Je bent bezig aan iets universeels

Eefde mei 1985 | Zondagmorgen

Inleiding
[download]

De laatste keer dat we bijeen waren in ‘De Kosmos’ hebben we ons die vraag gesteld: heb je belangstelling voor jezelf als bewustzijn. En we hebben deze vijf dagen verschillende aspecten van die vraag proberen bewust te maken. En we hebben ontdekt dat het niet zo eenvoudig is om je ervan bewust te zijn dat je een bewustzijn bént, dat je een inhoud hebt, maar dat je ook een apparaat bent, een werking. En dat die werking allerlei trekken heeft.
En ook dat je, als je je hier niet mee bezig houdt, uitsluitend eigenlijk vanuit de reacties van dat bewustzijn leeft. En dat is dus de uitgaande kant, dat je leeft aan de hand van de reacties. Maar je ervaart ook aan de hand van die reacties. 

En de vraag of er überhaupt een objectief bewustzijnsreservoir is, een bewustzijnsreservoir wat nog niet gekleurd is door onze persoonlijke ervaringen in dit leven, daar weet niemand een antwoord op.
Want wat we allemaal ter beschikking hebben is een serie bewustzijnsbeelden, die gekleurd zijn door het leven wat we geleefd hebben. En de enige mogelijkheid is voor ons, juist omdat dat door de wetenschap tot op heden niet onderzocht is – ze zijn wel gestuit op allerlei voorzichtigheden die ze in moeten bouwen omdat ze gemerkt hebben dat iedere wetenschapsman, onderzoeker, geleerde, werkt vanuit zijn bewustzijn en bewustzijnsmogelijkheid – zijn we nu wel zo ver dat we dat weten dat je daarmee rekening moet houden. Maar écht erop ingaan hebben we eigenlijk nog niet.

En dat betekent dus dat ieder van ons dat zelf zou moeten ondernemen. En waar we ons dan in deze vijf dagen, en duizenden jaren al mensen zich mee bezig gehouden hebben, is de vraag: wat is nodig om dat te kunnen. Om je bezig te kunnen houden met dat bewustzijn wat je bent – maar ook wat je hebt, in de zin van het is een bundel ervaringen, maar het is ook een bundel verwachtingen, een bundel verlangens en een bundel teleurstellingen. Hoe kun je daar toe doordringen.

En dat is eigenlijk al een wonder dat het kan. Het is nog een groter wonder– en ik denk dat dat de enige reden is waarom we nog op aarde leven – dat je het verlangen hebt om dat te leren kennen. 

En we hebben verschillende keren stilgestaan bij dat verlangen. En we hebben gezegd – of althans ik heb gezegd – dat het zo hoogst belangrijk is dat dat verlangen blijft bestaan. Omdat we anders in onze uitsluitende reactieve wijze van leven zeer waarschijnlijk elkaar zullen vernietigen. Ieder de ander, in het klein en in het groot. En dat het dus heel noodzakelijk is dat wij orde op zaken stellen in onszelf, met de mogelijkheden die we hebben.

En nou weten we uit de overlevering enkele dingen, maar we zullen die mededelingen en dat weten, ons echt eigen moeten maken. In de zin van dat het voor ons een hele eigen waarde heeft Dat het niet alleen maar een mededeling is van buiten, maar dat het iets binnen in ons is, wat van binnen uit in deze wereld kan werken.

En mijn eigen ervaring is – en niet mijn eigen ervaring alleen, maar van iedereen die probeert deze weg te gaan – dat je al werkende, al onderzoekende, meer geordend raakt. En dat je daardoor ook sneller en meer verfijnd de wanorde in de wereld opmerkt. En daar natuurlijk, zo goed als je alleen maar goed kunt werken wanneer alle dingen die je nodig hebt er zo zijn dat je ze op ieder moment ter beschikking hebt, zo zul je je hele leven proberen dat principe van geordend op de dingen ingaan – wat betekent ook geordend handelen – daar zul je aan werken.

Dat zijn zaken die hele verre uitlopers hebben. Want zodra je op orde komt in jezelf, ga je je denken anders gebruiken. Je gaat onderscheiden waar je denken van nut is, en waar het geen zin heeft. Zodat je niet in de valkuil komt zoals toch heel lang in het Oosten gehuldigd is: dood het denken.
Dat is één van de dingen die daar wijd verspreid zijn geweest, en misschien nog wel. En wij hier in het Westen hebben gezegd: dood de lusten. We zijn zelfs zover gegaan dat we hebben gezegd: het lichaam is zondig. En dat is eigenlijk allemaal een kwestie van, ja, van domheid, van onwetendheid, van niet weten, van niet zien en niet onderscheiden.

En wij hebben gemerkt, zo met elkaar overleggende, door de vragen, door wat ik gezegd heb, heen en weer, hoe ongelooflijk wij ingebouwd zijn in die hele reactieve wereld in onszelf. Die teruggaat tot onze vroegste ervaringen, voor sommige mensen die gevoelig genoeg zijn, tot aan hun geboorte en zelfs – zoals ik zelf ervaren heb – tot voor de geboorte. Dat is iets wat je zonder mystiek heel simpel kunt ervaren.
En je merkt dan steeds meer hoe ongelooflijk bepaald je bent en hoe weinig er eigenlijk in je leven gebeurt. Ik bedoel met ‘gebeuren’ dan dat er iets echt verandert in die hele constellatie waar je in bent. En dat het dus een bewuste inspanning vraagt om daar ook maar een hele kleine verandering in aan te brengen.

Nu, als dat duidelijk is, dan verandert daarmee je aanzet tot oefenen, die verandert daarmee fundamenteel. Want je weet dan dat je weliswaar natuurlijk een speelbal bent van ‘prettig of niet prettig’, ‘willen of niet willen’, ‘wenselijk vinden of veroordelen’, dat weet je dan heel goed. Maar je weet ook dat dat niet hetgeen is wat je handelen en je onderzoek zou moeten bepalen. Je weet, je hebt je voorgenomen om dat geheel dat je bent te leren kennen. Maar als je dat heel goed weet, dan weet je ook dat je een heleboel tegenstand in jezelf zult vinden – en natuurlijk, in het verlengde daarvan, buiten je. Maar ten eerste ben je er niet meer over verbaasd en ten tweede trek je je daar niet meer zoveel van aan. Want je zegt ‘Het werk moet gedaan worden en ik zie wel waar ik uitkom.’

Want je weet ook: dit is nog niet onderzocht. Dit is nog niet onderzocht, noch de wetenschap noch de religie heeft dit écht onderzocht. Wat ons bereikt heeft, zijn mededelingen over hoe het is als een stuk conditionering doorzien is en losgelaten. Dat zijn de mededelingen. Maar er is heel weinig bekend over hoe die weg gegaan kan worden. En dat zullen we dus voor onszelf moeten doen. Daar kunnen heel goed van die aanwijzingen die er zijn gebruik maken, maar we zullen het zelf moeten doen. Met hulp van anderen die aan hetzelfde bezig zijn. Dat zijn de enige mensen waar we wat aan hebben, voor ons eigen onderzoek. Want zij vullen aan, zij laten andere kanten zien van die hele reactieve wereld, die structuur waarin we gevangen zijn. En dat maakt ons overzicht groter. 

En dat maakt tegelijkertijd, dat is prachtig gewoon, ons mededogen groter. Ons mededogen met wat er allemaal gebeurt. Hoe meer we horen wat er allemaal scheef kan zitten, verward kan zijn, gekwetst kan zijn, hoe meer we heel vanzelf – daar hoeven we niks aan te doen – een groter gevoel krijgen van wat er allemaal gebeurt. Niet alleen in onszelf.
Dat vind ik één van die ontroerende dingen, dat als je echt hierop ingaat, dat je dan heel vanzelf gevoel krijgt voor een ander. En niet alleen voor een ander, maar het gaat naar alle kanten. Je krijgt gelijk een gevoel voor de dingen die je gebruikt, voor de hele wereld, planten, dieren, seizoenen. Omdat je dus bezig bent aan iets universeels, want jij bent ook een stukje universele werkelijkheid.

En het keerpunt is dat je jezelf dan niet meer alleen ervaart als dat kleine afgescheiden, geconditioneerde stukje. Maar dat je jezelf ziet – niet alleen ziet, maar je ervaart jezelf – als een onverbrekelijk onderdeel van een geweldig groot gebeuren. Waar je zelf van bent, je bent van dezelfde kwaliteit, van hetzelfde weefsel zou ik haast zeggen. En dan is het heel natuurlijk dat je over je eigen grenzen heenstapt. Dat is geen inspanning, dat is geen krachttoer, dat is geen streven, dat is niet iets wat je je voorneemt, maar dat gebeurt. Als je onderzoek echt is, dan gebeurt dat gewoon.

En een verder gevolg is dat al die problemen die je hebt in je afgescheiden staat, schijnen plotseling heel anders te zijn. Die zijn er misschien nog wel, maar ze zijn anders. Ze krijgen eigenlijk niet meer de kans om een soort van, ja, ‘reincultuur’ in het klein te zijn. Want je ziet dat het eigenlijk variaties zijn op een heel universeel gegeven. En dat universele gegeven, dat heeft je belangstelling. En steeds minder stel je belang in de manier waarop jij jezelf hebt afgesloten, hebt afgesneden en jezelf verkleind hebt tot een miniwereldje, waar je je vreselijk druk over maakt. Terwijl er aldoor geweldige dingen aan de gang zijn.

Wat wil ik hiermee zeggen. Dat op deze wijze ingaan op dat wonder wat je zelf bent, vanzelf, van zich uit, vanuit de beweging van je belangstelling, vanuit de beweging van je aandacht, nu net dat allemaal oplost waar je krampachtig in het klein aanwezig bent.
Dat was dus die kant van het inzicht en van het onderzoek.

En we hebben ons ook bezig gehouden, op een non-verbale manier, met de voorwaarden waarmee dat onderzoek gedaan kan worden. De voorwaarden die vervult moeten zijn opdat wij kunnen onderzoeken. En die zijn in hoofdzaak van Greet gekomen, die ons op een hele onopzettelijke manier zo steeds maar weer aangereikt heeft waar we kunnen voelen, waar we op een gewoontemanier voelen, die blijkt onjuist te zijn, die blijkt te klein te zijn. Zoals Jacques inderdaad heel terecht opmerkte, op het moment dat hij zijn ogen – en hij moet zijn ogen als fotograaf natuurlijk altijd gebruiken – opmerkt dat als hij dan eigenlijk afgesneden worden, dat hij dan merkt dat hij eigenlijk op een hele beperkte manier maar de dingen ziet. Dat hij er allerlei niet aan opmerkt, omdat hij gewoon is met het kijken een heleboel in te vullen. Dat hij dan niet merkt wat alleen maar van hem is en wat eigenlijk niet met dat te maken heeft waar hij naar kijkt. 

Dus wij hebben op een hele onopzettelijke manier een kans gekregen om te ontdekken wat gewoon aan ons instrument nodig is. Want dat is natuurlijk een onlosmakelijk geheel: als ons instrument verkeerd werkt, ja, dan kan dat arme bewustzijn dat weer niet in orde krijgen. Dat krijgt iets binnen en dat vertaalt het op een bepaalde manier.
Dus als die zintuigen, die hele weg tot aan het bewustzijnscentrum toe, als daar iets mis is, ja, dan ga je de mist in. Dus het is heel belangrijk dat die goed werken.
En dat hangt natuurlijk met ongelooflijk veel samen, daar kunnen we nu niet op ingaan, dat is voedsel, dat is goede lucht, dat is voldoende ontspanning, dat is voldoende beweging. Afijn, daar zouden we nog eens een hele maand aan kunnen besteden. Maar het heeft er wel allemaal mee te maken. Dat is duidelijk.

Dus hoe verder je komt in dit onderzoek, hoe verder je merkt wat er allemaal mee te maken heeft.
En nou is de moeilijkheid voor ieder van ons – en daar moeten we echt op bedacht zijn – dat we niet op een keer éé
n van die gebieden die we binnen ons onderzoek krijgen, dat we plotseling zeggen: dát is het! De een voedsel, de ander lucht, afijn, noem maar op. Het is alles bij elkaar. Je kunt niet zeggen: ga maar op je bankje zitten, dan komt het verder voor elkaar. Dat gaat niet. Je kunt ook niet zeggen: als je maar goed voedsel eet, nee, dat gaat ook niet. Je kunt ook niet zeggen: als je nu maar voldoende goede lucht naar binnenkrijgt, of als je voldoende in de bossen kunt wandelen. Nee, alles bij elkaar.
En steeds in contact met elkaar. Dat is misschien het belangrijkste, dat je al die gebieden die je steeds verder gaat ontdekken, steeds erbij houdt. Dat je je niet laat verleiden om ergens in te schieten en dan een poosje daar een eenzijdigheid te bedrijven. Maar gewoon, steeds weer terug naar de grote basis in jezelf, waar alles met alles te maken heeft.

Wat hebben de hersenspecialisten op het ogenblik ontdekt, dat eigenlijk de mogelijkheden van het bewustzijn niet alleen bepaald worden door de kwaliteit, maar ook door het aantal verbindingen, bijvoorbeeld tussen links en rechts is, de linker en rechter hersenhelft. En dat dat bij een heleboel mensen heel verschillend is. En die verbindingen worden gebouwd, die komen tot stand, aan de hand van dat je ergens belang in stelt en dat je ergens op in gaat.
Maar dat is wat, wat ze daar ontdekt hebben…
Dus het is afhankelijk van jouw aandacht of het wel of niet gebeurt.

Dus we komen steeds dichterbij waar het om gaat: dat je in staat bent om het instrument en zijn inhoud, en de uitwerking van beide tezamen in de wereld, steeds bijeen te houden. Niet één van de sectoren voorrang te verlenen, maar je bewust te zijn: het instrument moet in orde zijn. Als je dat zegt alleen maar, dat is al een hele hoop, in deze wereld. Goed voedsel, goede arbeid, ontspanning, goed slaap-waakritme. Noem maar op.

Dan, wat naar binnenkomt, wat doe je daarmee. Ga je hetgeen wat je niet prettig vindt, maar zo even wegzetten, dat doen we vaak. Of geef je het een plaats. ‘Een plaats geven’, betekent dat het verwerkt wordt, dat het voor jou bewust is en dat het zijn plaats krijgt, zodat je er de beschikking over hebt.
Dat is dus die kwestie van de inhoud. Wat doe je daarmee. Alles wat er binnenkomt, hoe organiseer je dat als het ware.
Nou doe ik net alsof dat een hele bewuste zaak is, zo is het natuurlijk niet. Maar het is wel zo dat het beslist de mist ingaat als je dingen gaat afwijzen. Als je zegt: daar wil ik niks mee te maken hebben…
En dat doe je ook al weer niet zo bewust. 

Mensen, als jullie toch eens begrepen wat er allemaal zo gebeurt op een dag in jezelf. Hoe je op honderden manieren jezelf tekort doet door te zeggen: ja, kom zeg… Als je dat zegt in de donkere hoek – daar hebben we allemaal mooie woorden voor: onbewuste, onderbewuste…

En als je dan verder weet – en dat kun je weten – dat je alles wat je binnenkrijgt, zult moeten verwerken. Dan weet je ook natuurlijk dat het een beetje dwaas is om een heleboel in de donkere hoek te douwen. Want dat betekent dat je het nog een keer zult moeten doen, op een andere manier. Dat is dus uitstel van executie, dat is gewoon het vermeerderen van je huiswerk. Een heleboel mensen komen nooit aan hun huiswerk toe, die vermeerderen alleen hun huiswerk.

Nou, dat hele samenspel wat leven heet, dat je dat geleidelijk aan tot je door laat dringen. Hoe dat in je werkt, wat je ermee doet. En wat de gevolgen daarvan zijn. Want dat is ook belangrijk, om te zien wat de gevolgen daarvan zijn, om eens echt voor jezelf na te gaan wat het gevolg is als jij iets buiten de deur houdt. Wat het gevolg daarvan is. Niet eens heel direct, sóms heel direct. Maar wat dat op de lange duur betekent als je zegt: dát wil ik, nou oogkleppen voor en hatsekiedee, ernaartoe… Wat dat betekent. 

Dat wordt ons eigenlijk allemaal gepropageerd in de maatschappij. Er wordt ons gepropageerd dat we carrière moeten maken, dat betekent … pfsjt!, zo erop af.
En wat doe je dan, 
wat doe je dan eigenlijk? Eigenlijk ben je willens en wetens dan – maar je weet het alleen niet, dat is jammer – de zaak aan het … – ja, je bent eigenlijk een soort van moordenaar. Dingen die een kans zouden kunnen krijgen door jou, kap je gewoon af.
En toch wordt het ons voorgehouden als hetgeen wat je doen moet ‘om er te komen’, zoals dat heet.

Nou, in die maatschappij levende, moet je dus een grote duidelijkheid hebben vanwaaruit je werkt. Want anders word je gewoon van de voet geblazen.
Dat moet je gewoon heel duidelijk zien, je bent, zonder dat je het wilt, door je onderzoek een rebel. Niet dat dat nou zo belangrijk is om een rebel te zijn, maar je bent het wel. En je zult daar de consequenties van krijgen. Natuurlijk, allicht. Maar als je echt aan het onderzoek bezig bent, dan ga je daar niet over mauwen, over die consequenties – wat een heleboel mensen doen, die gaan een eindje op weg en dan beginnen ze ontzettend te jengelen over het gevolg van het feit dat ze op weg zijn. In plaats dat ze denken: ‘heerlijk, ik merk nou tenminste dat ik bezig ben,’ zeggen ze: ‘au au’.
Maar dat hoeft niet, dat hoeft echt niet. Want hoe meer je erop ingaat, hoe meer je merkt: het is zó ongelooflijk belangrijk dat dat gebeurt … laat ik me nou ook nog eens niet bezig houden met die privé pijntjes, die daar zo af en toe opduiken. 

En dan kun je ook zeggen van: laat ik nou eens kijken als ik gewoon doorga, als ik nou niet al te veel aandacht geef aan al dat gezeur in mezelf.
En je merkt plotseling dat als je verdergaat, dat het vanzelf ophoudt, dat het gewoon weggaat, Want je bent zo geboeid door alles wat er nog mogelijk is, dat je, een poosje later terugkijkend, echt verbaasd bent, dan denk je: waar heb ik me mee bezig gehouden…
En er zijn mensen die daar dan een analyse van zeven jaar aan hebben besteed. Dan denk je: hoe is het
mogelijk, hoe is het mogelijk, als ik voel wat er eigenlijk aan de hand is, dan heb ik daar erg veel tijd aan verdaan…
Nou ja, goed, je weet dan voor de volgende keer dat je dat niet meer doet, maar dat je gewoon het onderzoek blijft vervolgen.

Maar we hebben dus ook gezien dat er een aantal geweldige barrières in ons zijn, omdat we goed verknoeid zijn. En dat het blijkbaar nodig is dat we een soort van oefenmethode kiezen, waar dat heel vanzelf aan de beurt komt. En daar hebben we verschillende uitingen van gezien, we hebben de oefeningen van Greet, we hebben het zitten, we hebben het lopen en enkele mensen doen tai chi – nog een andere mogelijkheid voor hetzelfde. 

En waar berust dat eigenlijk allemaal op, wat is nou het belangrijkste uit al die oefenmethoden? Dat is, denk ik, dat je jezelf de kans geeft om ergens mee bezig te zijn wat onschuldig is. Als iemand tai chi doet of hij doet de oefeningen van Greet, dan berokkent hij niemand anders leed. Dat is niet zo, dat kun je dus onschuldig doen.
En dat betekent dus ook dat die hele kerstboom van oordelen en acties en reacties, die bij je binnen zijn, dat je die gewoon daarbij niet nodig hebt. Je hoeft alleen maar te kijken, te doen, weer te kijken, weer te doen. Net zolang tot er iets in je op gang komt, dat je een gevoel krijgt ervoor. En dat dat gevoel je als het ware bevrijdt.
Dat is machtig gewoon, dat gevoel bevrijdt je van alles waar je anders mee bezig bent. Van de sores en van de plezierige dingen – en bij ons is het jammer genoeg zo dat de sores meestal in overmaat is.
Dus je bent een poosje – zoals een tai chi meester zei – in het paradijs, want je bent een beetje los van alles waar je altijd mee bezig bent. Dat is toch iets geweldigs, dat kun je jezelf iedere dag gunnen…

Maar wij zijn heel knap, wij hebben er een soort van prestatie van gemaakt. En dan wordt het natuurlijk weer moeilijk, want dan moet je jezelf weer ertoe zetten om tai chi te doen of op een bankje te zitten of weet ik wat. Daar zijn we gewoon virtuoos in. In plaats van dat we iets gebruiken waarvoor het bedoeld is, namelijk als een soort van vakantie, maken wij er weer een zure plicht van. En daar zitten we dan weer aan vast.
Dan zijn we terug bij de wereld die we zo goed kennen, van: dat hebben we ons voorgenomen, dat willen we doen, daarvoor moeten we bloeden… Zo is het toch
Terwijl het net iets is van: hè… [zucht] – en niet meer van dát.

Nou, zulke simpele dingen kun je zelf inzien. Als je dat nou écht inziet, dan doe je dat niet meer, dan ga je jezelf niet aldoor zitten plagen, dan zeg je: ik doe het, of ik doe het niet.
Maar niet daartussen zwiebelen, wat ik zo vaak van mensen hoor: moet ik het nou doen of niet doen… En dan de verantwoordelijkheid bij mij…
Nop, dat kan natuurlijk niet, dat moet je zelf doen. Je moet zelf zeggen: vandaag gaat het niet… Maar dan alsjeblieft, mensen, er niet meer over zeuren, niet zeggen: oh, nou heb ik vandaag niet geoefend…
Want daar help je jezelf alleen maar in het moeras mee. Gewoon zeggen: ik kon niet, ik was ziek, ik had mijn poot gebroken, dus nou kan het niet, nou zeur ik er niet over. Ik ga verder, morgen ga ik het misschien ook doen.
En kijk maar wat je dan doet.

Maar zorg in ieder geval, dat is een advies wat ik jullie van harte meegeef, zorg dat het fijn is wat je doet. Zorg dat het fijn is… En als het niet fijn is, is het niet fijn. Dan weer niet tegen jezelf zeggen: ik moet het fijn vinden…
Ja, jullie lachen er nou om, maar zo gebeurt het gewoon, hoor, niet blijven bij wat er is, maar altijd vinden dat er iets anders moet zijn. En als er dan een of andere gek tegen je zegt: doe nou maar wat je fijn vindt … nou, dan … wat is dat voor iemand, die tegen je zegt:
doe nou maar wat je fijn vindt…
Maar ik meen het echt. Probeer te ontdekken hoe dat bij jouzelf in elkaar zit. Meestal ontdek je wel dat je jezelf gewoon voor de voeten loopt, voortdurend. En dan val je ergens over en dan struikel je. En dan beschuldig je iemand anders. De ene keer is het de leraar, de andere keer is het je echtgenoot, maar iemand anders heeft het gedaan. Maar je hebt het zelf gedaan, je hebt jezelf voor de voeten gelopen…
Doe dat niet, gewoon. Dat kun je toch wel eens op een dag tegen jezelf zeggen: dat doe ik nou niet meer, ik heb nou in de gaten dat ik het doe, nou, dan doe ik het niet meer…
Probeer het een beetje helder te houden, een beetje hygiënisch, schoon, geordend, ook in je oefeningen. Probeer dat. Dat is echt de moeite waard.

En als je dat zo doet, dan ga je ontdekken dat er in al die dingen die ons aangereikt zijn – in hoofdzaak in dit geval door Greet – een heleboel lagen inzitten, een heleboel verdiepingen. Dat je dus, zonder dat je daar nou op uit bent, in de mate waarin je ze doet gaat ontdekken dat er heel veel niveaus in zijn.
En dat je eigenlijk dus in de oefening – wat het ook voor oefening mag zijn, of het gewoon lopen is of gewoon zitten is – al zoveel lagen zijn, dat je eigenlijk al in die oefening zelf op weg bent. Dan ben je nog niet eens aan het onderzoek bezig.
Mensen, het is zo mooi, dan ben je alleen nog maar aan het eenvoudige lopen of zitten toe, en nu ben je al op weg! Nu ben je al op weg – ik verbaas me er soms over dat je niet op weg zou kunnen zijn, want je bent op weg…

Maar dat doorkrijgen dat je op weg bent, dat is geweldig. Want wat valt er dan weg?
Eén van de dingen waar we allemaal onder zuchten, is
haast. Leendert zei het nog laatst tegen me, dat hij bij tai chi behoefte had aan het eind van de vorm te zijn. Nou, daar heb je zoiets. Waarom aan het einde van de vorm? Misschien is die eerste stand wel zó geweldig, heeft hij zoveel verdiepingen, dan kun je dáár bij blijven.
… die notie kwijt te raken dat je aan het eind moet komen. Want het ‘
eind’ bestaat niet, ook niet in die tai chi. Want als je dan de hele vorm gedaan hebt, dan ontdek je dat je hem opnieuw kunt doen, op een andere manier. En weer opnieuw kunt doen, op weer een andere manier.
Dus het is helemaal niet zo belangrijk om aan het eind te komen, want dat is maar een heel denkbeeldig iets. Het is een streepje wat een of andere meester op een bepaald moment gezegd heeft: dat is het einde. Maar het is niet het eind, het eind ligt in jezelf. Dat is daar waar jij zegt:
nu stop ik.
Maar anders gaat het altijd door…

En daarom kun je ook alles oppakken, wat het ook mag zijn. En je zult merken dat het altijd weer doorgaat. En dat het steeds interessanter wordt.
Dat is ook zoiets merkwaardigs, het wordt steeds interessanter, je denkt: goh, dat hoort er ook bij, en dat ook. Goh, als ik goed tai chi wil doen, dan betekent het dat ik aardig moet zijn eigenlijk, want anders kan ik niet ontdekken…
Nou, dat is toch wat, als je dat ontdekt.
En als je dan een beetje aardiger bent dan je tot nu toe was, dan ontdek je dat een heleboel mensen je veel meer te bieden hebben – mooie uitdrukking ‘te bieden hebben’ – dan je tot nu toe dacht.

En zo – ja, ik kan niet anders, ik ben er gewoon helemaal vol van – zo ontdek je dat de dag te kort is aan schoonheid. En dat het altijd maar door kan gaan.
En dat is ook … zo vaak komen mensen met problemen bij me, en dan denk ik: oh, wat ben ik toch een gebrekkig mens, dat ik ze niet heel even daar neer zou kunnen zetten, dat ze zouden kunnen zien: ‘goh, waar ben ik mee bezig….’
Dat kan ik niet. Ik kan alleen maar een beetje tegen jullie praten en dan hopen dat jullie zelf op weg willen gaan, dat jullie het machientje in gang willen zetten. En dan gaat het gebeuren.

Dus probeer in je oefening niet bepaalde strepen te trekken. Want dat is allemaal onzin, er zijn geen strepen in. Er zijn geen scheidslijnen in en er zijn ook geen afdelingen in, het is een doorgaand iets. Wat alleen steeds grotere diepte krijgt, maar ook steeds grotere wijdte krijgt, het gaat met steeds meer te maken krijgen. Wat je ook doet, je weet dat je het goed doet als het zich uitbreidt, als het naar alle kanten zijn voelhorens uitsteekt, als het ware. Dan weet je dat het goed is.

Nou mensen, ik zie haar daar bewegingen maken, laten we nu maar zeggen dat het voldoende is, hè.

naar boven

Gesprek (fragment)

– A.: Naarmate ik mezelf meer toesta of bewust wordt van ‘negatieve’ gevoelens, merk ik dat ze er mogen zijn. Maar dan wil ik er eigenlijk ook uitdrukking aan geven, dan wil ik ook wat doen.
Dat vind ik toch wel griezelig, ik bedoel, wat doe je andere mensen daarmee aan.

– Maarten: Waarom is dat griezelig?

– B.: Als ik er even op mag aanvullen. Ik had dezelfde vraag eigenlijk, dat je slachtoffer van je eigen gedrag wordt, dat dat reactieve een eigen leven gaat leiden.

– Maarten: Ja, maar wat is dat eigenlijk. Het is een inhaalmanoeuvre, en dat moet gebeuren. Het is zo dat die negatieve gevoelens, die heb je eerst als negatief in de kast gezet. Wat niet gaat. Nou ga je er dus wat mee doen, want het mag nu, van jezelf. Dus dan gaat er wat gebeuren.

– A.: Nou, ze mogen er zijn, maar ik mag nog steeds niet daadwerkelijk iemand tegen een ander opstoken of zo. 

– Maarten: Als dat nou je impuls is en je doet dat heel bewust, dan ruimt dat een heleboel op.

– A.: Dus dan maar gewoon doen? En straks ga je iemand vermoorden, en dan?

– Maarten: Dat is gewoon geklets. Maar het is wel eens goed om te ontdekken tot hoever je vals kunt zijn. Dat is heel goed. 

– A.: Dat is doodeng…

– Maarten: Nee, maar dan ben je er niet bang voor.
Kijk eens, B., waarom zijn wij zo traag. Omdat we niet doen, maar ons altijd eerst in zitten denken wat de gevolgen zouden kunnen zijn. En die gevolgen komen echt nooit, want je komt niet in beweging. Je blijft maar draaien. En dan krijg je het natuurlijk op den duur moeilijk, je wordt steeds meer ingehouden.
Dus ga er maar gewoon op in en zie maar waar je uitkomt. En je ontdekt steeds meer verbodsbordjes, bij jezelf dus. Als het ene verbodsbordje eindelijk weg is, dan zie je er zijn nog een heel aantal. En je zult ze allemaal voorbij moeten wandelen en ontdekken dat het helemaal geen verboden terrein is.
Want waar gaat het eigenlijk vanuit? Als je zo angstig bent voor wat er gebeuren kan, dan denk je eigenlijk dat de mens in wezen slecht is. En dat is hij niet, hij is in wezen goed. Maar omdat hij aldoor maar bang is om te doen wat hij doen wil, dan wordt hij slecht, ja. En als dat dan maar generaties achter elkaar is, kan je nagaan wat er gebeurt.
Als jij er dus echt op in wilt gaan, dan zul je wat doen en dan zul je anderen iets aandoen. Dat kan prettig zijn, dat kan onprettig zijn. Want het kan voor die ander ook wel eens een hele grote opluchting zijn, dat hij ziet dat B. niet zo braaf is, maar dat het een gewoon mens is. Dat kan voor iemand een reuze opluchting zijn. Je kan nooit weten.

– A.: Maar het kwaad waar ik bang voor ben, komt juist doordat wij ons niet bewust zijn én ons ontzettend ingehouden hebben.

– Maarten: Ja, en dat gaat gisten en alles wat gist dat is natuurlijk ontzettend kwalijk. Want dat is namelijk het akelige, als je het nou maar lang genoeg laat gisten, dan wordt het zo sterk, dan kunnen al die verbodsdingen die jij jezelf opgelegd hebt, het niet meer aan. En dan knalt het er doorheen. En dan gebeurt er dus vaak iets onmenselijks.
Daarom vind ik het zo belangrijk dat als je die werking – wat ik nu vertel zijn gewoon werkingen, dat kun je zelf opmerken – doorhebt, dan wordt het allemaal veel makkelijker. Dan hoef je niet aldoor te denken van: doe ik het nou wel goed… Dan zeg je: nou, ik zet een proces in werking en ik zie wel waar ik uitkom.

naar boven

<< Terug | Einde