Een boek wat ‘Jij’ heet

Eefde mei 1987 | Woensdagmorgen

Inleiding
[download]

We hebben zo geleidelijk aan in deze vijf dagen verre kusten gezien, we zijn ook heel dicht bij huis geweest. En je vraagt je af: is daar nou een lijn in te ontdekken, is daar een hoofdmotief in te ontdekken, in die reis die we gemaakt hebben.

Dan is misschien het meest kernachtige gezegd dat je steeds duidelijker gaat beseffen dat het er om gaat naar jezelf te kunnen luisteren, jezelf op te merken. Jezelf niet als een automatische aanwezigheid te aanvaarden, die nou een keer zus en zo in elkaar zit. Maar de idee te hebben dat jij iets in wording bent, dat jij dus kunt veranderen, dat jij misschien iets heel anders bent dan je tot nu toe van jezelf hebt meegemaakt.
Dat is één.

En het andere is dat je de mythe – want dat is een mythe – moet loslaten dat je je verleden met een knopje omdraaien teniet kunt doen. Het verleden dat werkt door, het werkt door in al je handelingen, het werkt door in al je gedachten. 

Maar wanneer je écht beseft dat een wezenlijke verandering alleen maar tot stand kan komen doordat je naar jezelf kunt luisteren, dan zul je daar ook echt wel moeite voor willen doen. Niet moeite in de zin van een of andere oefening, maar van een houding waarin je nader tot jezelf kunt komen. Waarin je niet bij voorbaat iets van jezelf verlangt, van jezelf wilt, van jezelf verwacht, van jezelf eist – het hangt van je temperament af wat je kiest van deze woorden. Of dat je,  dat doen heel veel mensen, naar een voorbeeld van een ander wilt leven. Iemand is zo en zo, jij wilt ook zo worden.  Dat is de grootste gekkigheid die je ook maar verzinnen kunt, dan ben je echt verloren. Want dat gaat niet. Jij bent jij. Het enige wat gebeuren kan, is dat je jezelf zoals je bent leert beseffen; dat je je daden, je gedachten, je gevoelens, zo leert kennen dat je erin thuis bent, dat je ze niet afwijst.
De meeste mensen zijn zich echt niet bewust dat ze altijd iets voelen en vinden dat ze iets anders moeten voelen. Ik ken geen gesprek met één van jullie, waarin dat niet voorkomt. Ons onvermogen om te accepteren, ons onvermogen om rustig te luisteren naar wie we zijn. En dan niet tegelijk als een frik er bovenop te springen en te zeggen: ja, dat moet anders! Dat doen we altijd.
Het hangt samen met de hele structuur van altijd bezig zijn – waar we het ook heel uitvoerig over gehad hebben – maar het mondt hierin uit: dat we eigenlijk niet bereid zijn om naar onszelf te luisteren.
En dat we in een oefening ook altijd willen weten waar het op uit loopt. Dat we niet bereid zijn de oefening tijdens het oefenen alleen maar te ervaren… Niet aldoor in ons hoofd te zitten van ‘ik moet zus, ik moet zo, dat heeft die gezegd, dat heb ik daar gezien’. Te voelen hoe je bijvoorbeeld zit. En aan de hand van wat je ervaart een kleine verandering aan te brengen en te kijken wat dat is. Dan niet je weer te herinneren van ‘oh, maar die heeft gezegd voor, achter, je zitbeentjes…’ Weet ik wat.

Want zo leven we de hele dag door, dat is niet alleen op het bankje. Aan de ene kant zijn lessen een weldaad, en aan de andere kant zijn lessen haast een misdaad, zoals wij ermee omgaan. Want we doen niets anders dan accumuleren wat daar gezegd is, wat daar bedoeld is, en ons proberen daaraan te conformeren. Daarom ben ik altijd al blij als iemand op een bepaald moment uit z’n vel barst en zegt: nou, je ziet het maar… Want dat is dan tenminste een regelrechte verbinding van jezelf naar wat er gebeurt.
Maar ja, ik bedoel zo’n uitbarsting is natuurlijk niet het einde. Dan heb je een keer gemerkt hoe je jezelf altijd maar weer in de klem zet. 

Maar het gaat om dat vermogen om rustig, stil naar jezelf te luisteren. Dat vermogen zul je moeten ontwikkelen. En als je het een beetje ontwikkeld hebt, dan merk je – daar hebben we het gisteren over gehad – dat je daarvoor veel alleen moet zijn. Want anders blijf je in het dolhuis zitten – de maatschappij is een dolhuis, dat is duidelijk. Dus je zult in die tijden die je aan jezelf hebt – en gelukkig hebben wij nog wel tijden aan onszelf – moeten oefenen in het luisteren naar jezelf, in het gadeslaan van jezelf, in het opmerken van jezelf.
En dat betekent niet alleen dat je naar je eigen bewegingen kijkt, maar dat probeert bewust te worden van hoe je erváárt, hoe de dingen op je toekomen. En als ik dat zo zeg: hoe de dingen op je toekomen, dan denk ik dat jullie allemaal denken, ja, hoe die dingen zijn. Maar wat ik bedoel dat is hoe je merkt aan jezelf dat jij ingaat op die dingen die op je toekomen. Dat bedoel ik.

Wij zijn zo gewend om alles wat ons overkomt altijd buiten ons te plaatsen, dat doen we altijd. En als we willen weten, dan is het ook iets buiten ons. Iemand die naar zichzelf luistert, die is niet meer uit op weten, die is uit op ervaren. En ervaren is iets anders dan weten. Zoals inzicht iets anders is dan kennis. Kennis kun je overdragen, inzicht kun je alleen maar krijgen, doordat je de rust en de bescheidenheid hebt om het tot je te laten komen. 

Je kunt nooit inzicht krijgen door te grijpen. Je kunt het ook niet uit een boek krijgen of van een leraar krijgen. Inzicht groeit in jezelf, als je op de juiste wijze leeft. En van op de juiste wijze leven kun je, ja, iets van leren van een ander. Maar dat is ook het allerlaatste, meer kan niet. Je kunt alleen maar door op een verstandige manier te leven, jezelf in de gelegenheid stellen in een positie te komen dat je op jezelf in kunt gaan. Dat wil zeggen, dat het aan jezelf duidelijk wordt hoe je in het leven staat.
En dat je dat belangrijk genoeg vindt om er niks aan te doen, niet aan te corrigeren, niet aan te heisteren, niet aan te trekken, te duwen, niks… Door erbij te blijven en het zich langzaamaan aan je te laten ontvouwen.
Want het is zo dat als jij de moed en de kracht hebt om erbij te zijn zonder er iets aan te doen, dan ontvouwt het zich. En daar gaat het om. Dat is een boek wat nog niet bestaat, een boek dat ‘jij’ heet. En dat jij ook alleen maar lezen kunt, niet een ander.

Dat je langzamerhand de smaak, de geur, de schoonheid leert ervaren van dat stille gewaarzijn van jezelf, wat nooit alleen maar jezelf is, maar tevens altijd de wereld is. Als je gewaar bent, dan ben je open, dan kan alles binnenkomen. En dan wordt het ook duidelijk. Dan wordt het duidelijk dat jij in verband bent met, dat jij een positie inneemt in een totaal. En dat jouw waarde is gelegen in die speciale positie die jij inneemt in het geheel. 

En dan kun je al die onzin van dat ‘ik’ wat gedood moet worden, rustig naast je neer leggen. Dat is een misverstand, dat ‘ik’ hoeft helemaal niet dood. Daar hebben we nou zoveel miljarden jaren over gedaan om tot dat levensverschijnsel te komen wat we mens noemen, en nou zouden wij het willen doden. Dat moet je niet doen. Het moet alleen zijn plaats kennen. Het moet weten waar het hoort, wat het kan. 

De evolutie heeft zich voltrokken via eindeloze weerstand. En de mens is in staat om die weerstand op te heffen. Om dus de evolutie de volle gelegenheid te geven, doordat hij zichzelf tussen haakjes zet. Dat hij ziet dat hij iets is in wording, wat door een verhoogd zelfbewustzijn voort kan gaan. Wat geen logische stap is uit het verleden naar de toekomst, maar wat iets totaal nieuws is.
Dat is ook een van die misverstanden. De topwetenschap heeft dat nu al afgeschaft, maar de meeste mensen zitten nog met het idee van stapje voor stapje. Mensen, dat is gewoon onzin. Wat ontstaan moet is totaal nieuw, dat is totaal anders. Daar kun je dus ook geen denkbeelden over hebben hoe dat eruit zal zien. Dat weten die topgeleerden nu ook al. We kunnen heel veel leren op het ogenblik van de nieuwe fysica op dit punt. Het is niet op een of andere manier een causale voortzetting, het is iets nieuws wat ontstaat.
Wat een causale voortzetting is, dat is de slapende mens, die zet zich voort. En die is ook het best voorspelbaar. Astrologen kunnen het beste overweg met mensen die in slaap zijn. Want dat is voorspelbaar, als je dan zus doet, gaat dat zo.
Maar mensen die wezenlijk bezig zijn, zijn niet voorspelbaar meer, daar kan iets heel nieuws ontstaan.
En meditatie is die intensiteit van leven, waarin dat nieuwe kan ontstaan, waarin die sprong zich kan voltrekken. En niet omdat jij dat zo vreselijk graag wilt, omdat je je wil er achter zet, of omdat je zo vreselijk goed oefent, of omdat je zulke clevere hersens hebt, maar omdat jij bereid bent om alles op je in te laten werken. En daarin natuurlijk je eigen reacties te herkennen. We hebben natuurlijk, zoals we zijn, op alles wat zich voordoet reacties. Natuurlijk, dat is zo. Maar ook die reacties op te merken en ze vriendelijk terzijde te schuiven. Want ze zijn uit de verleden tijd, ze zijn niet van nu. Ze zijn een reactie op iets wat al niet meer bestaat. Dat is heel gek, maar zo is het. We leven in reacties op dingen die er allang niet meer zijn. En waar het om gaat is te antwoorden op wat er nu is. En dat kun je niet met die oude mens. Die oude mens is getraind om te antwoorden op iets wat er niet meer is. Daar is die oude mens op getraind. 

En daarom schrikken we ook heel vaak, want dan doen we iets wat helemaal niet kan…
Nou overkomt je iets heel ergs – op zo’n vijfdaagse kom je natuurlijk allerlei extreme dingen tegen in gesprekken. Nou is er iets wat heel erg is wat er gebeurd is, wat doe je daar nou mee?

Dat is van belang, wat doe je daar dan mee. Ga je de oorzaak ervan opzoeken? Ga je jezelf zondig voelen? Ga je jezelf voornemen om het niet meer te doen? Ga je aan iemand beloven: ik zal het niet meer doen… Kijk je naar voorbeelden die het anders hebben gedaan? – wat ik nu opnoem is wat er het meeste gebeurt.
O
f besef je dat dat gebeurd is omdat je in slaap was…

Als je het laatste beseft, dan is het duidelijk wat er gebeuren moet: je moet wakker worden. Dus je bent weg van het gejeremieer over wat er gebeurd is, daar ben je van weg. Dat is gebeurd. Jij hebt het gedaan.
En je beseft ook dat dat kon omdat jij in slaap was. Dus je moet wakker worden. En niet alleen voor dát, maar voor altijd, voor alles, wat er gebeurt, nu, op dit moment.

En je merkt, met het jezelf voornemen ‘ja, ik moet wakker worden’, zet je al onmiddellijk wat in. Dan doe je juist dat wat nou niet gebeuren moet. Je moet uitsluitend gevoelig worden, open, aandachtig, kunnen luisteren. Dat is wakker zijn. Dus je bent weer terug bij waar het om gaat: dat je inziet dat je niet wilsmatig zelfs dit allergrootste – namelijk wakker worden – kunt afdwingen. Dat het steeds weer dat ene is: dat je er gevoel voor krijgt, besef voor krijgt, wat het is om wakker te zijn, om zorgvuldig te zijn, om de tijd te nemen voor alles wat jou aangaat.
En zeker de tijd te nemen voor de dingen waar je je aan ergert, waar je bang voor bent. Dat betekent er niet over te gaan zitten denken, maar er ruimte voor in jezelf maken. Want zoals je gebouwd bent, maak je voor dingen die je vervelend vindt, nooit ruimte. Die doe je buiten de deur, dat is je manier… En je beseft niet dat wat je buiten de deur doet, komt door de achterdeur binnen, in andere gedaante.

Dus dat besef dat er maar één mogelijkheid is, en dat is dat je toelaat, dat je het laat komen, dat je niets, niets daarvoor zet, van ‘ja, het mag komen, máár…’
Dat doen we meestal, het mag komen, maar... En dan, vul maar in.
Maar dat je inziet: ja het enige mogelijke is … het toelaten. En voelen wat het doet. En dat voelen uitbreiden, zodat je niet meer afgeleid bent. 

Want dat is de tweede grote tegenstander, de grote hinderaar, dat we midden in zo’n proces – er komt een telefoontje of er komt iemand aanwaaien, en we zijn afgeleid. Nee, beseffen dat je dat ook beschermen moet, dat je zo’n proces in jezelf moet beschermen. Dat je daar niet als een kind gewoon kunt zeggen: oh, nou komt die binnen – hupsakee, weg proces. Je moet er echt volwassen mee omgaan, je moet er de tijd voor nemen, daar moet je je leven voor inrichten. Dat is nodig, zeker in deze maatschappij waar wij in leven, waar van je verwacht wordt dat je 24 uur per dag ter beschikking bent van Jan, Piet, Klaas en Gerrit of van allerlei flauwekul. Daar moet je echt maatregelen voor nemen.

Je zult je leven zo moeten inrichten dat er tijd is, echt gewoon klokkentijd. Om hiermee bezig te zijn, om te merken wat er in jezelf allemaal plaatsheeft. Want je moet zo ontzettend veel verwerken, je krijgt zo ontzettend veel indrukken binnen en zoveel meningen en zoveel sores, dat moet verwerkt worden.
Wij zijn altijd zo verbaasd dat we het zo moeilijk hebben, maar we doen niets anders dan de sores die aldoor maar komt, die slikken we maar in en we laten het niet verteren, onverteerd, hupsakee, gaat het in het onderbewustzijn en strakjes komt het in een of andere vorm naar boven, die we niet meer ontdekken. En dan zijn we hoogst verbaasd… Dat hebben we ons hele leven gedaan.

En intussen willen we weten en we willen nog meer weten en we willen nog meer weten… Maar verwerken? Nee hoor, dat doen we niet. We denken nog altijd: als we nou maar voldoende weten, dan is het wel over, dan weten we het.
Echt mensen, het is niet zo. Dat wat je tegenkomt, zul je moeten verwerken. Verwerken betekent er wijs mee omgaan, je leven inrichten dat je het kúnt verwerken. Dat is geen luxe, dat is bittere noodzaak, om de tijd te nemen om te verwerken…
Als je dat niet doet, dan blijf je door razen, dan blijf je in cirkels lopen. Er is een kans dat als je de tijd neemt, en dan ook het gevoel hebt van ‘laat nu maar komen …’ Want je kunt het nog niet in het gewone leven. Dat kun je wél op den duur, in het gewone leven zoals het binnenkomt verwerken. Dan ben je altijd schoon. 

Maar daar is een tussenfase. Die tussenfase is dat je jezelf de gelegenheid schept om te verwerken. Dat kun je op allerlei manieren doen, je kunt op een bankje gaan zitten, je kunt op een kussen gaan zitten, je kunt een energie-oefening doen.
Als je een energie-oefening doet, op dat moment zit je niet te leuteren in je hoofd, ervaar je wat, dus je bent een beetje stil. Die stilte die kun je gebruiken – ook in ademoefeningen – om jezelf in de juiste positie te brengen om te verwerken. 

Dat is dus niet met problemen bezig zijn. Ik hoop dat jullie dat snappen, dat is het niet. Het is alles zo wat er in je is zo’n beetje tot je door laten dringen. Als je met een probleem bezig bent, als je daar aan het knabbelen bent aan een probleem, dan ben je gesloten. Dat gaat niet. Ik denk dat we soms een leven lang moeten knabbelen, om te ontdekken dat het zo niet gaat. Ik zeg dat nu zo snel, maar er zijn mensen die moeten gewoon nog een tijdlang knabbelen, misschien tot hun negentigste, om te ontdekken dat het zo niet gaat. Maar toch.

Als je nou geleidelijk aan een beetje gevoel gekregen hebt voor waar het om gaat – het hoeft maar een klein beetje te zijn – dan is het niet zo’n grote stap om in je leven heel bewust tijd vrij te maken voor dat verwerken. De oogst daarvan is ongelooflijk groot. Dat gaat tot de kleinste dingen door.
Je gaat zelfs beseffen dat in een oefening, wat voor oefening het ook is, of het nou een houdingsoefening is, een ademoefening, het erom gaat om dat luisterende aspect daarin te bewaren. Zodat je niet meer op iets uit bent. Dat terwijl je het doet, je gaat begrijpen, terwijl je het doet, besef je wat er gebeurt en wat je daaraan kunt doen. Want als je dan voelt, ja, het is eigenlijk, nee, het is niet goed… Dat is al een begin van luisteren, dat hoeft dan Greet[1] of ik niet te zeggen. Dat voel je dan zelf, nee, dat zit niet goed. En dan proberen te ontdekken wat je daaraan kunt doen.
Dat is nou een heel simpel voorbeeld, maar dat is eigenlijk met alles in het leven. 

Dus je hebt geen model voor je. Je hebt geen voorbeeld, je hebt geen aanwijzing, je hebt alleen je eigen ervaring. En als je daar wijs mee omgaat, als je die ervaring zijn gang laat gaan – niet halfweg of, nou ja, het is nog niet uitgesproken of je bent er al mee bezig. Dan is die ervaring verloren. Die ervaring kan alleen maar werken als jij hem toelaat, steeds meer.
En dat toelaten hangt samen met ontspanning, hangt samen met ervan uitgaat dat het niet boosaardig is wat je overkomt. Dat het iets heel natuurlijks is, iets wat de moeite waard is. Het is niet iets vijandigs. Dat je die kramp loslaat, van ‘zal ik er niet in verloren gaan, zal het me niet aanranden, zal ik niet…’ Afijn, vul maar in.
Zo zijn we gewoonlijk, hoor. Je beseft het misschien niet, maar zo zijn we gewoonlijk. 

Die ervaring wil je eigenlijk niet helemaal toelaten. Je wilt een hulpmiddel, een aanwijzing,een uitspraak, een voorbeeld. Maar dat je het laat komen en dat je voorzichtig voelt waar het naartoe gaat, wat het in je teweeg brengt… En dat je dat door laat gaan, dat het thuis kan komen, dat het helemaal bij je binnen kan komen. Dan kan het werken.
Dus dan ben je niet meer bezig met te vragen: is het nou waar, is het nou niet waar, is het zus, is het zo…
Als je daarin zit, krijgt die ervaring geen gelegenheid om door te dringen.

Wij leven alsof we van te voren verzekerd willen zijn dat wat op ons toekomt goed is. Maar dat betekent dat we aldoor in wantrouwen leven. Een ervaring kan alleen maar werken als hij helemaal bij je kan komen. Wanneer jij hem toelaat. Zelfs uitnodigt. Dat je zegt: ja, kom maar, ik heb nog geen idee over je, ik weet nog niet wie je bent, kom maar…
Dan kan een ervaring iets in jou veranderen, onvoorspelbaar wat. 

Dat is heel moeilijk. Willen we ook niet, onvoorspelbaar, foei toch. Er is ons toch altijd voorgehouden dat alles voorspelbaar moest zijn. Dat we toch steeds betere mensen zouden worden, een betere wereld, meer beheersbaar. Dat is ons toch voorgehouden…
Maar echte ervaring is onvoorspelbaar. Waar je zult uitkomen, is onvoorspelbaar. Maar dat is het enige waar het op aan komt: dat je onvoorspelbaar verandert, dat het nieuwe een kans krijgt, het nieuwe wat niet van het verleden is. Een nieuw kind, wat nog de hele weg kan gaan. En waarbij jij bij de geboorte niet al direct allerlei maatstaven aanlegt. Waarin je het laat opgroeien. Jij begeleidt dat.
Zo is het ook met een ervaring. Jij beschermt het ook. Je beschermt het dan voor jezelf, want jij bent degene die daar altijd op inhakt, op allerlei manieren. En je weet waar het uit voortkomt, dat heb je nu geleidelijk aan geleerd, dat inhakken. Je weet, het hoort erbij, maar je beseft het ook dat je het doet. Dan is het niet meer schadelijk, je weet dat dat van de verleden tijd is. 

En zo komt, als iets lieflijks, de ervaring in je tot ontwikkeling. Die groeit in jou. En daar is niets aan te wensen en te veranderen. Het heeft zijn eigen waarde. Het heeft zijn eigen identiteit. En jij groeit mee met die indentiteit van de ervaring.
Dat is wat gebeuren moet en wat voor ons allemaal is weggelegd, zonder uitzondering.
Het enige wat nodig is, is dat je beseft wat leven is, wie jij bent en hoe je jezelf los kunt laten. Hoe je al die oude troep los kunt laten. Vrijwillig. Uit inzicht.
Oké.


[1] Greet Wicart gaf van 1992 tot 2006 de lichaamsbewustmaking-oefeningen tijdens de meerdaagse sessies van Maarten Houtman.

naar boven