De adem als vriend

Eefde maart 1983 | Zaterdag

Inleiding
[download]

Het sterven heeft voor ons altijd een vrij dramatische en soms ook een angstige bijbetekenis. Voor mij is sterven het lieflijkste in de wereld. Ik geloof dat we goed doen de wezenlijke betekenis van het sterven een heel klein beetje te leren kennen – niet omdat ik er iets over zeg, maar omdat we dat in onszelf kunnen nagaan.
Alles wat ik zeg heeft alleen betekenis voor zover je het in jezelf kunt nagaan. En voor zover je het niet verwerkt of aanvaardt, omdat het in je programma aanwezig is. Dus luisteren is een moeilijke zaak, luisteren is een hoogste paraatheid. Want anders kan het net zo goed niet gebeuren.

De hele westerse psychologie, met alles wat daaraan vastzit, gaat uit van het vaststaande feit dat als je iets beleeft, het een herinnering achterlaat. En dat als het een onaangename ervaring is, er dan een kwetsuur overblijft.
Dat aangenomen zijnde, gaan we die hele lange lange weg om die kwetsuren onschadelijk te maken, leefbaar te maken, enzovoorts. Als we een beetje om ons heen kijken en zien wat er gebeurt in onze wereld, dan is het voor ons bijna onze grootste energie-inspanning om dat ongedaan te maken.

Merkwaardig genoeg was het zo dat in 1853[1] meester Okada, ‘de zenmeester van de adem’, pertinent zei dat het niet nodig is om de ervaringen op te slaan. Dat het mogelijk is om altijd leeg te zijn, ondanks het feit dat je in de wereld bent, dat je dingen te doen hebt, dat je aangerand wordt of bewonderd, maar dat dat allemaal totaal geen spoor nalaat.
Ik heb me daar al vele jaren mee bezig gehouden en ik kom nu geleidelijk aan tot de conclusie dat wat Okada zegt volmaakt waar is. Dat is nogal wat, wat hij zei… Hij zei namelijk dat het mogelijk is om altijd leeg te zijn. En wel door op de juiste wijze te ademen.
In dat perspectief krijgt sterven eigenlijk zijn oorspronkelijke betekenis. Namelijk de grote reiniger, de barmhartige ontvanger van alles wat verleden is.

Als je bedenkt hoe ontzettend veel leed, agressie en onderdrukking er in de wereld is, en hoe wij, ieder van ons, er iedere dag aan toevoegen – niet bewust, maar gewoon omdat we zijn zoals we zijn – dan is het de moeite waard om je af te vragen of dat niet anders zou kunnen. En dan niet volgens die traditionele weg, waar gezegd wordt dat je het goede moet doen en het kwade nalaten, dat je lief moet hebben en niet haten, maar heel direct aan de wortel van het gebeuren in ons bewustzijn – wat het gebeuren in de wereld is. Dat moeten we toch goed beseffen: het gebeuren in ons bewustzijn is het gebeuren in de wereld. Het is niet anders. Het is dus eigenlijk niet buiten ons, het is in ons.

Dat ontdoet [ons van] dit bewustzijn dat wij voortdurend oorzaak zijn van al datgene wat we buiten ons zien gebeuren en waar we bang voor zijn, wat we afkeuren, waar we van schrikken – als we ons werkelijk bewust zijn dat wij daar dag-in-dag-uit aan meewerken, dan verandert daarmee onze totale inspanning. Die is er dan niet meer op gericht om het kwaad draagbaar te maken, maar om het kwaad niet te laten ontstaan.

Dan moet je helemaal terug naar hoe je bewustzijn werkt, hoe dat bewustzijn telkens weer toevoegt aan [de keten van] reactie. Want zodra mij iets overkomt wat mij kwetst, heb ik een reactie. En de reactie wordt opgeslagen en die werkt vanaf dat moment door. Ga je eigen leven na, het is bijna ontelbaar wat daarin gebeurt. En dan moet je weer een stuk van je leven doorbrengen om dat leefbaar te maken. Maar die reacties zijn er wel, dat is de hele gewone gang van zaken, bij ons allemaal, niemand uitgezonderd. De een reageert het af op een leuke manier, de ander reageert het af op een hatelijke manier, maar dat doet aan de werking niets af.

Je begrijpt nu waarom die kleine opmerking van meester Okada nooit ergens is aangeslagen. Want wat hij zei was dermate revolutionair, dat geen hond er ooit bij stilgestaan heeft dat dit het zou kunnen zijn. Dat we de hele machinerie die we geleidelijk aan in werking hebben gezet – ja, waarom? Omdat het het meest noodzakelijke was voor ons om te kunnen leven – niet nodig hadden.

Van Okada is ook bekend dat hij zei: “Wat je bij mij leren kunt is de taal van de vogels verstaan.”
Het wijst allemaal in dezelfde richting, namelijk het volkomen leeg zijn. Zodat de dingen die gebeuren, in jezelf, buiten jezelf, in hun oorspronkelijke betekenis tot je doordringen. En niet in dat procrustesbed gedouwd worden, pasklaar gemaakt voor jou, maar in hun eigen waarde, in hun eigen schoonheid, in hun eigen verval, tot je door kunnen dringen.

Okada heeft jammer genoeg – dat vind ik althans – maar heel weinig nagelaten van zijn eigenlijke filosofie. Hij heeft wel enkele heel spaarzame aanwijzingen gegeven voor de adem. Maar als je die opvolgt en je neemt er de moeite voor om het écht te oefenen, dan merk je in welke richting het gaat.
En dat betekent dat je je volledig bewust maakt wat die adem doet. Dat is de eerste stap.
De tweede stap is dat je die adem leeft. Dus dat je ophoudt een getuige te zijn van de adem in jezelf, maar adem te zijn. Zodra je dat doet, namelijk adem zíjn, merk je dat alles wat gebeurd is in de vorige adem, in de nieuwe adem die uitstroomt uitgewist wordt. Dat is het hele geheim.

Maar dat betekent wel dat je van een aantal dingen geen last meer moet hebben. Je moet in de goede houding ‘zitten’, en dat goede zitten moet automatisch zijn.
Ik help met jullie er steeds mee het op te bouwen. Dat moet eigenlijk automatisch zijn. En je moet jezelf inderdaad in die adem beneden terug kunnen vinden, je moet jezelf dus beleven daar beneden. Dus niet meer dat je aandachtig met die adem meegaat, maar dat jij daar bent. En ook dat moet geleidelijk aan tot een vanzelfsprekend iets worden, waar je niet aan hoeft te denken.
Als dat zo is, dan merk je dat je zonder enige moeite, zonder enige moeite, schoon gewassen wordt, altijd weer. Je kunt pijn hebben, je kunt ziek zijn, je kunt suf zijn, geeft niks, dat werkt altijd door.

naar boven

Gesprek (fragment)

– A.: Wat verstaat die meester van de adem onder ‘uitwissen’?

– Maarten: Onder uitwissen verstaat hij dat je denken niet meer beweegt. Want je denken beweegt voortdurend door de prikkeling van het verleden. Want je weet, wat wij over de toekomst denken is gewoon een doorzeuren van het verleden. Toekomst bestaat eigenlijk niet. Het is altijd een veranderde verleden tijd.
Dus die hele activiteit is stil geworden. Hij bedoelt inderdaad dat het stilstaat.
Krishnamurti zegt het ook wel eens, maar die heeft het van kleins jongetje af meegekregen, die had die lege geest gewoon …

– A.: Die heeft er zelfs een dagboek over geschreven. Dat kan natuurlijk ook niet.

– Maarten: Jawel, je kunt gewoon noteren wat er gebeurt op het moment.

– A.: Dan is het al voorbij.

– Maarten: Natuurlijk …

– A.: Dat is muggenziften, dat weet ik, maar volgens mij is dat een verschrikkelijk moeilijk proces – als je echt in dat proces zit, dan kun je dit soort uitspraken niet meer maken, omdat je niks meer hebt om te vergelijken.

– Maarten: Nee, maar kijk, het is natuurlijk bij ieder van ons zo dat wij wel degelijk een herinnering hebben over onze staat van zijn van voordien en nadien.

– A.: Precies, daarom vroeg ik: wat bedoel je precies met ‘uitwissen’.

– Maarten: Het is de momentele activiteit. Want wat betekent het eigenlijk? Het betekent dat als ik naar jou luister op dit moment, al mijn andere contacten met jou er niet zijn. Dat betekent het eigenlijk. Want als al die andere contacten er wel zijn, dan weet je wel, dan zet het zich aldoor maar voort.

– A.: Dan vind ik het een stuk beter begrijpbaar dan dat iemand zegt dat het volledig weg is.

– Maarten: Dank je wel.

– B.: Maarten, ik begreep het niet helemaal, je zei: je krijgt een ervaring en die laat je niet zomaar toe, maar die dwing je in een ‘procrustesbed’.
Dat procrustesbed, zijn dat onze programma’s?

– Maarten: Ja, dat procrustesbed dat zijn de programma’s, de matrijs waarin de ervaring die we nu opdoen moeten passen. Alles wat er niet inpast doen we weg, dat is er niet. Dat doen we voortdurend. En we merken het niet, want die matrijs dat zijn wij. We zijn niet meer dan die matrijs – natuurlijk niet helemaal, want dan was er geen hoop, dan was er geen enkele mogelijkheid. Dan konden we er nooit uitkomen, als we inderdaad uitsluitend die matrijs waren. Maar je kunt zeggen: 99% van de tijd zijn we die matrijs. En wat nu eigenlijk gezegd wordt is: je kunt zonder matrijs leven.
Ik weet niet of jullie beseffen wat dit betekent, kijk nou eens naar onze maatschappij, wat daar allemaal in plaats heeft. Duizenden sociale werkers, hulpverleners, psychiaters, psychologen…
Dus dit is heel fundamenteel. Vooral als je beseft – en dat besef ik heel goed – dat ik dagelijks toevoeg aan datgene wat ik bestrijd. Ik mediteer, en toch voeg ik dagelijks toe aan dat bestand van wantrouwen, agressie, enzovoorts.

– C.: Nog even over die sociale werkers, dat spreekt mij natuurlijk wel aan.  Maar ik zie ook dat daar goede dingen gebeuren op dat werk.

– Maarten: Natuurlijk! Wat dacht je nou, natuurlijk gebeuren daar goede dingen. Die psychiaters zijn heel erg hard nodig, die doen ook goede dingen. Natuurlijk, allicht. Ik bedoel, als je eenmaal van die situatie uitgaat waar wij dus met z’n allen in zijn, ja, dan moet daar wat gebeuren. En daar hebben we dus van allerlei voor gevonden. Alleen, we zijn dan bezig met de allergrootste nood een beetje te lenigen. Daar komt het toch op neer, nietwaar. Want je gaat niet voor je plezier naar een psychiater toe.
Ik wil alleen maar zeggen: het is helemaal niet nodig als ik beter zou leven. Als ik niet voortdurend toch mijn reacties uit het verleden liet doorwerken in mijn handelingen van vandaag. Als ik inderdaad, als jij gisteren lelijk tegen mij geweest bent, vandaag volkomen schoon tegenover je zou kunnen staan, dan hield het op. Dan was er eindelijk een stop!


– D.: Maarten, ik wil nog iets over die adem vragen. Je zei net dat je moet proberen om in een nieuwe verhouding te komen met het verleden.

– Maarten: Ja, dat is bekend, dat is gewoon.

– D.: Maar als je nou door je ademhaling je spanning vermindert – je gaat naar je buik ademen en dan voel je je rustiger worden – is het dan zo dat je het kwijtraakt en wat dat betreft een beetje leger wordt? Of is het zo dat je een andere verhouding met die spanning krijgt.

– Maarten: Ja, dat is dat je een andere verhouding met die spanning krijgt.

– D.: Maar die blijft dus toch in je.

– Maarten: Die spanning blijft nog wel in je, ja. Totdat je er helemaal uitgevallen bent. En natuurlijk zul je erin terugvallen. Maar hoe langer die tijden worden dat je leeg bent, hoe meer kans er is dat je ook leger wordt. Het zijn geen absolute dingen, het is steeds een meer en meer.
Jij hebt ongetwijfeld wel eens een moment gehad dat je er ontroerd was door iets. En dan was er niets anders dan dat. Dat is eigenlijk een voorafspiegeling van leeg zijn.
Ik kan het misschien nog anders zeggen, dan is het misschien duidelijker – je moet het me maar niet kwalijk nemen, maar het is moeilijk om dit te vertellen – jij gaat niet meer met je aandacht ergens naartoe uit, je bent alleen aanwezig. En dan kan er best iets binnenkomen, iemand zegt bijvoorbeeld iets tegen je. Dan ben je op dat moment niet leeg, als je het nou heel strikt zegt. Maar je kunt weer gemakkelijk terugkeren tot die toestand van leegzijn, omdat je laat wel komen, maar je gaat niet uit naar iets of om iets. Maar je bent helemaal aanwezig en je bent bereid en bent ter beschikking.
Wat mij zo van die Rus is opgevallen, is dat hij altijd ter beschikking was, maar dan ook altijd. Ze konden hem ‘s nachts wakker maken, wat wel eens gebeurd is. Hij was er onmiddellijk helemaal, hij was dus niet slaperig, afijn, al die toestanden die wij dan hebben, maar hij was onmiddellijk helemaal 100% aanwezig.
Dus je bent altijd bereid, maar je gaat niet uit ergens naartoe. En dat hoeft ook niet, want als iemand volledig aanwezig is en volledig ter beschikking, komt daar alles op af, want dat is een ongekend punt in de wereld.

[1] Het jaartal dat Maarten Houtman hier noemt lijkt niet te kloppen.
Okada Torajiro werd omstreeks 1872 geboren. Tussen 1906 en zijn dood in 1920 trad hij naar buiten met zijn 'Seiza'-beweging, die in Tokyo een grote aanhang had (zie het artikel hierover in het 'Zen als leefwijze' Blog).
Graf von Dürckheim - van wie Maarten van het bestaan van Okada gehoord moet hebben - besteedt in zijn boek 'Hara' een apart aanhangsel aan de 'Meester van de adem'. Hij vermeldt daar dat hij les kreeg van diens leerling, mevrouw Dr. Kobayashi.
Toeval of niet, in 1853 - het jaartal dat Maarten Houtman noemt - werd Japan opengesteld voor het Westen, daartoe gedwongen door de Amerikaanse admiraliteit.

naar boven