Een totale revolutie in jezelf

Eefde mei 1987 | Zaterdagmorgen

Inleiding
[download]

Wat ik vanochtend behandelen wil, is nodig voor de rest van de vijfdaagse. Dus als daar gedeeltes in zijn waar je moeite mee hebt, kom dan voor de draad, want anders is de rest niet te volgen. Het is heel principieel. En wees dus gewoon heel eerlijk, als je zegt: ‘ja, hoe zit dat nou eigenlijk…’

Hoe nemen we waar? Hoe ervaren we? Hoe denken we? Hoe vormen we beelden?
Dat is een geheel. Ons hele wereldbeeld, onze ervaringswerkelijkheid, onze wijze van denken, is gebaseerd op zintuiglijke waarneming.
En wat wil dat zeggen: zintuiglijk waarnemen?
Zintuiglijk waarnemen wil zeggen dat je datgene waarneemt, dat ervaart, wat op een of andere manier vorm heeft aangenomen. Je neemt niet waar wat geen vorm heeft. En als je het al waarneemt, dan ben je niet bewust dat het dat is.
Een gedachte neem je niet waar, van een ander. Van jezelf weet je dat je denkt en je kunt die gedachte in de taal weergeven. Op het moment dat je het weergeeft, heeft het vorm aangenomen, omdat het op dat moment door iets in beweging gezet is wat vorm heeft. Maar voordien was het er niet, voordien nam je niet waar.

Ik heb het gister gehad over dat zaadje, dat in het zaadje – onzichtbaar voor ons, onwaarneembaar voor ons – het totale bouwplan in al zijn fasen van voltrekking besloten ligt. Maar voor ons is het een nietig zaadje en niet meer.
Dat is dus één.

Twee.
Zolang wij leven, komen er voortdurend zintuiglijke indrukken binnen, behalve in de diepe slaap. Maar alle andere tijd dat we onze ogen open hebben -– wat niet wil zeggen dat we wakker zijn, maar dat we onze ogen open hebben, en je hebt de dromen – hebben we zintuiglijke waarnemen. En beelden in onszelf die we gevormd hebben, gedachten die we gevormd hebben, zijn op dat moment in het veld van waarneming. En verder, zoals we leven, de hele dag door, krijgen we indrukken binnen. We kunnen onze ogen sluiten, dan krijgen we nog geluiden binnen. We kunnen oordoppen aandoen, dan horen we ons bloed en het kloppen van ons hart. En we nemen onze gedachten waar – als we dat al doen. Maar in ieder geval, terwijl we leven, zijn we voortdurend blootgesteld aan een doorlopende stroom van indrukken, van waarnemingen en van ervaringen.

En die stroom van indrukken, waarnemingen, ervaringen – waarin we dan ook nog hebben strevingen, dingen die we willen, dingen die we in gang willen zetten, dus van onszelf uit – dat geheel, dat is de wereld waarin we leven. En we zijn ons daarvan bewust van moment tot moment. We zijn ons nooit bewust van het totaal van die wereld van onszelf – Ik heb het nog niet over het Totaal, ik heb het over onze wereld, waar wij in leven. Daar zijn we ons niet van het totaal bewust, we zijn ons van moment tot moment van een gedeelte bewust.

Wij leven dus in fragmenten. En de ene keer is het dit fragment en de andere keer is het dat fragment, en we zeggen tegen elk fragment: ‘dat ben ik.’
Dat is onze situatie waarin we zijn.

En we hebben daarnaast notie dat er iets anders is. Dat is heel oud. Daar hebben we allerlei namen aan gegeven: ‘iets anders’. En we beseffen vagelijk dat als we dat andere niet kennen, ons leven zeer beperkt is.
Dat is al een hele stap als je je dat bewust bent, als je je bewust bent dat jouw wereld waarin je leeft beperkt is. De meeste van ons hebben dat waarschijnlijk wel.

De vraag is nu: hoe kunnen we in deze wereld waarin wij leven, ieder van ons afzonderlijk, dat andere gaan beseffen. Hoe kunnen wij überhaupt oefenen, terwijl we aan al die beperkingen onderhevig zijn – ik heb ze nu heel systematisch opgesomd. En als we oefenen, vanwaaruit oefenen we dan? We oefenen vanuit de wereld die we kennen, met dat vage besef dat er iets anders is.

Je voelt wel, dat oefenen vanuit die bekende, fragmentarische wereld, moet noodzakelijk fragmentarisch zijn. Je hebt al niet eens inzicht in het totaal wat je zelf bent, van de wereld die je zelf bent. Hoe zou je dan in contact kunnen zijn met iets wat dat ver overstijgt.
Ik kan het anders formuleren: hoe kun je stilstaan en tot je door laten dringen, zodat je gaat beseffen wat jouw positie is. Dat is noodzakelijk.

Het begint ermee dat je je eigen wijze van ervaren leert betwijfelen. Want zolang je daar zo vast in zit, is er niets mogelijk. Je kunt oefenen tot je een ons weegt, maar er gebeurt niks – niets wezenlijks. Je kunt een gezond lichaam krijgen, je kunt beheersing over je adem krijgen, je kunt je energie laten circuleren dat het een lieve lust is. Maar wezenlijk, wat gebeurt er. Het blijft allemaal gebruikt voor, geleefd in, ervaren in, die fragmentarische wereld, die van moment tot moment verschuift, in de tijd gevangen is, eindig is en vergankelijk is. Want als iets in de tijd is, is het vergankelijk, dan wordt het geboren en het sterft.

Dus het eerste wat nodig is, is dat je die hele wereld van jezelf volmaakt betwijfelt. Zodat je afstapt van het uitsluitend voor waar hebben dat wat je zintuigen je brengen. En hoe is dat mogelijk.
Het is alleen maar mogelijk door ervan uit te gaan dat jouw manier van waarnemen zéér, zéér betrekkelijk is. En dat je je als het ware vertrouwd maakt met de idee dat het mogelijk is op een andere manier waar te nemen, op een andere manier te ervaren. Maar daarvoor is nodig dat je de totale beperktheid van je eigen manier van leven totaal overziet, dat dat duidelijk voor je is.
Het gaat dus niet om het oplossen van een probleem, het gaat van je bewustworden hoe jij leeft – niet of je goed leeft of slecht leeft, niets van die onzin, hoe je leeft. En wat dat inhoudt. Als je je daarvan bewust wordt.
Als je je bewust wordt hoe je de dingen doet, zonder een oordeel, gewoon waarnemen. Dat is de eerste stap.
Als je je bewust wordt hoe je ervaart, hoe je waarneemt, hoe je denkt, ook hoe je jezelf veroordeelt, en je merkt hoe jij bijna met alles wat je doet jezelf voortdurend en voortdurend inperkt – als dat echt tot je doorgedrongen is, word je stil. Daar hoef je niet voor te oefenen, als dat echt tot je doorgedrongen is, ben je stil. En dan kun je opnieuw op je ervaringen ingaan.

Maar het belangrijke punt is dat je eerst inziet hoe je leeft. Dat je daar niet iets aan probeert te veranderen, dat je dat alleen probeert te beseffen: hoe je leeft. Je angsten, je ergernissen, je blijheid, je voldoening. Hoe dat allemaal werkt. En dan natuurlijk niet daarover gaan zitten zeuren, niet zeggen: waarom is dat zo… Want als je je dat afvraagt, zet je iets in werking wat van dezelfde kwaliteit is als waar je in zit.
Als je dat toch een keertje goed inziet, dan hou je op met te zeuren in je hoofd, want je ziet: daar kom ik niet verder mee, dat is nou precies hetzelfde wat veroorzaakt heeft dat ik op de plek ben, dat ik beperkt ben, dat ik fragmentarisch leef. Mijn denken is daarvan, heeft die kwaliteit, daar kan ik niet mee uit de voeten…

Je denken kan je dus niet helpen voor het beseffen hiervan. Daarvoor moet je in je leven alles wat je tot nu toe kent, volledig tot je door laten dringen in zijn kwaliteit zoals dat is. En dat kan ieder van ons, omdat geen van ons niet óók dat andere is, waar we juist geen contact mee hebben.
Als wij niet van dat andere waren, dan was het onmogelijk. Dan waren we gedoemd, om zo, momenteel als we zijn, te blijven leven en sterven. Maar juist omdat we ook van dat andere zijn, is het mogelijk om ons fragmentarische zijn, ons in tijd gevangen zijn, ons vergankelijke zijn, te beseffen. En geen enkel instrument van die wereld te gebruiken om eruit te komen. Want dat gáát niet.

Als je dit beseft, is de wereld al veranderd voor jou. En dan wordt oefenen simpel – maar ook alleen dan pas. Vóór die tijd werk je met de oefeningen naar een of andere verworvenheid toe. Dan kun je kracht hebben, dan kun je rustig ademen, afijn, al die dingen, dan kun je vreedzaam zijn, voor je idee. Maar dat is allemaal in hetzelfde veld. Dat kan elk moment omslaan, er hoeft maar niet dít te gebeuren – en weg is je vermogen.

Dus het gaat om dat beseffen hoe we leven, hoe we ademen, hoe we met ons voedsel omgaan, hoe we met onze tijd omgaan, hoe we met de ander omgaan – en dat betekent natuurlijk in diepste zin: hoe je met jezelf omgaat. Dat is het eerst nodige.

En toch kan ik er pas met jullie over praten, nadat je een eind lang gemodderd hebt op de andere manier. Want je bent door die pogingen die je gedaan hebt – om goed te ademen, om stil te zitten, om goed te bewegen op allerlei manieren, je lichaam goed te gebruiken – ben je al tegen bepaalde verschijnselen in jezelf aangelopen, die in een andere richting wijzen dan de rest van je leven. En daarom kun je nu dat wat ik zeg gemakkelijker tot je nemen. Tenminste, dat hoop ik. En je kunt beseffen waar je voor staat. Je staat dus voor een totale revolutie – niet een kleintje, niet een gedeeltelijke, maar voor een totale revolutie sta je. Je hele wereld, alles, staat op het spel. Niet alleen je trauma’s en je neurose en al die andere onzin. Je hele leven, al je relaties staat op het spel.

En als je denkt: ‘ja, maar dat was mijn bedoeling niet,’ dan moet je gewoon ophouden, want hier gaat het om. Het gaat niet om lesjes draaien gedurende een aantal jaren. Het gaat om een totale revolutie in jezelf. Waar eindelijk die grote kracht van de zelfhandhaving en de voortplanting jou niet meer in de greep heeft. Waar je die krachten die de schepping in stand houden, gebruikt op de wijze waarvoor ze bedoeld zijn.

Want daar gaat het om. Je kunt er niet uitstappen, maar je zult dat wat je geworden bent, in dienst moeten stellen van dat nieuwe inzicht, die nieuwe wijze van in het leven staan. En de oefeningen die je geleerd hebt, zul je op die manier gaan toepassen.
En dan besef je ook – wat ik al zo vaak tegen jullie gezegd heb, wat bijna mijn lijfdeun is – dat dwingen, ook jezelf dwingen, uit het fragmentarische leven is. In het fragmentarische leven heeft altijd het volgende in de zin, het fragmentarische leven kan zich niet bepalen tot dit moment.

En wie van jullie kan in alle oprechtheid zeggen: ik dwing mezelf niet? Het gaat niet om welk doel. Al zou je jezelf dwingen om onze lieve heer welgevallig te zijn, je dwingt! En dwingen is per definitie uit het fragmentarische leven.

Dit is het gebied waar we deze vijf dagen ons mee bezig zullen houden – ik althans. En jullie worden uitgenodigd daaraan mee te doen. En nu gaat het er eigenlijk om of dit wat ik gezegd heb, iets betekent voor jullie. Afgezien van of je mij een aardige of een onaardige man vindt, maar heeft het enige betekenis?

naar boven