denken-voelen als je het op de goede manier gebruikt. Als je dus in staat bent, maar vooral bereid bent, om dat proces te doorlopen waarin je gaat beseffen dat het denken-voelen volstrekt niet in staat is om de hereniging tot stand te brengen.
Dat is een cruciaal punt. Als je dat echt inziet, volledig inziet, dan is het niet moeilijk om dat los te laten. Maar dat hangt af van de volledigheid van je inzicht. Dus dat je niet meer denkt in goede werken, dat je niet meer denkt in resultaat, dat je niet meer denkt in geluk, dat je niet meer denkt in alle categorieën die je op kunt noemen. Dat je dat inziet! Helemaal inziet! Dat je dus alle systemen loslaat. Dat je alle oefeningen loslaat – ‘loslaat’ in de zin van dat ze je ergens kunnen brengen. Dat je de oefeningen pas herenigen kunt vanuit het besef dat ze niet meer zijn dan ze zijn: namelijk het gladstrijken, het effenen, van de lichamelijke onregelmatigheden, die natuurlijk doorwerken in je denken-voelen – dat denken-voelen dat de onrust die het in je lichaam veroorzaakt heeft  nog eens gaat versterken.
Als je dat even goed beseft wat daar eigenlijk gebeurt: het denken-voelen heeft die onrust veroorzaakt in het lichaam en nu speelt dat lichaam dat terug, op allerlei manieren. Dat versterkt weer de onrust in het denken-voelen. En zo gaat dat maar door.

Dus probeer eens te zien dat die oefening, waarbinnen het ‘zitten’ de meest duidelijke hoeksteen is, iets op zichzelf is. Dat het – en daar komen die twee wegen samen – de mogelijkheid opent om het denken-voelen te verlaten, voor het gaan beseffen van je functie in het geheel van de evolutie.
Ik geloof dat ik het zo het meest simpel heb samengevat.
Vroeger, in een veel simpeler en eenvoudiger, maar wel veel hardere samenleving, maar waarin dat denken-voelen op zich nog niet die geweldige vlucht had genomen die het genomen heeft – daar heb ik al lang genoeg bij stilgestaan, dus ik neem aan dat je dat nu duidelijk is – was die onbewuste weg waarschijnlijk de meest directe en snelste weg, dat zakken door de bodem van de tijdelijkheid en het jezelf terugvinden in de eeuwigheid.
Maar wij zitten in een tijd dat het denken-voelen echt oppermachtig is geworden. En dus moet het denken-voelen eerst zijn eigen onmogelijkheid inzien, vóór het herenigd worden in het grote proces van de evolutie. Dat moet het zelf inzien, want anders kan hij zich niet openen voor het onbewuste.
Dat is de grote verandering die heeft plaatsgehad. Krishnamurti is één van de grootsten geweest die op dit punt altijd gewezen heeft: het denken-voelen moet zijn eigen onmogelijkheid inzien, voordat … enzovoorts. En dan kan die andere weg, die noodzakelijk is, waar je niet aan voorbij kunt gaan, zijn werk doen. Maar die heeft dan geen last meer van het gekwebbel van het denken-voelen. Want dat is in vergelijking tot wat er gebeuren moet echt gekwebbel. En dat heeft in onze tijd een geweldige eerbiedwaardigheid gekregen in de vorm van half begrepen wetenschap en steeds sneller voortschrijdende techniek. Maar dit is waar we nu voorstaan.
En nou gaat het er eigenlijk alleen maar om – dat is een hele simpele zaak, maar ik begrijp toch wel dat het moeilijk is – dat je de immensiteit leert aanvoelen van waar je voorstaat. Dan hoef je namelijk al die gevechten die de mensen altijd maar weer leveren, die hoef je niet te doen. Dan hoef je niet te denken: ik moet kiezen, ik moet beslissingen nemen… Want het is niet zo, je hoeft niet te kiezen en je hoeft ook geen beslissingen te nemen. Het wordt duidelijk aan je. Je hoeft ook nergens meer naartoe te wandelen, je hoeft niemand iets te vragen, want het wordt duidelijk.

En dan komt er een derde factor bij, en dat is dat we elkaar allemaal, zo als we zijn, kunnen helpen door onze diepste queeste met elkaar te delen. Want ik ben maar één kleine mens. Ieder van jullie is een andere kleine mens. En als je die diepste queeste deelt – dus niet dat gezeur over geluk, hè – maar als je die echte diepste queeste deelt met elkaar, dan kunnen er grote wonderen gebeuren. Dan kun je merken dat veel dingen die je moeilijk leken, in die dialoog plotseling  –zonder dat je dat wilde, zonder dat je het zelfs genoemd hebt – opgelost zijn. Dat is iets wat mij altijd weer ontroert, dat dat mogelijk is.
Die derde mogelijkheid is in vrijwel alle systemen verwaarloosd. En ik begin nu ook te begrijpen waarom ik zo’n grote waarde hecht aan het gesprek. Weliswaar is daar mijn inleiding aan vooraf gegaan, maar het gaat eigenlijk om dat gesprek. Dat gesprek waarin we dus alle trivialiteiten aan de kant hebben geschoven, omdat we de ander niet willen belasten met het vraagstuk van ‘zal ik sperzieboontjes eten of bloemkool’. Want een heleboel van die vragen zijn van dien aard, hoor, die kun je in die categorie onderbrengen. Dat lijkt dan wel heel geweldig, maar het is het eigenlijk niet.
Maar als je werkelijk met elkaar ingaat op je diepste queeste, een queeste die je al heel lang begeleidt, een queeste die aanwezig is als je gaat inslapen en die er weer is als je opstaat – als je die queeste met een ander deelt, kunnen er echte wonderen gebeuren. En dan merk je dat het heel eenvoudig is. Waar je aldoor tegenaan gezeten hebt, blijkt heel eenvoudig te zijn.

Met die drie instrumenten is dat waar we allemaal mee bezig zijn te voleindigen. Ik zeg er niet bij hoe lang dat duren zal, want dat is niet zo belangrijk. Als je maar één keer in die queeste bent, dan verlaat het gevoel je ook – wat ik natuurlijk in heel veel vragen nog krijg – van dat dringende, van: ja maar, wat moet er nou… Net alsof je bijna onder de trein ligt. Maar zo is het niet, je gaat voelen dat die queeste op zich al de kwaliteit heeft van het tijdloze. En je weet dus dat die queeste tot een eind zal komen en dat die queeste dus overgaat in een natuurlijk je verantwoordelijk voelen voor dat evolutieproces.

Dat is wat gebeurt in de loop van de tijd, dat die verandering in je plaatsheeft. En dat je dus uit het voorstadium komt van steeds beslissingen te moeten nemen, naar rustig te doen wat duidelijk is voor je.
Ik geloof dat ik hiermee het hele panorama beschreven heb.


naar boven