Een diepe behoefte om tot besef te komen

Eefde mei 1985 | Vrijdagmiddag

Inleiding
[download]

Ik zal proberen om hetzelfde wat we deze vijfdaagse steeds als onderwerp hebben gehad, van een andere kant te benaderen. En dat is de vraag: hoe kom je in een situatie dat je werkelijk kunt opmerken wat er gebeurt. Niet alleen om je heen, maar ook in jezelf, dat totaal van werkingen wat aldoor plaatsheeft, ook als je zogenaamd niks doet. Hoe kom je dat op het spoor?
Want voordat je dat op het spoor bent, ben je altijd in de positie van de belanghebbende: je hebt belang erbij, je hebt belang bij wat je ontdekken zult. En dan kun je dus niet ontdekken: zolang je nog enig belang erbij hebt, kun je niet ontdekken.

En als je in je eigen leven kijkt hoe je eigenlijk tot ontdekkingen komt, échte ontdekkingen, merk je dat dat een ongelooflijk lange weg is. Hoe je daar vaak uitspraken van anderen, van boeken, van meningen, van groepen, gebruikt om los te raken van het belanghebbend te zijn bij het ontdekken. 

En dat is natuurlijk een geweldige omweg, want degene die die uitspraak, dat advies, tot zich neemt, is belanghebbend. Dus eigenlijk kom je er niet van los – maar je komt er een beetje losser van. Want dat zo’n uitspraak je frappeert, komt omdat er dus iets in je is wat niet helemaal alleen maar belanghebbend is, wat er een vermoeden van heeft dat er iets anders is. 

En de belanghebbende zal ook altijd met zijn wil werken, want die wil iets bereiken, die heeft iets op het oog. Die is altijd alert voor wat er van hem verwacht wordt, voor wat hem geleerd is, die is niet in staat om dat te vergeten. Hij is dat, hij is dat belang, hij wil wat. Hij wil iets bereiken, hij hoopt iets te bereiken. Hij vindt dat de wereld veranderd moet worden, daar werkt hij naartoe. Hij kan niet elk moment opmerken wat er aan de hand is. En hij kan zeker niet – en dat is de grootste tragische factor – inschatten, voelen, ervaren, wat zijn eigen aandeel is, dat blijft gewoon blind: wat is zijn eigen aandeel. Want dat is nou juist de motor vanwaaruit hij beweegt.

Als ik het zo stel – en ik geloof niet dat ik het overdreven stel – dan voel je wel hoe een bijna hopeloze situatie het is. En je ziet het heel duidelijk voor je, zo intelligent zijn jullie allemaal wel, dat als je belanghebbend bent, je niet rustig, in vrede, kunt opmerken wat er gebeurt. Dan ben je altijd in actie – gerichte actie, belanghebbende actie.

Hoe gaat het nou gewoon in het leven – als we nou eens zeggen dat er geen meditatiegroepen zijn, hoe gaat het dan gewoon in het leven. En dan heb je geluk, als alle mogelijkheden om je belang te bereiken onder je worden weggeslagen: je verliest je bezittingen, je verliest iemand waar je erg veel van houdt, afijn, als het nou maar ver genoeg gaat, dan heb je niks meer. Dan zou het moment aangebroken kunnen zijn dat je gaat opmerken wat er aan de hand is.
Dat gebeurt meestal niet, want je zult proberen dat terug te krijgen; je vindt het zelfs onrechtvaardig dat het je overkomen is, je scheldt de wereld en de anderen uit daarvoor.
En zo gaat het karretje verder – je bent misschien een beetje minder fanatiek geworden. 

Het komt maar heel zelden voor, dat een ingreep van het leven dusdanig rigoureus is, totaal – dat kwam in de oorlog dan wel voor – dat er niets meer te verliezen is, dat er niets meer te verkrijgen is. En dan is het moment aangebroken dat je eens kunt kijken, dat je eens kunt luisteren naar binnen, dat je de wereld eens op je in kunt laten werken zonder een bedoeling.
Wat ik ervan gemerkt heb, dat is dus uit de oorlog, is dat die toestand van uiterste waakzaamheid en liefde – want dat gaat eigenlijk wel samen – meestal drie of vier dagen duurt. En dan is het over, dan gaan de mensen over tot de orde van de dag. Dan betekent dat dat je weer een of ander belang oppikt, een of ander doel. En dan gaat het karretje weer op de oude manier verder. 

Dus dit is een hele fundamentele vraag: hoe kom je in de situatie dat je op kunt merken, dat je toe kunt laten? En dat je dat niet doet uit dwang. Dat je dat ook niet doet vanuit een belang, namelijk om stil te worden, of iets te bereiken überhaupt. Dat je zoveel belangstelling hebt voor dat leven wat jij bent en dat leven om je heen – dat is één geheel – dat je daar stil bij wilt staan, dat je niet meer voort moet. Dat je iets tot je door wilt laten dringen, gewoon maar omdat je daar behoefte aan hebt. Niet om iets te bereiken, wat het ook mag zijn, niet om God te vinden of … niets daarvan. Maar dat je die diepe behoefte voelt om tot besef te komen.

En dat impliceert dat je ook geduld hebt, want je bent daar helemaal niet voor geëquipeerd. Je bent geëquipeerd om te grijpen, te vermalen, in te delen. Je bent niet geëquipeerd om alleen op te nemen en het te laten rusten. Dat heeft niet te maken met een karakter, dat heeft te maken met een vermogen.

Ik denk toch dat het noodzakelijk is dat we heel helder zien dat dit nodig is. Dat we anders onszelf op een of andere manier, in een of andere variatie, herhalen, ons hele leven lang.
En als we dat dan helder zien, echt helemaal, tot op de bodem toe, de bodem van helder water – dat is dus heel diep – dan kunnen we tot een oefening komen. Als we dit echt inzien, weten we een aantal dingen. Dan weten dat we het niet kunnen leren van een ander. Dan weten we dat we het niet kunnen leren uit de boeken. Dan weten we dat we het niet kunnen willen. Dan weten we dat we het eigenlijk alleen maar kunnen proberen. 

En dat is een heel ander iets, als je weet dat je het alleen maar kunt proberen, echt alleen maar proberen.
Besef dat goed wat dat betekent, als je zegt: ‘ik kan het alleen maar proberen…’ Dan vallen alle tijdslimieten weg, dat is een duidelijke zaak. Je weet ook dat je het niet dwingen kunt. Je kunt het ook niet nabij trekken, je kunt het niet afkorten. Je kunt het alleen maar proberen.

En dan is de volgende vraag: is die behoefte in jou groot genoeg om dat te kunnen blijven proberen. Of komt er op een bepaald moment toch een punt dat je het niet meer ziet zitten – zoals we dan tegenwoordig zeggen. Of ben je aan dat punt voorbij, is die behoefte werkelijk, zó dat je rustig blijft proberen. Dat je ook blijft proberen als het steeds slechter met je gaat – slechter in de zin van dat je je minder zeker voelt, dat je tegenslag hebt. 

Je komt een heleboel aan de weet, je komt aan de weet of die behoefte wezenlijk is in jezelf. Of dat het één van die vele uitschieters is van ‘misschien is het dat’. Of je erbij kunt blijven, ook al gaat het dagenlang helemaal niet en heb je het gevoel dat er niets gebeurt – soms jaren, dat er niets gebeurt in jouw gevoel. Is die behoefte er dan nog? Of is die toch afhankelijk van een resultaat, van een ervaring.

Ik zeg onaardige dingen op het ogenblik, maar het is wel waar het om draait. Want zelfs dat eenvoudige scheppen van de situatie waarin je dus kunt opmerken zonder belang, vraagt arbeid, dat vraagt doorzetting, dat vraagt volhouden. En hoe is dat te doen zonder dwang? Dat kan alleen maar als het een hele diepe behoefte is. Dan hoef je jezelf niet te dwingen.

[stilte]

Als die behoefte er reëel is, als hij niet meer afhankelijk is van iets wat je in je leven overkomt…
Dat stel ik héél erg duidelijk, zolang die ergens van afhankelijk is, is het niet werkelijk, namelijk als die oefening jou succes brengt, wees dan op je hoede.
Maar als het inderdaad zo is dat die behoefte er is, onafhankelijk van wat er met je gebeurt, of je ziek bent, ongelukkig, verdrietig, of succesvol – wat ook kan, dat is misschien nog het ergste wat je kan overkomen. Is die behoefte dan constant, is die aanwezig, gaat die door, roept die je steeds weer opnieuw terug. Want natuurlijk, je bent een mens onder de mensen en je maakt natuurlijk allerlei omzwervingen. Dat is toch duidelijk. Naar links en naar rechts, naar beneden en naar boven. Maar ondanks dat, gaat die behoefte door… 

Als dat zo is, dan kun je oefenen. Dan kun je inderdaad oefenen om geleidelijk aan die basis in jezelf, die lijfelijke basis, als punt te nemen vanwaaruit je in het leven bent.
Want dat is het wonderlijke, die behoefte alléén is niet voldoende. Die is wél voldoende om je te laten oefenen. Je zult moeten oefenen altijd weer terug te keren naar je basis, om van daaruit in het leven te zijn. En dan geleidelijk aan dat gevoel te ontwikkelen van: wanneer ben ik in mijn basis en wanneer ben ik erbuiten. En daar niet over teleurgesteld te zijn. Misschien moet je wel je hele leven oefenen om gedurende twee uur op de dag in je basis te kunnen zijn, misschien is dat wel zo. Heb je dat er voor over? Misschien is het maar een kwartiertje. Heb je er dat voor over?

De systemen die in de wereld zijn, gaan ervan uit dat je dat er niet voor over hebt. En daarom dwingen ze je, daarom stellen ze hele duidelijke regels waar je aan moet voldoen. Maar het is een valse motor. Want het maakt gebruik van je eerzucht, het maakt gebruik van je belang. En dat is vervalst.

Dat betekent dus dat je jezelf ernstig moet nemen. Dat je niet jezelf zomaar als een gegeven moet nemen en zeggen: zo ben ik nou één keer… Maar dat je jezelf zult moeten onderzoeken om te weten te komen waar die behoefte, als het er is, vandaan komt.

Moet jij van een ander zekerheid krijgen? Moet jij van een stelsel een zekerheid krijgen? Of kun je voelen dat die zekerheid iets is dat in jou groeien kan, doordat je leeft. Dus niet meer buiten je, niet meer van een ander. Iets wat gebeurt in je. Als je trouw bent aan alles wat je zelf ontdekt. Als je niet meer iets buiten je nodig hebt, om volgens die ontdekking in jezelf te leven. Dat je je niet meer de vraag stelt: ja, is dat wel juist wat ik ontdekt heb? Want dat is de arglistigheid van het verstand. Maar dat je gewoon zegt: ja, dat heb ik ontdekt, ik zal wel zien…

[stilte]

Wat betekent dat nou eigenlijk. Dat je onder alles wat je doet, misschien ontdekken kunt dat daar één bepaalde behoefte, verlangen, is. Dat uit zich de ene keer zo, en dat uit zich de andere keer zo, maar het is nooit helemaal vervuld. De ene keer gaat het die kant uit, de andere keer gaat het die kant uit… Maar het is nooit helemaal vervult. Dan weet je dat je op het spoor bent. Als het vervult kan worden, dan is het het in ieder geval niet.

Dat gaat allemaal dus terug op één ding: ben je in staat om te oefenen – welke oefening doet er niet toe – ben je in staat om te oefenen om niet. Om in de oefening tot wasdom te komen – je weet niet waar naartoe en je weet ook niet waarvoor. Maar die oefening zelf is eigenlijk alles, die neemt je mee. En dat kun je dan wel voelen, dat die oefening iets is wat verband houdt met jouw diepste behoefte. Die niet meer op een of andere manier in de wereld een beeld hoeft te zijn, een uiting hoeft te zijn – een voor jou althans herkenbare uiting. Natuurlijk, als je zo leeft en zo oefent, dan gebeurt er wat, dan breng je wat teweeg. Natuurlijk, dat is duidelijk. Maar dat is voor jou niet belangrijk. Voor jou is belangrijk dat je de beweging volgt, die steeds duidelijker in jezelf groeit.

Daar is dus geen eindpunt aan, dat is duidelijk. Het is alleen een steeds duidelijker besef van: ‘ja, ik ben in die beweging, die veel verder en veel groter is dan ikzelf ooit kan bevatten. En die is ook zo veelzijdig, dat als ik ook maar een moment me in zou denken welke factoren allemaal meespelen in dat leven van mij – als ik me dat echt zou proberen in te denken, zou ik volslagen gek worden. Dat is zoveel…’
Dus je kunt je eigenlijk alleen maar vasthouden aan dat gevoel van steeds duidelijker in de beweging zijn.
En onvermoeibaar oefenen. Natuurlijk, je zult moe zijn en je moet slapen en je moet eten en je moet drinken en afijn, die dingen natuurlijk. Maar dat is het tussenspel.
Maar waar het mij vooral om gaat is: is de bron zuiver. Is de bron zuiver, want als de bron zuiver is, hoef je jezelf niet te dwingen. Dan doe je gewoon. Dan weet je ook dat je kunt falen, dan weet je ook dat je kunt vallen, dan weet je ook dat je tijdelijk uitgeschakeld kunt zijn. Dat is er allemaal bij inbegrepen. Maar daar miauw je dan ook niet over, dat hoort er gewoon bij.

Die behoefte waarvoor je geen naam weet – daar heb je ook geen behoefte aan – is het enige waar het om gaat. Om daar, Danny, trouw aan te blijven. En dat gaat ver uit boven al die andere uitspraken van: trouw blijven hier aan, trouw blijven daar aan…
Want alleen dan zul je in staat zijn – dat is altijd de maatstaf die in het christendom is aangehouden – alleen dan zul je in staat zijn van iemand te houden, écht te houden. Dan hoeft er niks meer ingevuld te worden vooraf.

Dus mensen, vat moed. Gewoon écht op jezelf ingaan.

naar boven

Gesprek (fragment)

A.: Jij legt er de nadruk op dat je in de dag moet oefenen. Maar ik heb wel eens dat ik ‘s ochtends opsta en denk van: ik ga vandaag lekker niet mediteren, ik ga lekker croissantjes kopen en uitgebreid ontbijten en dan zie ik wel weer.
Kan dan mijn behoefte toch ook nog echt zijn, of is dat per definitie tegenstrijdig.

– Maarten: Ik denk dat je behoefte dan echt echt is, want je zit niet vast aan het feit dat je eerst moet zitten. Oefenen – dat weten jullie al zolang als ik ermee bezig ben – kan zich op allerlei manieren uiten. Alleen, het is zo dat zitten en tai chi of oefeningen van Greet[1], zijn heel gericht en heel uitgekiend. Maar het kan best zijn dat je op een bepaald moment door dingen te kopen en lekker te ontbijten met bewustheid, dat je ook oefent.

A.: Maar misschien doe ik dat ook wel helemaal niet bewust.

– Maarten: Oké, maar de vraag is eigenlijk of jij dan alle volgende dagen daarmee genoeg hebt. En dan hoef je die vraag niet aan me te stellen.
Die vraag van jou gaat ervan uit eigenlijk, nou zal ik het een beetje overtrekken, dat als je nou maar die behoefte voelt, dat dan plotseling al die dingen die tot nu toe of die gewoon zo belang voor je hebben, plotseling geen belang meer voor je hebben. Natuurlijk hebben die belang. Alleen is het zo dat je, net als zo’n poppetje met zo’n looien bal, dan ga je over de kop, maar je keert ertoe terug.

A.: Ja, dat is zo.

– Maarten: Precies. Dus ga zo voort mijn kind.

A.: Maar ik raak erdoor in de war als je dat zo zegt.

– Maarten: Ja, maar dat groeit ook. Maar wat ik zo belangrijk vind is dat het op een natuurlijke manier groeit. Dat je dan niet tegen jezelf zegt: nou heb ik vandaag niet gezeten, foei toch! Want dan krijg je die hele reutemeteut er achteraan, dan moet je daar weer tegen vechten, dan moet je het weer aan mij vragen…
Dankjewel.

A.: Jij ook.

– B.: Eigenlijk heb ik er echt een hekel aan dat je aan mij zit te vragen van: is je behoefte wel echt. Want dan heb ik iets van ‘Petrus, hebt gij mij waarlijk lief?’
En dan zal ik me in allerlei bochten moeten gaan kronkelen om te bewijzen dat mijn behoefte echt is. Terwijl, als ik dan bij jou kom en zeg: ‘Is het echt?’, dan zeg je: ‘Ja, dat moet je mij niet vragen, dat moet je zelf weten.’
Dan kun je ook niet vragen of mijn behoefte wel echt is, want dat zal wel blijken, Maarten. Als hij niet echt is, dan zal dat wel blijken en dat zul je dan wel zien. Op het ogenblik ben ik eerlijk, maar als het wel niet zo is, dan zal het wel niet zo zijn.

– Maarten: Ten eerste heb ik die vraag niet aan jou gesteld, maar ik heb gewoon de situatie trachten te beschrijven waar we allemaal in zijn. En we weten allemaal dat we onszelf telkens weer tot iets dwingen. Als jij reageert op de vraag van is die behoefte wel echt in je, dat ik dan eigenlijk zou insinueren van: ‘nee, is niet echt, word je er maar eens bewust van,’ dan heb je mijn woorden toch verdraaid. Met alle goede bedoelingen, hoor, maar je hebt het wel verdraaid. Want je doet net alsof ik zeg: jongens als jullie die behoefte niet hebben, houdt er maar mee op.
Maar wat ik eigenlijk zeg is probeer nou eens te ontdekken van waaruit je de dingen doet. Probeer nou eens te ontdekken of je het belangengericht doet of niet. Of dat je gewoon er niet buiten kunt. En als je nou op een dag ontdekt dat je het inderdaad doet om verlicht te worden – om nou maar eens een gekke zijstraat te noemen – oké, wat is dan het gevolg, als je dat echt ontdekt. Wat denk je dan wat er gebeurt.

– B.: Dan ga ik me eerst op mijn kop geven, want Maarten heeft gezegd enzovoorts. En dan ga ik toch door.

– Maarten: Ja, nou, ik zeg net als tegen A., je geeft het antwoord zelf.

– C.:  en als je dan het gevoel hebt dat er geen weg terug meer is, is dat dan ook belangengericht.

– Maarten: Nee, natuurlijk niet!

– C.:  Want ik heb het gevoel dat …

– Maarten: Jullie zijn toch met je hersens zo verrekte slim, terwijl je zo dom bent op de andere fronten!

– C.:  … dat front van verlichting of zo?

[daverend gelach]

– Maarten: Nee, maar als je dat nou ontdekt, nou en, wat doe je dan. Mijn God, je zit niet altijd in die kring hier. Je bent thuis, je bent op straat. Wat gebeurt er dan toch. Er kunnen maar twee dingen gebeuren. Of je zegt ‘Ik heb me beziggehouden met iets wat volkomen onzin is,’ of je zegt ‘Hé, het zit anders, nou, dan ga ik op de andere manier.’
Dat is eigenlijk wat je zegt, het laatste. Nou, oké. Neem nou die verantwoording toch eens voor jezelf. Je hebt mij niet nodig.

– C.: Ja, dat is dat bootje en de andere oever. Dat bootje heeft wel zijn functie natuurlijk.

– Maarten: Natuurlijk, maar ik hoop echt dat je me op een dag een klap in mijn gezicht geeft.

C.:  Ja, dat hoop ik ook wel.

[gelach]

– Maarten: We hebben allemaal een functie, C.. Ik heb godzijdank ook een functie. Maar je bent er niet van afhankelijk. Ik ben toevallig in je buurt gekomen en dat is erg prettig, voor mij in ieder geval. En we zien wel.

– D.:  Ik heb toch heel vaak het gevoel dat die oefening, als jij er zo over praat, dan lijkt het wel wonderbaarlijke invloeden en effecten te hebben, maar ik vraag me steeds vaker af, de basis, nou, ik weet niet welke basis hoor. Ik heb het gevoel dat ik steeds minder … de basis in jezelf. Ik heb eigenlijk geen flauw benul waar je het over hebt. Ja, theoretisch, maar …

– Maarten: Als ik het nou eens anders zeg. Je zit eerst vol met vragen, of liever gezegd, je bent in een situatie dat je je niet happy voelt, dat je voelt er zit iets scheef. Dat hebben we samen een heleboel keren meegemaakt. En geleidelijk aan krijg je een gevoel: het klopt nog allemaal niet erg, maar je vindt het niet zo erg meer. Dat is al een beetje basis.
Nou heb ik het niet technisch gezegd, maar nou heb ik het gevoelsmatig gezegd. Dus als je dat nou daarvoor in de plaats doen, in plaats van dat ik ‘basis’ zeg, dat je zegt: ik heb minder, ik ben minder verward, ik heb meer vertrouwen eigenlijk in dat het op de een of andere manier toch wel voor elkaar komt.
Dat is hetzelfde. Maar dat is minder technisch. Wij zijn er hier vaak erg technisch mee bezig en dat is ook goed, omdat je aan dat technische gedeelte kunt oefenen. Dat kun je echt, je kunt je adem geleidelijk aan lager laten komen, je kunt beter en dieper ademen. Dat is allemaal te oefenen. Maar dat heeft zijn invloed naar dat wat jij nou noemt ‘een beetje minder wankelmoedig in het leven staan’.
Maar dat is hetzelfde.


[1] Greet Wicart gaf lichaam-bewustwordings oefeningen tijdens deze sessie.

naar boven