De ban verbreken

Eefde mei 1987 | Zondagmiddag

Inleiding
[download]

We zijn geëindigd met twee mooie anekdotes uit het leven van Gurdjieff. En daar wilde ik eigenlijk nog een beetje op inhaken, want ze zijn zo simpel dat ze eigenlijk heel omvattend zijn.

De eerste is over Gurdjieff toen hij nog een kleine jongen was. Hij is geboren in de Kaukasus, een streek die, laten we zeggen, niet zo beroerd is geraakt door de ontwikkelingen die wij met z’n allen hebben doorgemaakt. Dat komt natuurlijk wel. In de Kaukasus was, zeker in die tijd, het magisch bewustzijn nog iets wat normaal aanwezig was – iets wat wij totaal verloren zijn.
Daar gaat dat eerste verhaal eigenlijk op terug, namelijk dat er een jongetje staat in het midden van een kring staat, die ze in het zand hebben getrokken. En dat jongetje meent dat hij niet uit die kring weg kan. Gurdjieff speelt daar en ziet dat en hij beseft – en dat is de eerste aanwijzing over de mens Gurdjieff – dat dat jongetje gevangen zit in iets wat niet bestaat, wat uitsluitend een teken is, een symbool. En hij loopt er doorheen en op een bepaald punt verbreekt hij [de ban], hij wist die getrokken cirkel uit en het jongetje is vrij.

Dus dat is het eerste teken van iemand die verbonden is, iemand die contact heeft met het totaal. En die daarom kan beseffen dat een ander afgesneden is. Want dat is namelijk het kenmerkende van dit verhaal, dat het een daad is van iemand die vanuit het totaal beseft dat iemand in de beperking, in de kring vastzit.

Het tweede voorval (wat Henk verteld heeft) is dat Gurdjieff – hij was toen al volwassen – in de bergen, in de wildernis, met een vriend ingesloten werd door een koppel honden.
Omdat ik zelf in de wildernis geweest ben, weet ik dat wat hij beschrijft inderdaad exact zo is. Dat is een groeps-, een roedel-instinct eigenlijk, van zulke beesten. Die ontdekken iets wat niet een directe prooi is, maar wat vreemd is – een mens is vreemd vanuit een roedel honden bekeken – en die trekken op die twee mannen aan.
En die vriend van hem grijpt naar het meest voor de hand liggende, namelijk zich verdedigen. Maar Gurdjieff is zich bewust van het feit welke machten in het spel zijn, namelijk die machten van prooi zoeken, zelfhandhaving, die daar in die roedel die daar om hen heen is, helemaal vertegenwoordigd is. En hij beseft ook heel goed – maar dat kan ook alleen maar weer iemand die contact heeft met het totaal – dat je daar niets tegen kunt beginnen. Althans niet met de middelen die daar ter beschikking zijn, die vriend van hem had een stok. Nou, dat is natuurlijk geen wapen waarmee je zoiets te lijf kunt. Maar hij was zich bovendien bewust dat hij tegenover een principe stond, het waren niet alleen die honden, het principe, het principe van zelfhandhaving, dáár stond hij tegenover. En daar moest hij hulp hebben vanuit een andere dimensie, namelijk vanuit de totaliteit – en dat werd dan in dit verhaal verpersoonlijkt door het vrouwtje dat langskwam en die honden wegriep.
Maar dat hij dus tegen die vriend zei: “Ga nou maar zitten, doe maar niets”, dan komt er namelijk verwondering, zo werkt dat, dan komt er verwondering: wat is dat…? Dat hebben wij in het gewone leven ook, als iemand niet volgens patroon reageert, staan we stil, zijn we verbaasd. Dat overkomt ons ook, wij zijn dan ook een roedel honden.
En daarvan maakte hij gebruik. En Henk vertelde inderdaad dat op het moment dat ze bewogen, zodat ze weer gelijkenis kregen met iets wat bekend was, kwamen die honden in actie, komen ze een beetje dichterbij.

Dus je ziet hier – daarom zijn het zulke mooie verhalen – helemaal het hele mechanisme waar we het nu eigenlijk over gehad hebben. Alleen, het verschil tussen ons en Gurdjieff is dat wij ons niet bewust zijn van in welke situatie we zijn.
En, ik zou haast zeggen: in antwoord op Loes haar opmerking[1]: wat ik nou probeer te doen – ik zeg niet dat het lukt, maar ik probeer het te doen – is jullie opmerkzaam te maken op de situatie waarin we zijn, de situatie van geen contact hebben, van uitsluitend in ons wereldje doorgaan. En natuurlijk, alles wat geen contact heeft, moet sterven. Sterven kan natuurlijk op vele manieren, dat is niet alleen dat je lichaam ophoudt, maar dat je geest niet meer verder kan en blijft ronddraaien.

Dat is eigenlijk waar ik het al die dagen over gehad heb, wat nu aan de hand van deze twee echte heel kernachtige verhalen misschien plotseling duidelijk wordt – duidelijk dat we in een denkbeeldige kring gevangen zijn.
En dat is het leuke van Loes haar opmerking, op een bepaalde manier verwachten wij dat het jongetje Gurdjieff door onze kring zal lopen, hem uit zal wissen en we vrij zullen zijn. Maar zo is het jammer genoeg niet. Het overkomt je wel eens, natuurlijk. Maar als je dan niet beseft wat het is, als je het alleen als een groot geschenk apprecieert en niet beseft dat dat het moment is dat je beseffen kunt, dan gaat het ook voorbij…
Maar je kúnt natuurlijk op zo’n moment beseffen: nu kan ik los.

En onze situatie is zo dat wij dat werk zelf moeten doen, wij moeten zelf die breuk maken in die kring. En wanneer doe je dat? Dat is nou het leuke, wanneer doe je dat, wanneer verbreek je dat – wanneer zou je het willen verbreken, laat ik het zo zeggen. Ja, op het moment dat je je bewust bent dat je in die kring gevangen bent. Op het moment dat je je bewust bent dat je in de kring gevangen bent, ben je al niet meer gevangen eigenlijk. Je moet alleen nog het werk doen om eruit te komen.

Nou, wat wij proberen te doen en wat eigenlijk de basis is, de diepste grond, van meditatie, is ons daarvan bewust worden. En dat doen we op allerlei manieren. En de meest directe is waarschijnlijk datgene wat Mantak en wat Greet aandraagt. Alleen, daar kun je weer in gaan leunen. Dat is wat ik ook altijd weer zie gebeuren, daar kun je in gaan leunen, dan kun je denken “oh, dat is een heerlijke oefening”. En je koppelt het los van je leven eigenlijk. Maar het zit er natuurlijk eigenlijk bij in. Het is het bewust worden van dat je lichaam meer is dan je tot nu toe beleefd hebt.
Ja, je beleeft dat ook alleen weer als je die oefening van harte doet, als je er dus niet over gaat denken. Als je niet denkt: oh, nu zal ik geen hoofdpijn meer hebben of, nou ja, noem maar op. Want dan werkt het niet, dan heb je het binnen de kring getrokken. Dan ben je binnen die denkbeeldige kring en dan werkt het niet.

Maar als je, zal ik maar zeggen, zo argeloos binnen stapt – veronderstel dat je nou helemaal niet bij deze verheven kring hoort waar wij in zitten, maar dat je hier zo binnenstapt en meedoet met die oefeningen van Greet. Dan kan het je best overkomen dat je opeens merkt: hé, dat is heel anders dan ik ken. En als je er dan echt blij mee bent – dus dan niet denkt: oh, dat moet ik vasthouden, morgen weer… – maar gewoon alleen maar blij mee bent, dan kan het onderbewust, zonder dat je erover werkt, doorwerken. En dan ga je merken dat je eigenlijk je hele leven anders gaat ervaren, alle dingen zoals je dacht dat ze waren, die zijn eigenlijk heel anders.

Maar jammer genoeg zijn wij niet in de positie van die argeloze binnendrentelaar, die hier zijn verlichting krijgt. Wij zijn allemaal heel ernstig bezig en we weten die oefeningen al. We weten ook wat ze kunnen doen. Maar we hebben we gewoontegetrouw – maar dat hebben we niet gemerkt, dat is het verraderlijke, dat hebben we niet gemerkt – binnen de kring getrokken. Ja, en dan is het verhaaltje uit…

Dus de vraag is eigenlijk in deze twee dagen die we nou met elkaar hebben opgetrokken, steeds weer: hoe kunnen we doen, zonder het binnen het bekende te trekken. Want als we het binnen het bekende trekken, dan vervalsen we het.
Daar heb ik het al die tijd over gehad, hoe dat komt dat wij het binnen het bekende trekken, waarom we dat doen. En hoe dieper je je daarvan bewust wordt, hoe meer je gaat opmerken dat je dat doet. Dus dan kom je in de positie van het op te merken dat jij in de kring staat.
Daar heb ik het voordien over gehad, dat is óók weer onbewust: we bevestigen die kring aldoor, we bevestigen onze eigen gevangenschap aldoor, doordat we steeds op dezelfde manier soortgelijke situaties beleven.

Nu is het waarschijnlijk helemaal duidelijk, dat is de situatie waar we ons in bevinden. En dan gaat het er eigenlijk om, dat voor jezelf steeds duidelijker op te merken. Om het zó dichtbij te hebben, zo direct te hebben, dat je er niet meer tussenuit komt… En dan is het voorbij.

En dan zeg ik daarbij: natuurlijk heb je een erfenis. Dat is al die tijd dat je in de kring geleefd hebt. Die is er gewoon. Natuurlijk speelt die op, die komt terug. Maar als je één keer er helemaal doorheen bent gegaan, eruit bent gelopen, de totaliteit hebt gevoeld waar je deel van bent, dan kun je dat nooit meer vergeten. En dan zul je vanzelf in elke situatie proberen weer contact te krijgen met de werkelijkheid van de kring, die je zelf gebouwd hebt. En dan kun je hem elke keer opnieuw verbreken.
Zo is het mechanisme. Dat is het proces waar we allemaal mee bezig zijn.

Goed, dat is duidelijk, neem ik aan.
Wat hebben we daarvoor nodig, om dat hele felle, directe contact te hebben? Daarvoor hebben we nodig: energie en aandacht.
Aandacht is de hoofdrolspeler. Als je echte aandacht hebt, krijg je ook energie. Zonder oefening (Eva heeft het nog eens beleefd na het symposium, toen we dat gesprek hadden). Dus aandacht is de hoofdrolspeler. Maar die moet wel kunnen functioneren en daarvoor heeft hij energie nodig. Maar als die aandacht héél intens is – dat is eigenlijk wat Krishnamurti altijd zegt – krijg je energie. Dat is zo, dat is gewoon een feit.

Maar dat is een vicieuze cirkel natuurlijk, hoe heb je die aandacht? De aandacht van ons allemaal is altijd verknoeid, verdeeld, gefragmenteerd. Daar heb ik heel lang bij stilgestaan. En daarom moeten wij oefeningen doen, om die energie sec op gang te brengen. d\dat we hem voelen kunnen, dat we hem ervaren kunnen. Als we dan die niet-onverdeelde, die verdeelde aandacht, gedurende een kort moment kunnen opbrengen, kan hij zo gevuld worden met energie, dat die tot die intensiteit komt die eigenlijke aandacht is.

En als die aandacht er is, dan breek je door alles heen, zonder moeite. Echt zonder moeite. Ik wou dat jullie dat echt onthielden: zonder moeite. Dat is niet dramatisch. Het gaat vanzelf. Het is iets lieflijks. Net als een windzuchtje in de zomer als het heel heet is, even een kleine verkoeling. Zo gaat dat. Zo, ja, vanzelf. Dat is niet spectaculair, dat komt. Het is niet voor niks dat Krishnamurti altijd dat beeld gebruikt van die deur die toevallig openstaat en het onbekende komt binnen. Het is niet te pakken. Het is iets van het tijdloze, het is iets lieflijks. Het komt langs en de deur staat open en het komt binnen.

Dus wat moet gebeuren is niet alleen die kring, maar die deur moet bij ons openstaan. En die deur is niet anders dan een mogelijkheid. Het is dus niet iets wat pakt, wat uitgaat naar. Dat is ook zo duidelijk in dat beeld van die openstaande deur. Het is niet iets wat trekt, of grijpt, of ergens op uit is. Het is alleen … open. En nu kán het gebeuren – het is niet gezegd dat het gebeurt, want het is alleen maar dat hij open staat. Maar mocht het zo zijn, dan komt het binnen.

Dus daar geldt niets van al onze denkconstructies, van als ik nou dit doe, dan gaat er dat gebeuren, en als ik dat doe, dan gaat er dat gebeuren en als ik nou maar braaf doe, dan komt het wel. Niets van die logische opbouw, niets van causaliteit, niets daarvan. Uitsluitend die bereidheid om te ontvangen, zonder je daar gedachten over te maken.

En we zien het op alle niveau’s. Als je aan de grote ontdekkingen denkt, Einstein, Gaus, Planck, Bohr, allemaal vertellen ze hetzelfde – de flits, zonder aanleiding eigenlijk. Alleen, zij hadden wel het arsenaal ter beschikking waar die flits dus vruchtbaar in verwerkt kon worden. Maar het moment zelf …
Het is dus niet zo, wat mensen vaak denken, dat zo’n ontdekking, dat het iets is van een opbouw, een logische opbouw, stap voor stap. Dat is helemaal niet waar. Het is er plotseling. Nou, dat.
Maar wat moeizaam is, wat zweetdruppels kost, dat is de verwerkelijking van dat wat je gewordt. Einstein heeft er vele jaren voor nodig gehad om zijn flits op te zetten in een formule, die door collega’s begrepen kon worden. Dat is het lange werk.

Maar als je dat even begrepen hebt, dan begrijp je ook dat je dus niet daar tegenaan kunt met alles waarmee je anders werkt.
Maar wat je kunt begrijpen is het proces. En daarom ben ik met jullie bezig, en zijn jullie bezig. Dat je het proces zoals het werkt, helemaal begrijpt. Dan kun je op een intelligente manier op jezelf ingaan, dan kun je jezelf als het ware tegenkomen in je dagelijkse situatie. Dan neem je namelijk, zonder dat je dat nou persé moedwillig gaat doen, de tijd om de dingen waar te nemen. Dan ben je niet aldoor uit op een verlichtingsmoment, maar dan is alles in het leven eigenlijk belangrijk. Maar ook alles. Dan openbaart zich in de kleinste dingen, dat hele bijzondere.
Want dat hebben wij dan ook nog gedaan, wij hebben dat bijzondere zo’n bijzondere plek gegeven, dat in driekwart van ons leven – misschien wel negentiende van ons leven – kan het niet plaatshebben. Want daar zijn we gedachteloos, daar hebben we geen aandacht. Nou ja, dat is dan in de vijfdaagse, of terwijl ik op mijn bankje zit of terwijl gekke Maarten praat, misschien. Maar het is natuurlijk ook zo als je naar een boom kijkt, als je een mens ontmoet, als je je eitje opeet, als je een plasje doet, als je het eten toebereidt, met al die dingen is het aanwezig. En als dat hele proces je duidelijk wordt, dan ga je vanzelf, zonder enige dwang, zonder dat je iets hoeft voor te nemen, ga je anders leven. Dat is toch duidelijk.

Ik herinner me nog, ik was toen een jongen van 21 jaar, een snotneus eigenlijk, dat Krishnamurti op een bepaald moment dat een vrouw die een heel dramatisch verhaal over haar leven had – en daar in klonk eigenlijk een geweldig verwijt in door – een verwijt aan het leven, niet aan speciale mensen, maar aan het leven – dat hij doen alleen maar heel kort zei: “Madame, don’t divide.” Scheidt niet, scheid jezelf niet af van het totaal. Hij heeft niet meer gezegd dan dat.
Dat zinnetje heeft me mijn hele leven begeleid. En zo’n kleinigheid opent opeens een hele wereld… Dat je merkt wat je aan het doen bent, wat je aldoor maar aan het doen bent. Nou ja, wat is een jongen van 21, nog een idealist ook, wat is dat nou… Die kan dat dus toch opnemen, dat kan binnenkomen. Het hoeft maar een heel klein korreltje te zijn en dan is het gebeurd.
Nou mensen. Dan zijn we op de plek. En nu jullie.

naar boven

Gesprek (fragment)

– A.: Je zei vanmorgen dat er die momenten kunnen zijn dat we even los zijn, maar dat we, zoals we zijn, toch dat koeliewerk zullen moeten doen.
– Maarten: ja.
– A.: Ik heb me zitten afvragen of er de mogelijkheid is dat er mensen zijn die van nature die aandacht hebben, waar wij al dat werk voor moeten doen.
– Maarten: Daar merk je nooit iets van, van die mensen.
– A.: Die zijn er wel, maar dat merk je niet.
– Maarten: Die merk je niet. Het zijn altijd de mensen die zich er echt voor hebben moeten inzetten, die de moeite hebben gedaan en die dat hele proces bewust hebben doorgemaakt, wat ik nu aldoor beschreven heb, die hebben ook de behoefte om het door te geven. Maar ‘de beminden die het in de slaap ontvangen’, zoals het in de bijbel staat, ja, die zijn er, natuurlijk. Dat zijn de dertien onzichtbare redders uit de oude joodse traditie, die de wereld in gang houden.
– A.: En ze delen er niet over mee??
– Maarten: Waarom zouden ze, ze leven erin…


[1] Zie het gesprek van zondagmorgen. 

naar boven