Een vrijwillige coöperatie in jezelf

Eefde mei 1985 | Dinsdagavond

Inleiding
[download]

De laatste keer hebben we ons de vraag gesteld, althans ik heb die vraag gesteld: heb je belangstelling voor je eigen bewustzijn. Dat is wat anders dan: heb je belangstelling voor jezelf. Want ‘jezelf’, dat is alle reacties, alle weetjes, alle frustraties, dat totaal aan ervaringen wat opgetekend is en vanwaaruit je handelt en leeft, oordeelt en ook ervaart.

Maar ik stelde toen de vraag: heb je belangstelling voor je eigen bewustzijn? Dat is dus het instrument zelf, hoe werkt dat.
En waarvan is die werkwijze afhankelijk. Dat is dan het volgende wat je je afvraagt.
En het daarop volgende is: kun je daar, zo je al opmerkt dat iets in de werking van dat bewustzijn naar je gevoel niet correct is, niet volledig is, kun je daar dan iets aan doen.

Ik ben me heel goed bewust dat die vraag uitgaat van een kunstmatige scheiding, want we zijn natuurlijk alles wat ik daarnet opsomde én we zijn ook het bewustzijn. Ik kan het ook anders zeggen: we zijn de inhoud van het bewustzijn en we zijn het bewustzijn. Dat is voor ons één geheel. Maar het is belangrijk om dat toch een beetje te onderscheiden: de inhoud – waar we eigenlijk altijd vanuit leven – en het bewustzijn zelf, het instrument. 

Zodra het werkt is het onscheidbaar. Dat is duidelijk. Maar wij zijn die soort die in staat is om zich bewust te zijn van zichzelf – een mens is in staat om zich bewust te zijn van zichzelf. En daarom kunnen we dus ook die vraag stellen, kunnen we erop ingaan. Want zolang je uitsluitend eigenlijk bezig bent vanuit de inhoud te leven, ook te mediteren, dan blijf je toch binnen dat gebied waarvan je nu geleidelijk aan in de loop van de jaren gemerkt hebt dat het beperkt is. 

En als ik dan nog even in herinnering breng die methode die gebruikt wordt in sommige zen-stromingen: de koan – dat is dus een rationeel, onoplosbaar probleem – dan gaat het eigenlijk om precies hetzelfde. Namelijk kun je aandacht hebben zonder erover te denken.
Zoals wij gewoon leven, leven wij altijd vanuit een oordelend, wegend geheel en laten we de dingen die op ons toekomen, of het nou prettig is of onprettig, niet in zijn zóheid bestaan – en nou zeg ik het eigenlijk niet goed, want we zijn niet eens in staat om het tot ons te laten komen, zonder er al direct iets mee te doen.

En toch, als je die hele zen-literatuur doorloopt, is dit waar het om draait: is het mogelijk om ergens aandacht voor te hebben, zonder dat de inhoud, en dat is je hele zijn hier, tegelijkertijd zich ermee bemoeit. Je kunt het nog anders zeggen: ben je in staat om waar te nemen, om te ervaren, zonder er iets mee te doen.
En dat zit allemaal in die vraag: heb je belangstelling voor je eigen bewustzijn, of kun je eigenlijk alleen maar belangstelling hebben vanuit degene die je bent, dat is dus je inhoud.

Iedereen die het wel eens moeilijk heeft gehad, of nog heeft, zal merken, hij weet het, dat hij eigenlijk blijft ronddraaien in de moeilijkheid. Het kan een grote moeilijkheid zijn, een groot verdriet, een klein verdriet zijn, maar het tragische is dat je dus niet echt op dat wat gebeurd is ingaat. Je gaat uit van die inhoud die op een of andere manier beschadigd is, zich aangerand voelt. En je kunt niet zien wat gebeurd is en wat nu gebeurt. 

Het is dus een hele wezenlijke kwestie die we hier aan de orde stellen. Want je merkt dat, als er al een moment is waar je, door wat voor oorzaak, ook zonder commentaar met jezelf op iets ingaat, dan is het eerste opvallende dat het uiterst simpel is wat je ervaart.
Ik kan het ook anders zeggen: dat je normaal eigenlijk jouw reactie ervaart op dat wat je waarneemt. En die reactie kan bijzonder gecompliceerd zijn, en hoe ouder je wordt, dan wordt hij gecompliceerder, als je tenminste geen bewuste inspanning gepleegd hebt om je bewust te worden van die hele complexe reactiestructuur die jij bent eigenlijk.

En dat hangt met heel veel samen, dat weten we nu langzamerhand wel. Dat hangt met heel veel samen, dat hangt samen met ons vermogen om de dingen rustig op ons toe te laten komen. Het hangt samen met vertrouwen hebben in onszelf, gevestigd kunnen zijn, zonder meer, alleen maar leven, levend zijn, aanwezig zijn, zonder nog een richting te hebben, zonder al ergens op in te gaan. En natuurlijk hangen gevestigd zijn en rustig zijn, althans niet ongedurig zijn – laat ik dat nou maar zeggen, een beetje voorzichtiger – dat hangt natuurlijk samen. 

En dan als derde, complicerende factor: je kunt het wel oefenen, maar je kunt het niet willen. Je kunt er wel aan oefenen, maar je kunt het niet willen. Want zodra er iets van die wil in komt, komt er opzet in. En als er opzet in komt, ben je bij je inhoud, ben je bij je reactiestructuur.

Dus hoe moeten we eigenlijk hierop ingaan – oefenend, niet verbaal, maar oefenend.
Dan komen we bij datzelfde uit, bij die koan die ervoor ontworpen is eigenlijk: ‘Kun je aandachtig zijn, zonder een bepaald iets te willen, zonder iets te verwachten. Kun je dat wat zich voordoet, zoals het zich aan je voordoet, tot je laten komen.’
Dat vooronderstelt een apparatuur die wel afgestemd is, die wel werkt, die vol energie is, maar die nog niet ergens op gericht is. 

En dat laatste maakt het moeilijk. Wat heel veel gebeurt – en waar dan weer allerlei methodes voor zijn ontworpen om dat dan weer teniet te doen, wat heel veel gebeurt – is dat dat rustig zijn, dat kalm zijn, vertaald wordt in de richting van ‘niet bewegen’. En dat is typisch een kenmerk van dat wat met de wil geschiedt. Als het met de wil gebeurt, dan wordt het lamgelegd als het ware. 

Dat is natuurlijk nooit onze bedoeling, om het lam te leggen. Het is dat je helemaal aanwezig bent, dat alles wat nodig zou zijn kan gebeuren. Maar dat je nog niet een bevel gegeven hebt, dat je nog niet in beweging bent. Dat je als het ware verzameld bent – alle energie is verzameld, ter beschikking, maar ze wordt nog niet losgelaten voor iets.

En van oudsher heeft men een aantal ‘maatregelen’ genomen om dat verzameld zijn nabij te brengen. En dat uit zich in hele simpele maatregelen, namelijk maak er een gewoonte van om bijvoorbeeld voor het eten even stil te zijn. Zonder verder daar al aan vast te maken – wat in de boeddhistische overlevering dan wel gebeurt – dat je je goed indenkt hoe de gewassen groeien en hoe dat verwerkt wordt en hoe dat dan uiteindelijk op je bord of in je nap terecht komt. Maar dat bedoel ik niet. Ik bedoel heel sec dat je probeert je lichaam te voelen, zoals het daar is, zittend, staand. Verder niets. Maar wel dat dat waarmee je bezig was – je liep misschien naar de eetzaal toe en je had een gesprek met iemand – dat je dat eventjes probeert te laten wegzakken. En dan op te merken wat er in jezelf gebeurt, als je dat probeert, wat er dan in jezelf gebeurt.
En dat is eigenlijk het belangrijke. Niet of je het wel of niet kunt – dat is een tweede fout waar we heel makkelijk in vervallen, namelijk: kun je het wel, kun je het niet. Dat is niet zo belangrijk. Maar gewoon op te merken, wat gebeurt er in mezelf als ik dat probeer.

En je kunt – en daarvoor zijn deze vijf dagen bijzonder plezierig –natuurlijk meer eenvoudige handelingen proberen eens helemaal te doen. Alleen maar dat wat je aan het doen bent, wat het ook mag zijn: je bed openvouwen, gaan liggen, en alles wat daar vóór is. En eens proberen bij jezelf op te merken wat er dan allemaal in je omgaat.
Dat is heel interessant, want dan zul je merken – dat is helemaal geen geheim – dat je eigenlijk, ook bij hele simpele handelinge,n altijd al verwachtingen hebt. Dat je niet bij de handelingen, zoals je ze doet, kunt blijven. 

En in de zen-kloosters, waar ze natuurlijk uitstekend weten wat dit betekent, hebben ze, naar gelang van het volk en de instelling van het volk, daar allemaal regels van gemaakt.
Ik weet niet of jullie dat filmpje gezien hebben van het Eiheiji klooster, de bakermat van het Soto Zen, waar zelfs het wassen ‘s ochtends van de monniken aan die bakken voorgeschreven is. Eerst links, dan rechts, en ook hoe lang. Nou, als ik dat nu zo zeg, dan heb je het gevoel, ja, wat is dat eigenlijk voor gekkigheid om dat allemaal precies voor te schrijven…
Maar het is eigenlijk om het makkelijker voor je te maken, omdat je je namelijk moet herinneren van eerst links en dan beneden, enzovoorts, om bij die handeling te blijven. Het is dus niet zozeer dat het eerst links en dan rechts is, maar dat je helemaal bij die handeling blijft, dat je niets anders doet dan die handeling. En al die verschillende handelingspatronen, die daar voorgeschreven zijn, zijn eigenlijk allemaal pogingen om het makkelijker te maken om helemaal in de handeling zelf te zijn.

En nou kun je, alsje een goed waarnemer bent, zien dat iemand de handeling doet zoals hij voorgeschreven is, of dat hij hem helemaal van binnenuit doet. Het laatste is natuurlijk de bedoeling. 

Wat ik me voorstel, wat ik nog altijd denk dat mogelijk is, dat is dat wij dit onszelf zouden kunnen leren door alleen maar aandachtig te zijn. Dus met een minimum aan voorgeschreven handelingen. Want in de zen-kloosters gaan ze ook zover dat ze dus niet alleen tevreden zijn met voorgeschreven handelingen, maar ook met voorgeschreven gevoelens. Als jij voor je matje buigt, dat wordt heel omstandig gezegd wat dat betekent: dat je dankbaar bent dat je de mogelijkheid gekregen hebt om te mediteren. En dat je dankbaar bent dat die plek schoon is, geordend is, enzovoorts. Dat wordt er heel omstandig beschreven.

Toen ik daar in het begin kennis mee maakte in dat grote boek van Gensho, over Dogen, gingen mijn haren recht overeind staan. Ik dacht: waar ben je dan… Dan ben je de hele dag bezig, minitieus, al die handelingen niet alleen zo te doen als ze voorgeschreven zijn, maar ook zo te voelen als ze voorgeschreven zijn. Maar het is eigenlijk een poging om het een ietsje makkelijker te maken om volledig in de handeling, in het moment waarin je bent, te zijn.

Maar ik denk dat wij het zouden kunnen wagen om dat te proberen: om uitsluitend en alleen maar te vertrouwen op dat aanwezig zijn in het moment zelf en opmerken wat er gebeurt. En dat we langs die weg die hele baaierd van meningen, oordelen, over wat we doen, zo zouden kunnen kwijtraken. 

Want er is aan die traditionele methodiek natuurlijk een levensgroot gevaar. En dat is dat je zo in de volgorde komt die voorgeschreven is, zelfs in de gevoelsvolgorde mokt die voorgeschreven is, dat je het niet écht meer beleeft.
Dat is natuurlijk wat door al die eeuwen heen steeds gebeurd is. En waarom Shunryu Suzuki terecht dat hele boekje geschreven heeft ‘Zen mind, beginners mind’, omdat hij dat levensgrote probleem zag: hoe blijf ik nieuw, dat wil zeggen, hoe kan ik zijn zonder mijn reacties. Hij zegt terecht als je tien keer gezeten hebt, dan zit het er al in dat je je een gewoonte gevormd hebt, dat je niet meer helemaal die houding opbouwt als was het de eerste keer, als wist je het nog helemaal niet.

Maar als je echt ingaat om hoe je de dingen doet, dan merk je ook – en dat is waarom een vijfdaagse een grote zin heeft – dat je in de maatschappij waarin je opgenomen bent, gewoon verondersteld wordt om volgens dat reactiepatroon te handelen en te leven. En dat je dus het nodig hebt om te oefenen in een omgeving waar dat zo goed mogelijk mogelijk is, waar je dus inderdaad jezelf kunt opmerken in al je doen. En waar je dus hetzelfde proces bij anderen eerbiedigt.

Jullie voelen wel dat dit niet zo eenvoudig is, want dat je hier keihard aanloopt tegen jezelf als voorgevormd reactiepatroon. En dat je het ook als akelig zult voelen, vervelend zult voelen, dat je daar nu op in moet gaan. Want als je volgens dat reactiepatroon leeft, nou ja, ach, dan gaat het wel. Maar wat je niet merkt is dat er dan heel weinig gebeurt eigenlijk in jezelf. Je herhaalt aldoor weer. Er komt wel eens iets nieuws bij, toevallig. Maar eigenlijk is het aldoor maar herhalen. Maar je bent er zo aan gewend dat dat eigenlijk wel prettig is. 

Zoals mensen soms het gewoon prettig vinden om hun werk te doen met achtergrondmuziek, want dan wordt de onrust die gewoon in ze is, eigenlijk een beetje in slaap gewiegd door die andere onrust. Want je luistert niet echt naar die muziek, hij is eigenlijk alleen om een klein beetje die onrust die er anders is, een beetje te verdoven. Je ziet dus eigenlijk dat wij het ongewenste bestrijden met het ongewenste. En dat we nooit echt ontmoeten waar het om gaat. 

We kunnen misschien in deze vijf dagen – en ik zeg ‘misschien’ – daar een klein begin mee maken, met dat opmerken hoe we bezig zijn, wat er in onszelf allemaal gebeurt. En dat we ook zo aandachtig zijn dat we ópmerken, wanneer we er een probleem van gaan maken. En dan kun je beter even loslaten, dan kun je maar gewoon die ‘reactiebeweging’ toelaten. Want zodra je er een probleem van maakt, dan kom je niet verder. Zodra je het gevoel hebt van, ja, ik kan niet stil zijn of… Ga dan wat anders doen. Je moet het hebben van een vrijwillige coöperatie in jezelf, van het waarnemen en het opmerken wat er gebeurt. 

Maar het moet vrijwillig zijn. Dat maakt het zo moeilijk. Want je kunt jezelf natuurlijk vreselijk gemakkelijk dwingen, dat is heel makkelijk… Maar dan gebeurt er niks meer. Dan gebeurt er misschien wel wat je wilt, maar niet het eigenlijk dat gebeuren moet.

Nou, en hoe doen ze dat dan in de zenkloosters. Als er een hele goede meester is, dan heeft hij dat in de gaten, wanneer een monnik zichzelf vastgedraaid heeft als het ware. En dan probeert hij door iets onverwachts dat in ieder geval los te maken. Meer kan hij niet. 

Maar dat is die hele lange weg. En wat ik eigenlijk nu voorstel aan jullie allemaal, en ik geloof dat dat mogelijk is, dat jullie dat zélf doen. Dat je zelf opmerkt dat je je vastgedraaid hebt en dat je gewoon wat anders gaat doen.
Dat we dus die hele vijf dagen als experiment zien. Waarbij ik dan als enige regel stel – omdat ik gemerkt heb dat dat werkt in ieder geval – dus voor het eten even staande stil zijn. En proberen in dat moment voor het eten eigenlijk opnieuw te beginnen. Maar je kunt het natuurlijk verschillende keren in de dag doen bij jezelf. En je kunt je zitten, je oefeningen, kun je als zodanig daarbij inschakelen. Eens opmerken hoe je dat doet, dat opbouwen. Hoeveel gewoonte daarin is, hoeveel je niet opmerkt van wat er in je gebeurt. Ben je helemaal ontspannen? Daar eens echt bij blijven staan. En zo zijn er natuurlijk heel veel dingen. 

Maar ik dacht dat het mogelijk móest zijn dat we inzien dat dit nu hetgeen is waar het om draait. Want als we zeggen: ‘ja, we zouden eigenlijk niet meer agressief moeten zijn,’ dan kom je, als je lang genoeg erop doorgaat, hier terecht: kun je namelijk aandacht geven zonder bedoeling.
Ik zeg dit opzettelijk inderdaad, dat we niet het gevoel hebben van, ‘ja, waar zijn we eigenlijk aan bezig, dat is zo verfijnd, dat heeft niet te maken met wat er in de wereld aldoor gebeurt.’
Maar het heeft er helemaal mee te maken. 

Het is nodig voor ons allemaal, dat wij elke dag de verbanden zien tussen waar we mee bezig zijn en wat er in de wereld gebeurt. Echt, elke dag. Dat je ziet: dat wat ik doe, is van het hoogste belang.
En dan natuurlijk niet die domme vraag er achteraan van: ‘ja, maar als ik dan, enzovoorts, wat gebeurt er dan eigenlijk, wat verandert er in de wereld.’
Want dat is een vraag die je wel kunt stellen, maar het is een oneigenlijke vraag. Dan wil je je zeker stellen in een resultaat. Men is niet bereid om iets te doen zomaar, omdat je het verband ziet, omdat je ziet: dat is nodig – ‘stop’ dan, ik doe het, ik zie wel.

Ieder van jullie weet dat je idealen hebt zolang je niet doet. Maar op het moment dat je doet, is het ideaal weg – godzijdank, zeg ik dan. Want dan doe je, dan vraag je je niet meer iets af. Dan vraag je niet meer: ‘waar komt het uit,’ en: ‘hoeveel procent is het’ – waar we tegenwoordig zoveel mee bezig zijn.. Dat vraag je je dan niet meer af, je bent en je doet.

En je zult ongetwijfeld als je dit probeert, zelfs in die vrij ideale omstandigheid waar we nu in zijn, hoop ik, nu vijf dagen, merken wat een machtig bastion er tegenover je staat. Eigenlijk je hele leven. Alles wat erin gebeurd is en ook hoe je het verwerkte, of niet verwerkte. Dat staat tegenover je. Daar heb je aldoor in geleefd en daar leef je nu vandaag de dag óók nog in.
Maar het is allemaal niet erg – als je maar het gevoel hebt dat je nu bezig bent om dat geheel, niet alleen in kaart te brengen, maar ook bewúst te maken in jezelf.

En dan kun je natuurlijk niet met snelle bewegingen dat doen. Je zult dat heel rustig tot je door moeten laten dringen. En het vertrouwen hebben dat er in jezelf iets is – want daar komt het dan wel op neer – dat er iets is in jezelf wat daar helemaal nieuw op ingaat. Wat niet is van alles wat je al kent.
Maar het is gewoon een feit dat, zolang dat alles wat je bent, alles wat je kent, alles wat je al geweten hebt, ervaren hebt, gedaan hebt, zolang dat er is, kan dat andere niet werken. Dat is gewoon een feit.
En hoe kan dat oude, als het ware terugtreden zonder dat jij het dwingt.

Nou mensen, dat is dan voor deze vijf dagen.

naar boven