De liefelijke geur van meditatie

Toespraak v/d maand oktober 2020
Eefde mei 1985 | Zaterdagmorgen

Voorafgaand aan zijn inleiding, las Maarten Houtman onderstaande passage voor uit Krishnamurti’s ‘Dagboek’.

Brockwood Park, Hampshire, 14 september 1973
Laatst, terugkomend van een flinke wandeling langs velden en bossen, liepen we door het bos in de buurt van het grote witte huis. Het bos binnengaand, via de overstap, kreeg je dadelijk een sterk gevoel van vrede en stilte. Er was niets dat bewoog. Het leek heiligschennis er te lopen, de grond te betreden; het was profaan te praten, zelfs om adem te halen. De grote roodhoutbomen waren volkomen stil; de Amerikaanse Indianen noemen ze ‘de stillen’ en ze waren ook werkelijk stil. Zelfs de hond joeg niet achter de hazen aan. Je stond stil, had nauwelijks de moed adem te halen; je voelde je een indringer, want je had gebabbeld en gelachen en het betreden van dit bos zonder te weten wat je zou aantreffen, was een verrassing en een schok, een schok van een onverwachte zegening. Het hart sloeg minder snel, sprakeloos van het wonderbaarlijke ervan. Het was het middelpunt van deze hele plek.
Steeds als je het nu binnengaat is er die schoonheid, die stilte, die vreemde stilte. Kom wanneer je wilt en het zal er zijn, vol, rijk en onbenoembaar.
Elke vorm van bewuste meditatie is niet echt: het kan nooit echt zijn. Bewust proberen te mediteren is geen meditatie. Het moet gebeuren, het kan niet worden opgeroepen. Meditatie is geen spel van de geest, geen verlangen of plezier. Elke poging om te mediteren is de ontkenning ervan. Wees je slechts bewust van wat je denkt en doet, en niets anders. Het zien, het horen is het doen, zonder straf of beloning. Het vermogen om te doen schuilt in het vermogen te zien, te horen. Elke vorm van meditatie leidt onvermijdelijk tot begoocheling, illusie, want begeerte maakt blind.
Het was een heerlijke avond en het zachte lentelicht bedekte de aarde.
Uit: J. Krishnamurti, ‘Dagboek’,  Ankh Hermes, 1982.
Inleiding
[download]

Dat is dus waar we aldoor omheen kringen: hoe kun je mediteren zonder bedoeling. Hoe kun je doen zonder begeerte. Hoe kun je kijken en alleen maar toelaten. Hoe kun je horen en alleen maar doordrongen worden.
Dat is het hele mechanisme, in die paar regeltjes is dat neergelegd. En daar is een heleboel heisa over, over die paar regeltjes, zeker in het kamp van de mensen die denken dat je meditatie kunt dwingen.

En je vraagt je echt af, wat wij hier doen, dat is georganiseerd, nietwaar, we hebben afgesproken om hier te komen, we hebben een dagindeling, we doen allerlei dingen. En dat heeft een bedoeling, dat is duidelijk.
En hoe verhoudt zich dat met die ‘liefelijke geur van meditatie’, zoals Krishnamurti dat aanduidt – wat even ongrijpbaar is als de wind, even onvoorspelbaar als het weer en de gedachten van een ander.

Ik denk dat het heel belangrijk is dat je de draagwijdte voelt in je hart van wat hier bedoeld wordt. Dat je ophoudt je eigen monoloog voort te zetten die ieder van ons natuurlijk heeft. En dat je je opent voor al dat andere wat er ook is.
Dat is nu juist onze moeilijkheid. Want het is duidelijk, als je iets organiseert en iets reglementeert, dan zit het erin dat het sterft. Of dat het een prestatie wordt, dat is precies hetzelfde. Of dat het een bekende ervaring wordt. Dat is ook hetzelfde.

Als je dit wat ik probeer aan te duiden goed begrijpt, dan is ‘zitten’ een kunst. Dan betekent zitten eigenlijk: jezelf de gelegenheid schenken om geconfronteerd te worden met het totaal van jezelf. En als zodanig gaat zitten verder en dieper dan een van de bewegingskunsten. Maar je hebt ze wel nodig, zoals je zitten ook weer nodig hebt om die vrijheid van het waarnemen mogelijk te maken – niet te krijgen, maar mogelijk te maken.

Wat we aldoor doen zijn alle voorstadia. Maar als je goed begrijpt dat het voorstadia zijn, dan maak je er ook nooit een punt van, dan ben je alleen geïnteresseerd in de werking – wat ik heel aan het begin zei van deze vijfdaagse – dan ga je je interesseren in de werking. Hoe werkt het?
Dat is een totaal andere benadering dan wanneer je er langs een omweg iets mee bereikt, of bereiken wilt.

Het zou natuurlijk veel eenvoudiger zijn als ons bewustzijn niet was zoals het is. Als we inderdaad in staat waren een ander te horen, een ander te zien, een ander te ervaren. Wanneer dat niet via die omweg moest van onze eigen monoloog, die voortdurend op de voorgrond is.
Met die oefeningen van Greet hebben we even iets kunnen speuren, heel flauw, van wat het betekent als de bekende dingen wegvallen, de bekende overdracht wegvalt en je aangewezen bent op een nieuwe overdracht. En je verbaast je dan. Maar eigenlijk is dit waar het om draait, dat je jezelf in de gelegenheid stelt om dat steeds opnieuw te ervaren. 

En dat is heel ingrijpend. Dat betekent eigenlijk dat je niemand, ook mensen die je al jaren kent, ként. Je kent de gewoontes, je kent de afwijkingen, je kent de irritaties. Dat is duidelijk. Maar die mens die eronder is, die ken je niet.
En dat bewust houden. Niet erin glijden dat je wel weet hoe dat is bij Jan.

Als je dit écht begrijpt, dan begrijp je ook dat je spaarzaam moet zijn met wat je tot je neemt. Wij nemen in het algemeen zoveel tot ons, dat we overvoerd zijn en dat onze eigenlijke vermogen om te ontdekken, om op te merken, om ons te geven, verloren is gegaan.
En we doen niet anders dan vergelijken, wat de één doet en wat de ander doet, wat de één zegt en wat de ander zegt, en we horen onszelf niet. En wat we verdedigen in de wereld, dat is een armzalig klein stukje – buiten ons vege lijf, wat een duidelijke zaak is, is het overgrote deel van wat we verdedigen een armzalig iets.
En al die tijd dat we dat verdedigen, merken we niet op wie degene is die eigenlijk de oorzaak is van ons zijn hier – we zijn totaal het contact kwijt met de eigenlijke mens die we zijn. En waar we bang voor zijn, is dat kleine stukje te verliezen. Daar draait ons hele leven om en daar snijden we elkaar de hals voor af, als het zo uitkomt.

Begrijp dus goed – en daarom ben ik ook heel ernstig eigenlijk. In de grond van de zaak ben ik heel ernstig met deze hele materie, omdat ik steeds weer ervaar hoe we altijd in een kleine nauwe corridor zitten en ons daar drukmaken. En intussen verstrijkt de tijd waarin het mogelijk is om je te openen voor het totaal.

Ik heb het gisteren gehad over die niet aflatende behoefte – ik zou ook kunnen zeggen: die niet aflatende ernst – van waar het om gaat. Wat helemaal niet betekent dat we geen plezier met elkaar zouden hebben. Natuurlijk, dat hoort erbij. En dat relativeert. Dat is goed.
Maar dat we toch heel duidelijk blijven zien wat wat is waar we mee bezig zijn. En dat we, als een noodzakelijk kwaad, dingen moeten organiseren en regels moeten stellen. Maar laat het er dan niet meer zijn dan hoogst noodzakelijk is.
Dan vervallen al die overwegingen van afstand, tijd, geld, moeite, omdat je weet: dáár gaat het om.

En dan kunnen we alle kennis die tot ons komt: occulte kennis, mystieke kennis,  tot ons nemen als behorend tot het geheel. Maar nooit, nooit als het enige, waarmee we onszelf weer vernauwen.
Dan blijven we in beweging, als we beseffen waar het om gaat. En dat kún je beseffen, daar hoef je geen ervaring voor te hebben, dat kun je beseffen.
En dan kun je ook zien hoe je het grootste deel van je leven doorbrengt als verhandelaar van kleine belangen: je positie in de maatschappij, je status, je naam, je kennis, je vaardigheden… Dat is allemaal ondergeschikt aan het totaal wat je bent. 

Hoe is die eigenlijke mens in jezelf voelbaar te maken? Zodat het niet een vreemde is, die je strakjes ontmoeten zult aan het einde van je leven – ik heb honderden mensen meegemaakt die dat overkomen is, die zichzelf tegenkwamen aan het eind van hun leven, toen ze stierven.
Wezenlijke meditatie kan, met de volle beschikking over alles wat je ter beschikking hebt, je door dat proces van het loslaten laten gaan. En dat is nodig. Dat is noodzakelijk, daar is geen omheen.
En probeer alles wat we doen met elkaar, te zien in dit licht. 

Als je dit begrijpt, wordt je aandacht gescherpt, zonder dat je je daartoe hoeft te zetten. Dat is wat Krishnamurti bedoelt. Het moet uit zichzelf gaan, omdat je het voelt, omdat het alles voor je is.
Dat is ook de reden waarom ik het zo flauw vind dat ik gewoon moet zeggen van: jongens, zorg dat je er allemaal bent… Dat moest niet te hoeven. Als je beseft waar het om gaat, als je in de wereld ziet wat er gebeurt, dan besef je dat het nodig is, dat het gebeuren moet, dat je het niet meer uit kunt stellen. Ja, je kunt het uitstellen. Maar eigenlijk niet.

En dan komen vanzelf alle problemen van je leven in een heel ander perspectief te staan. Dan hoef je daar geen vragen meer over te stellen, want dan zie je gewoon: ik heb dit en dat gedaan, en ja, dan gaat het zo.
Dan weet je ook dat je de basis van je bewustzijnsstructuur zult moeten veranderen. Al die reacties, alles wat je weet, dat je dat niet gebruiken kunt. Dat kun je niet gebruiken. Je kunt het pas gebruiken als je vandaaruit, vanuit de vrijheid, vanuit de diepte, je leven leeft. Dan kun je het gebruiken. Maar niet voordien, je kunt het niet gebruiken om dáár voeling mee te hebben. Dat kan niet. 

Daarom probeer ik al die vragen van jullie altijd terug te leiden naar het onderzoek. Want als ik jullie een antwoord geef, dan beduvel ik jullie.
Ik kan jullie geen antwoord geven, je zult het zelf moeten ontdekken, op jouw manier. En die is uniek. Zodat we niet in die al te kleinmenselijke verhoudingen blijven hangen.
Kleinmenselijke verhoudingen zijn soms voor enige jaren aangenaam. Maar op een bepaald moment verschaalt het, als er niet die diepte inkomt, dat wonder, die schoonheid. Die zich niet laat verhandelen, die puurheid die niet gekocht kan worden.

Misschien kunnen we strakjes na de koffiepauze hier op in gaan. En laten we vooral allemaal eerlijk zijn, heel eerlijk, zonder verdediging. En laten we komen met dat wat ons eigenlijk beweegt, zodat we dat voor onszelf kunnen ontdekken. Wat beweegt ons, waarom zijn we hier? Want je kunt alleen maar mediteren als je helder ziet voor jezelf wat er om je heen gebeurt.

Weet je, dan hoef je niet meer van elkaar te moeten houden. Dat is dan vanzelf zo. Dat is heel gewoon vanzelf, omdat er geen muurtjes meer tussen jou en de ander zijn. Die ander is ook op weg, die probeert het op zijn manier. Maar je kunt elkaar, als het je ernst is, kun je elkaar helpen.
Dan vervallen ook al die afschuwelijke rangen, standen, verschillen gewoon. En als er dan nog dankbaarheid is, dan is dat een totaal ander iets. Dat is een blijheid. Dat is niet meer aan een persoon gehecht, dat is iets wat gebeurt.


naar boven