Een begin van een nieuw leven

Eefde mei 1987 | Vrijdagavond

Inleiding
[download]

Iedere leraar heeft af en toe haast, Cobi. Ik heb het weer, haast. Haast in de zin dat ik vind dat de Leerhuizen nu op het ogenblik op het punt staan om echt te gaan mediteren. Wat we gedaan hebben tot nu toe is het voorwerk, nu zouden we echt moeten gaan mediteren. En om dat te kunnen moet je kunnen beschikken over aandacht. En het moet aandacht zijn van een hoge kwaliteit, een hoge intensiteit.

Daarom zijn de oefeningen die we doen van groot belang. Maar nog van groter belang is – en daar wilde ik het deze vijf dagen met jullie over hebben en met jullie aan oefenen – dat je voor jezelf een beeld krijgt, een gevoel krijgt, voor wat meditatie is. En hoewel jullie in het algemeen al enige jaren met mij werken, geloof ik niet dat wij wezenlijk een idee hebben van wat meditatie inhoudt. Het is voor ons allen toch nog heel vaak iets wat je doet om iets anders te bereiken. En dat laatste is een heel akelige inschattingsfout.

Ik heb met het oog daarop een klein stukje uit een geschrift van Krishnamurti meegenomen. Ik zal het eerst voor jullie in het engels voorlezen en het daarna voor jullie vertalen, omdat daarin exact wordt aangegeven waar het om gaat. En dat maakt het helemaal los van alles brave geoefen en van alle brave geleuter.

Hij krijgt een vraag die luidt: “Can the religious mind be acquired through meditation?” (Kan het religieuze bewustzijn bereikt worden door meditatie).
En dan antwoordt hij (de Engelse tekst heb ik weggelaten, ik zal het proberen te vertalen): 

“Het eerste wat je moet begrijpen is dat je het religieuze bewustzijn niet kunt verkrijgen. Je kunt het op geen enkele manier kopen. En je kunt niet wezenlijk helder bewust worden door meditatie. Geen enkele deugd, geen enkele inspanning, geen enkel offer, niet op aarde, kan je dit doen verkrijgen. Het gevoel van te moeten bereiken, van te moeten verkrijgen, van het te moeten kopen, dat hele gevoel dat je het op een of andere manier kunt eigen maken, dat moet totaal vergaan.
Je kunt meditatie niet ergens voor gebruiken. Wat wij doen op dit moment, dat is meditatie. Meditatie is niet een weg ergens naartoe. Op ieder moment van het dagelijks leven te ontdekken wat het is en wat het niet is, dat is meditatie. Meditatie is niet iets waarin je kunt vluchten en het is zeker niet een of ander visioen of een of andere kick. Dat is zelfhypnose en dat is ongelooflijk kinderachtig.
[1]

Dat is heel helder. Wat is de consequentie voor ons, hier, deze vijf dagen. Het is, dacht ik, dat wij een kans krijgen om, juist omdat we nu voor dit doel bij elkaar zijn, onze eigen machinerie écht in de gaten te krijgen. Thuis, in ons werk, zijn de omstandigheden zo verward in verhouding tot hier, dat het moeilijk is om echt van seconde tot seconde op je eigen wijze van in de wereld zijn te kunnen letten. Maar in deze vijf dagen zouden wij het kunnen doen. En dat zou een begin zijn van een ander leven. Want de wijze waarop wij het leven beleven wordt maar voor een héél klein gedeelte bepaald door de omstandigheden waarin we zijn. Het wordt voor het grootste deel bepaald door de wijze waarop wij ons verhouden tot die omstandigheden.

We zullen in deze vijf dagen proberen om de omstandigheden zo ideaal mogelijk te laten zijn. Maar dat kúnnen ze alleen maar zijn, als jullie beseffen hoe je ze gebruiken moet. Ik vraag bijvoorbeeld om aan het begin van het eten om even te staan, te wachten tot iedereen binnen is, maar dat betekent ook dat we wel moeten proberen om op tijd binnen te zijn.  Dat we eigenlijk ons even kunnen bezinnen, kunnen voelen, wat er in ons plaatsheeft. 

Soms zijn we van hier vanuit deze oefenzaal of vanuit een andere ruimte gekomen. We hebben elkaar nog even in de gang iets toegevoegd of er is iets in ons omgegaan. Nu gaan we naar het eten toe.
Dat je eens bij jezelf gadeslaat hoe je zo in het dagelijks leven, als je gaat eten, in welke toestand je dan bent, wat er dan in je omgaat. Dan niet met de bedoeling om dan, als je merkt dat je turbulente gedachtenstroom hebt, die stil te zetten. maar alleen om hem op te merken en niet te zeggen: oh, wat erg…, maar hem op te merken. Zodat daardoor dat even staan vooraf zijn eigenlijke functie krijgt. 

Ik zeg dan altijd: vind je basis, dat je eventjes terug bent in je lichaamsbewustzijnsbasis, waardoor je beter kunt opmerken wat er eigenlijk in je plaatsheeft. Het gaat dus niet om in die basis te zijn en daar weer erg veel moeite voor te doen, maar gewoon even jezelf het commando te geven: ik ga naar mijn basis, waardoor ik beter kan opmerken wat er gebeurt.

En ook als je dan opmerkt dat je het eigenlijk vervelend vindt, dat staan vooraf, dat je eigenlijk liever wou eten, want je hebt honger, dat is goed om dat op te merken. Want aan al die dingen kun je zien in hoeverre je echt mediteert, in hoeverre het allemaal brave lesjes zijn, die je bereid bent om te doen. 

En als je les krijgt van Greet[2], dat is natuurlijk heerlijk, dat er iemand is die je steeds bij de hand neemt, en je door je lichaam, door je spieren, door je adem, door je spanning en ontspanning voert. Maar Greet zal er niet altijd zijn. Dus elke les die je krijgt, die zou je eigenlijk zó moeten indrinken dat je Greet niet meer nodig hebt. Dat is een kwestie van intensiteit. En het is heel menselijk en heel natuurlijk om jezelf eventjes ‘weg te laten glijden’ met die rustige duidelijke stem van Greet, die voert je er wel doorheen. En dat is ook prima. Maar besef dat het eigenlijk gaat om het doen van de oefening. En het doen van de oefening staat weer in verband met het kunnen beschikken over intensiteit en energie voor dat eigenlijke waar het om gaat: het voortdurend alert kunnen zijn voor wat er in jou gebeurt. 

En zo kan ik doorgaan. Als ik tegen jullie spreek, met jullie praat, dan is dat omdat er een heel diepe behoefte in me is, omdat voor mij meditatie inderdaad alles is, omdat ik het gevoel heb dat het het méést nodige is wat in de wereld bestaat. Opdat we eindelijk eens ophouden een gevaar te zijn voor elkaar én voor de wereld. Dat we eindelijk eens te weten komen hoe wij functioneren, wat wij uitrichten, hoe wij de wereld die op ons afkomt en de mensen die op ons afkomen en de omstandigheden die op ons afkomen, hoe wij die tot ons laten komen, wat we ermee doen. Want het is zó nodig dat we een diepgaande verhouding krijgen, niet alleen tot onszelf, maar tot alles en iedereen. Want voor die tijd kunnen we nog zulke goede werken doen, en we kunnen het nog zo goed bedoelen, maar we verspreiden destructie. 

En daarom is het nodig dat we ons van al die dingen bewust worden. En dat is een werk wat al je energie vraagt. Daar heb je niets te missen. En zoals we normaal zijn, hebben we die energie niet eens. Dat is de reden waarom we energie-oefeningen doen. En we hebben niet die argeloze, ontspannen houding, noch ten aanzien van onszelf, noch ten aanzien van de anderen en van de wereld. En daarom is het nodig dat we, én door de adem én door de houding, leren altijd weer opnieuw ons te ontspannen. Dat is broodnodig – niet om die oefening goed te doen, maar om te kunnen mediteren. Om niet altijd weer terug te glijden in een van die honderdduizenden mechanismen die in ons aanwezig zijn. 

Afhankelijk van je leeftijd en omstandigheden waarin je groot geworden bent, van je afkomst, hebben we allemaal eindeloze mechanismen ontwikkeld. En we willen in het leven dit en dat bereiken. De een wil buiten de maatschappij leven, de ander wil een voorname functie in de maatschappij innemen, de derde wil een geleerde zijn, de vierde wil ik weet niet wat anders in die maatschappij – en het heeft allemaal niet te maken met dat állerbelangrijkste, namelijk hoe jij bent en wat jij in de wereld uitricht. 

Dat is door geen enkel voornemen te dekken. Dat is door geen enkel ideaal in te vullen. Dat kan alleen maar dag aan dag door jezelf in uiterste aandacht volbracht worden. 

En dat is niet iets sombers, iets zwaars,het is iets heel moois, het is iets heel lieflijks. Als je het als somber of als zwaar of als moeilijk ziet, dan voeg je er iets aan toe wat het niet is. Ontdekken is iets grandioos, wat het ook mag zijn. Of je nou ontdekt dat je haatdragend bent of dat je ontdekt dat je liefdevol bent, het ontdekken, dat is hetgene waar het om gaat. Níet wat dat uitwerkt, dat zorgt voor zichzelf.

En als jullie zo in je herinnering nagaan wat er allemaal voor vragen gesteld zijn zo in de loop van de jaren, dan zijn er maar heel, heel erg weinig vragen geweest, die ingingen op dit wat ik nu bedoel. Op die aandacht die je hebt voor dat verschijnsel mens dat jij bent – niet welke positie je inneemt en wat je wel of niet kan en welke angsten je hebt, maar voor jouzelf als bewustzijnsverschijnsel, die aandacht. En het ontdekken, steeds dieper ontdekken, hoe dat bewustzijn opgenomen is in een grandioze totaliteit – waar je in je kleine ik-wereld nauwelijks idee van kunt hebben. Dat is waar het om gaat… 

Ik heb me er altijd over verbaasd dat er bijna geen mensen zijn die zich ooit hebben afgevraagd hoe het toch mogelijk is dat in zo’n minuscuul zaadje van, laten we zeggen: een eik, dat daar het hele bouwplan van die totale boom over misschien wel honderd jaar, met alles wat die boom is, zijn wortels, zijn vertakkingen, zijn stam, de takken, de twijgen, de bladeren en ál die onderdelen die daar gevormd worden, die zijn al aanwezig in dat zaadje. Niet in hun uitwerking. Daarvoor hebben we aarde nodig, hebben we zon en regen en nog veel meer nodig, dat weten we allemaal. Maar het zou allemaal niet werken als in dat zaadje, onzichtbaar, dat hele bouwplan aanwezig was.

Wat betekent dat nou eigenlijk, dat nooit daar nou iemand bij stilstaat, maar dan ook nooit. Dat betekent eigenlijk dat de dimensie van het ongevormde, de dimensie van het tijdloze,  voor ons eigenlijk geen belang heeft. Pas als het iets is wat we pakken kunnen, wat we zien kunnen, wat we voelen kunnen, wat we ruiken kunnen, dán is het pas iets. Maar dat wat eraan vooraf gaat – is daar iemand die daar werkelijk wel eens een paar dagen bij heeft stilgestaan…

[stilte]

Maar dat betekent wel dat wij het aller, allerbelangrijkste wat er in de wereld is, namelijk dat wat er is vóórdat het vorm heeft aangenomen, voordat het in de tijd gevangen is – want vorm is tijd, vorm is ook geboorte en dood – wie heeft ooit eens aandacht gegeven aan dat wat er daarvoor is, en daarna is. We hebben er wel allerlei woorden aangegeven: Atman, Brahman, God, noem het maar op, Tao. Maar hebben we er bij stilgestaan?

En je kunt natuurlijk eindeloos veel voorbeelden vinden waaruit steeds opnieuw blijkt dat wij voorbijgaan aan het eigenlijke. En ons leven doorbrengen in het vergankelijke, zonder dat we beseffen dat we in het vergankelijke zijn. We beseffen het alleen als we heel ziek zijn of als we doodgaan. Dan beseffen we dat we eigenlijk in het vergankelijke zijn. Daarom zijn we er ook zo bang voor. En daarom willen we dat allemaal kwijt.

Maar meditatie betekent aandacht geven, eerst aan hoe jij functioneert, hoe jij in het leven staat, waar je belangstelling eigenlijk naar uitgaat, hoe je de dingen doet, of daar liefde in is of niet – je kunt er mooie woorden aan geven, maar hoe je het doet beslist over hoe je bent.

Dat is het begin. En zelfs voor dat begin, voor dat jezelf leren kennen, moet je al beschikken over vermogens waar je zo normaal niet over beschikt: intensiteit, ontspanning, energie en aandacht. En dat is nog te oefenen, daar kunnen oefeningen voor gegeven worden. Daar kun je les in krijgen.
Maar dan begint het eigenlijk pas. En dan moet je er wel een notie van hebben dat alles wat vorm aangenomen heeft, het vervolg is van iets dat geen vorm heeft, dat niet van de tijd is. En om datgene wat niet van de tijd is, om dat te beseffen … daarvoor moet je stil kunnen zijn, moet je de wereld zoals die is, en jij zoals je bent, zonder enige tegenbeweging, voorwaarde, tot je laten komen.

En dat kan natuurlijk niet als je in de problemen zit. Dat kan ook niet als je nog iets wilt bereiken. En dat kan ook niet als je niet die diepgaande belangstelling hebt voor jezelf als levensverschijnsel, waardoor je kunt doordringen tot die diepste diepe. Dat is heel duidelijk.

Wat wij in deze vijf dagen kunnen doen, is een begin, een begin maken aan een nieuw leven. En jullie voelen wel, dat kunnen wij niet in regels vatten. Het is eigenlijk een hele gekke wereld. Morgen beginnen we om kwart over zeven te zitten. Dat is eigenlijk al heel onnatuurlijk dat we daar een tijd voor moeten afspreken. Nou ja, het kan nou een keer niet anders. Maar we moeten we beseffen dat dat iets geks is eigenlijk. Dat het eigenlijk ook iets heel geks is dat ik dit aan jullie moet vertellen, dat je het niet zelf ontdekt. Dat je zo bezig bent, altijd maar,altijd maar, met andere dingen. Niet met datgene wat het meest wezenlijke is, wat het meest dichtbij is, wat heeft te maken met geboren worden en dood gaan, op de juiste wijze. Wat te maken heeft met het je in de juiste wijze verhouden tot de ander en het andere, tot de wereld. Dat je daarvoor iets moet organiseren, dat is eigenlijk heel gek.
Dat we niet allemaal vanuit onszelf dit doen, zomaar, omdat het het liefelijkste, het mooiste, het geweldigste is wat je je bedenken kunt. Omdat het je bevrijden kan van alles waar je nu bang voor bent, bezorgd voor bent; voor je leven, dat natuurlijk beëindigd moet worden; voor je zintuigelijke vermogens die natuurlijk, naarmate je ouder wordt, zullen afnemen. En die eindeloze reeks van zekerheden die we proberen op te bouwen, daar zijn we mee bezig.
Dat is eigenlijk heel wonderlijk, dat je iets moet organiseren om met elkaar met die allerbelangrijkste wat er is bezig te zijn. Maar het is blijkbaar nodig.

Dus als dat zo is, laten we dan van dat noodzakelijke kwaad, van het georganiseerd zijn, laten we daar dan op een intelligente wijze gebruik van maken. En dus gewoon het zien als een functioneel iets. Maar niet dat het dé vorm is voor meditatie.
En laten we in die geest proberen deze vijf dagen met elkaar te werken. Want het is werken, het is een ambacht, waarin we van elkaar kunnen leren. Als jullie mij vragen stellen, dan leer ik van jullie. En misschien leren jullie van mijn antwoorden. Ik weet alleen mijn deel, ik weet alleen dat als jullie mij vragen stellen, dat ik leer.  

Probeer het in die geest te doen, dat we elkaar helpen, dat we elkaar nabij zijn. Dat we al die schotjes en belemmeringen en privé dingen, dat we die eens voor vijf dagen opzij zetten – zo mogelijk, ik weet dat het niet kan, maar je kunt het proberen, waardoor je echt aan het werk kunt gaan. Niet de hele erfenis van wat je thuis allemaal al gedaan hebt, meeneemt hiernaartoe, maar hier het loslaat. En dat je hier opnieuw probeert om dat allerbelangrijkste wat in jou leeft, wat gemaakt heeft dat je op aarde was, dat je dat nabij komt.

Ik wou proberen die vijf dagen – het is maar heel kort – die vijf dagen op die manier met elkaar door te brengen. En op de koop toe te nemen dat het maar vijf dagen zijn. Maar ik denk dat als we die vijf dagen in deze geest met elkaar proberen te gebruiken, dat we heel ver komen – dat we misschien plotseling van iets waar we aldoor tegenaan gezeten hebben, dat we daarvan los komen. En dat is een heel ding.
We kunnen het in ieder geval proberen. Ik zal het proberen. En als jullie het ook doen, dan kunnen het, denk ik, hele belangrijke dagen worden.

Dan wou ik nu nog even zitten.


[1] J. Krishnamurti, There is No Thinker, Only Thought, Collected Works, Volume 12, 1961
[2] Greet Wicart gaf de lichaamsbewustwordings-oefeningen tijdes deze sessie.

naar boven