Tai chi van de geest

Eefde maart 1983 | Vrijdagmiddag

Inleiding
[download]

We zullen weer proberen heel dicht bij huis te blijven, bij onze ervaringen van alledag. En proberen na te gaan hoe problemen eigenlijk ontstaan. Want problemen ontstaan alleen in ons, in het leven zijn ze niet aanwezig. Ze ontstaan in ons. Dat is heel grappig, een dier heeft nooit een probleem, maar wij wel. Hoe komt dat?

Dat komt omdat we voorgeprogrammeerd zijn. En dan wat we voelen en wat we willen, gaan vertalen in die programma’s die in ons klaarliggen – het is natuurlijk duidelijk, die programma’s zijn altijd dode dingen, die liggen vast. Nou leg je daar je gevoel in en je wil en je denken. En ja, dan ontstaan er problemen, want dan klopt het niet.

Dus er zijn een aantal punten waar je gewoon aan moet denken. Dat is dat je voorgeprogrammeerd bent. Daar moet je gewoon vanuit gaan, want dat is zo. Niet omdat ik het zeg, maar dat is gewoon een feit, dat kun je bij jezelf constateren, elk moment opnieuw. Je kunt zelfs heel erg verontwaardigd zijn vanuit een programma. Dus zelfs ons gevoel is vervalst door de programma’s die we hebben, over zus en zo hoort het, en zo en zo moet het gaan. Daar ontkom je niet aan.

Dus je moet helemaal aan het begin beginnen: nu heb je een probleem, en je weet dus: dat probleem is in jou ontstaan – dat probleem komt niet uit het leven, het is in jou ontstaan.
Het is natuurlijk al erg belangrijk om dat voor jezelf vast te stellen, want dan kun er je een beetje frisser aan beginnen.
Dan kun je je afvragen: hoe is het nou eigenlijk?
Dan is de eerste vraag: wat voel ik nou eigenlijk? Zonder rechtvaardiging, dus niet: ik mag het voelen, en het is zo goed en het is rechtvaardig… Nee: wat voel ik? Ook als je denkt: foei, foei, dat mag ik niet voelen – je vraagt jezelf af: wat voel ik?
Je hebt een vervelende ervaring met iemand, daar kun je een heleboel omheen flansen. Maar wat voel je nou? Dat is je basis. Altijd weer proberen om de basis te vinden in het materiaal waar je mee werken moet: je voelt iets. En in dit geval is het een onaangenaam gevoel, je verwijt die mens iets. Nou, dat is dus je basis.

Nou ga je er eens bij stilstaan. En probeert jezelf te herinneren hoe je was op het moment dat dat verwijt in je opkwam.
Je moet heel nauwkeurig zijn, hoor, het kan zijn dat je net een beetje te hete thee gedronken hebt. Dat is niet prettig. En nou zegt die iemand iets wat je ook verkeerd kunt opvatten. Maar dat moet je eerst voor jezelf geconstateerd hebben dat er iets was wat al onaangenaam was.
Zo kun je het stap voor stap nagaan. Maar dan ben je dus niet met je probleem bezig. Dat is ook belangrijk, je bent niet met je probleem bezig, maar je bent aan het reconstrueren hoe het gegaan is, hoe het tot stand gekomen is.

Dan zul je heel dikwijls merken dat er op een bepaald punt een blanco komt. Dan zeg je: maar er moet toch iets gebeurd zijn, dat is nu zo in mij en ik weet het niet…
Nou, al die blanco’s zijn de programma’s, de programma’s die in je klaarliggen en waar je helemaal niet van bewust bent. Plotseling heb je een sprongetje genomen en is er dat verwijt in je opgekomen. Dat komt vanuit een programma voort.

Nou, als je dan zover bent, dan ligt de zaak al een heleboel redelijker, prettiger, bijna vrijblijvender. Je hebt nog wel dat verwijt, maar je begint er toch eigenlijk aan te twijfelen. En het probleem is al weg, want je bent nu bezig aan een onderzoek, een onderzoek van hoe het voor elkaar te krijgen hoe dat in jou is ontstaan. En dan begin je niet met flauwekul van teruggaan tot je kindstijd, wat je toen en toen… Nee, dat niet, nu, op dit moment: hoe was je lichamelijk, hoe was je stemming … en daar komt dan die gebeurtenis.

Als je het zo benadert, blijkt wat een probleem was, gewoon een wanverhouding te zijn tussen wat er gebeurde en jouw antwoord daarop. En je ontdekt dan ook dat jouw antwoord voor 99% bepaald is door dat programma, dat daar eigenlijk ontzettend weinig van jezelf in is, van jezelf die je vandaag bent. En dat er héél veel programma in is.

Nou, dan kun je natuurlijk over dat programma heel lang ongelukkig blijven. Maar dat is gewoon dwaas, dat moet je niet doen. Je moet zeggen: dat programma, nou ja, dat heb ik nou gekregen van mijn medemensen, van mijn opvoeders, van alles wat er gebeurd is. Dat heb ik nou meegekregen. Dus hoe kan ik dat programma nou niet zo oppermachtig laten zijn?
En het antwoord daarop is simpel, maar moeilijk uit te voeren, namelijk: proberen héél attent te zijn, heel oplettend. Want op het moment dat je oplettend bent, dat je aandachtig bent, speelt het programma niet. Het programma speelt altijd op die momenten dat je niet aandachtig bent – en zo zijn wij het grootste deel slachtoffer van het programma…

Dus het is eigenlijk heel eenvoudig, je bent geprogrammeerd. En alleen als je volkomen aandachtig bent is het programma afwezig. Het is er wel, maar het hindert je dan niet meer, want je bent heel nauw bezig met dat wat je aan het doen bent. Het kan best zijn dat je eventjes je oplettendheid verliest, pats, is het programma terug. Ja, dan is het jammer. Maar als je oplettend bent, merk je eigenlijk ook: hé, ik was zó bezig, en nu is er opeens die knik in.

Zo kan geleidelijk aan die oplettendheid groeien. Want het is heel prettig om oplettend te zijn. Dat zullen jullie allemaal wel ervaren hebben, als je echt oplettend bent, is dat heel fijn. Het overkomt me heel vaak dat als ik echt heel moe ben, er dan iemand langskomt die zegt: ik zou je toch graag willen spreken, want ik zit een beetje in de puree…
Ik weet nu uit ervaring dat als ik dat doe, als ik helemaal ter beschikking ben, ik dan weer fris word. Dat is gewoon zo, dat werkt zo. Dus daar kun je gewoon vanuit gaan, dat als je oplettend bent, alles dan stroomt.
Dat is dus tai chi van de geest, die oplettendheid maakt dat je gewoon plezier hebt – ik gebruik dat woord met opzet: ‘plezier’ – om er helemaal bij te zijn. En die ander die bij je komt, voelt ook dat het niet een plicht voor je is, maar dat het een voorrecht voor je is om te mógen luisteren. Dat is een voorrecht, want er komen nieuwe dingen naar je toe, eigenlijk zijn nooit twee gevallen gelijk. Ja, ze hebben ongeveer dezelfde structuur, maar ze zijn nooit gelijk.

Dus zodra je gaat opletten, verdwijnt die tegenstand en al die dingen die er zo in spelen. M. vroeg me naar die kwestie van ‘dood in het leven‘ – ik zou dan liever zeggen: ‘sterven in het leven’. Dat heeft daar ook mee te maken. Want het geleidelijk aan buiten werking stellen van je programma is een manier van sterven aan het oude. Je programma is het oude; je herinnering is het oude; je reacties zijn het oude. Dus als je steeds meer gewoon oplettend blijft… Ook als je gewoon ziek bent, als je pijn hebt, wees oplettend, denk niet: oh ja, twee jaar geleden, toen had ik iets soortgelijks, en toen ging het zo en zo. Want dan maak je jezelf onmondig.

Het is zo. Als je aandacht geeft, aan wat ook maar, dan heeft dat oude, dat verleden, die dode stof, die eens ingesproken programma’s, geen macht meer over je. Ze zijn er wel, ze wachten hun kans af dat je even onoplettend bent. Dan hebben ze weer de heerschappij terug. Dus je moet gewoon slimmer zijn, je moet weten dat als je je aandacht terugneemt, het dan ook gaat gebeuren dat het programma in je gaat draaien. Probeer dat gewoon te negeren.

Wat ik jullie nu beschrijf is echt een héél simpel proces. Ieder van jullie kan dat opmerken. En je weet, je programma’s, dat is flauwekul, ook al gelooft de maatschappij erin. Daar heb je helemaal geen boodschap aan. En die oplettendheid – je weet dat je wel eens erg moe kunt zijn en dat je ook daarmee moet oppassen. Want dat is ook een soort van werking vanuit die programma’s, om jou te suggereren dat je moe bent. Ga maar tot het uiterste. Je bent doodmoe en je denkt: ik kan niet meer… Let dan juist op! Dan merk je plotseling: het is weg… En dan is al dat gereutel weg, dan kun je weer doorgaan.

Als je dat doet, dan oefen je in het sterven. Ik heb het nu nog steeds gehad over hele simpele dingen, waar je gevoelens niet zo erg bij betrokken zijn. Maar je hebt natuurlijk hele stukken in je leven die heel emotioneel geladen zijn. Dan wordt het natuurlijk moeilijker, want dan is de greep van de programma’s op je oneindig veel groter. Dus wat je dan nodig hebt is, behalve oplettendheid, een grote mildheid ten opzichte van jezelf. Je merkt dat dit nu iets is waarin je, als je niet heel erg barmhartig ingaat op wat zich voordoet, meegetrokken wordt door die negatieve lading die er nu eenmaal is – je hebt het zelf een heleboel keren opgeladen.
Dus je ziet in de verhoudingen van kinderen en ouders, van man en vrouw, van vrienden, vaak zulke stukken die gewoon gespannen zijn, waar een donkere kracht vanuit gaat. En waarvan je weet dat als je in de buurt komt, je heel erg helder moet zijn. Helder en bereid om het onder het oog te zien. Je weet waar je voor staat.
Dat hangt natuurlijk allemaal samen, als je niet oplettend bent, weet je niet eens dat die lading er is, dan ben je daar alleen maar slachtoffer van.

Dus het gaat om die voortdurende oplettendheid waarin al deze dingen geleidelijk aan duidelijk voor je worden. En alleen in die liefdevolle aandacht kunnen die emotionele ladingen geleidelijk aan ontladen. Daar heb je geen ingewikkelde psychologische toestand voor nodig, dat kun je zelf. Want de oplettendheid, het gadeslaan, is hetgene wat jou aan de macht van het al-aanwezige – wat niet leeft, wat alleen maar herinnering is – onttrekt. En dat is sterven aan het dode.
Er staat in de bijbel iets heel merkwaardigs: ‘laat de doden de doden begraven,’ dat is heel oud. Dat is dit. Daar heb je eigenlijk nu geen boodschap meer aan. Maar het beheerst je wel als je niet oplettend bent.

Ik herinner me van toen ik een jongen van 24 jaar in het krijgsgevangenkamp was. Zoals gewoonlijk was ik ontzettend bevoorrecht, ik had als slaapmaat een uitgeweken Rus die voor het bolsjewistische regiem was gevlucht. De man was al 94, maar hij was er toch in terechtgekomen. Ik heb naderhand de streek bezocht waar hij woonde,  in de bergen, waar hij een sukade-kwekerij had om in zijn levensonderhoud te voorzien. De Soedanezen daar in de buurt vereerden hem als een heilige.
Ik heb ook gemerkt dat dat zo was. Die man zei niet veel, hij heeft mij een aantal dingen gezegd die me geleidelijk aan in mijn leven een beetje duidelijk zijn geworden. Op dat moment heb ik het aangenomen – vanwege de straling en de macht die er van die man uitging, wist ik dat het belangrijk was. Dus ik heb het wel in mezelf opgetekend, maar ik had er niets aan.

Op een ochtend zei hij tegen me: “Maarten, vanmiddag om drie uur zal ik doodgaan. Wil jij het weinige wat ik heb zo en zo verdelen.”
Het was in hoofdzaak voedsel, want hij at maar heel weinig. Van dat hongerdieet wat we hadden, hield hij toch nog wat over wat te bewaren was. En hij had daar zo zijn ideeën over wie wat moest hebben. Ik kreeg niks, want hij zag wel dat ik het niet nodig had.
Ik was daar echt een beetje kapot van, dat die man dat zo zei. Hij was heel vriendelijk, hij zei: “Als jij nou zorgt dat je zo omstreeks die tijd bij me bent en mijn hand vasthoudt. Maar je mag niet naar me kijken, want dat soort me in het overgaan.”
Dat heb ik gedaan, dat is een ongelofelijke ervaring geweest. Die man is stralend doodgegaan. Hij was zover dat hij zijn moment van het ophouden van de levensenergie wist. Maar dat was ook een gevolg van het feit dat hij ongelooflijk oplettend was. Hij had alles al gezien, voordat iemand hem iets vroeg had hij het gezien. Hij was altijd aanwezig, je kon altijd een beroep op hem doen. En was dat gebeurd dan was het gebeurd, dan ging hij gewoon door met zitten, soms met gewoon de kleine dingetjes doen.

Maar het was ongelooflijk, het heeft hele diepe indruk op me gemaakt hoe die man altijd ter beschikking was. Iets wat wij totaal niet kennen. Hij was altijd ter beschikking… Ja, waarom was hij altijd ter beschikking? Omdat hij geen problemen had, hij was leeg. En hij nam het leven waar zoals het was. Hij nam bij zichzelf waar dat die energie op was en hij zei: dit is het moment dat ik dat doodsproces in ga en dat wil ik ook helemaal beleven. Daarom zei hij tegen mij: hou mijn hand vast, maar kijk niet. Want mijn kijken zou hem misschien afgeleid hebben.
Zie, dat is ook een mogelijkheid om te leven.

Dit klinkt misschien fantastisch, maar dat is gewoon gebeurd. Wat hij bijvoorbeeld tegen mij zei – en wat me geleidelijk aan duidelijk geworden is – was: “Als je werk moet gaan doen, moet je zorgen dat alles eerst opgeruimd is. En als je klaar bent moet het ook weer helemaal opgeruimd zijn. Want als je weer aan het werk begint, moet je niet herinnerd worden aan wat je gisteren gedaan hebt.”
Nou, dat is me nu echt heel goed duidelijk wat dat betekent. Op dat moment was het gewoon, nou ja … Maar het is natuurlijk heel duidelijk, het is een ongelooflijke raad die ik daar meegekregen heb.

Ik herinner me ook dat hij tegen me zei: “Maarten, je moet eraan denken dat je nooit vergeet waar je vandaan komt.” Nou, gisternacht heb ik dat dan geweten. Dat is nu dus eenenveertig jaar geleden…

Als je nagaat, die kans die ik dan gekregen heb, daar heb ik heel weinig van gemaakt. Ik zag het daar voor mijn ogen, iemand die elk moment ter beschikking was voor wat zich ook maar voordeed.
Maar wat nou eigenlijk voor jullie belangrijk is, is dat het mogelijk is om zo te leven. Om dus wezenlijk op alles in te gaan. Want er is me wel eens gevraagd: ja, dat zeg je zo vaak van die programma’s, dat als je oplettend bent je daar geen last van hebt… Maar ik heb ook gezegd, dat is een ervaring die iedereen heeft:  je bent even oplettend en dan vallen die programma’s weer binnen.
Blijft dat nou altijd zo? Nee. Hoe langer je oplettend blijft, hoe minder luidruchtig die programma’s worden. Dus als je nou nog eens zestig jaar zó leeft dat je oplettend bent, dan zijn er geen programma’s meer, dan ben je eindelijk de uitdrukking van wie je bent. Dan ben je dus niet meer die clown van de programma’s, maar dan ben je eindelijk degene die je bent. En je geeft er dan ook uitdrukking aan. Je bent dan uitsluitend datgene wat door feitelijkheid bepaald wordt. Feitelijk is de hoeveelheid energie die je hebt. Feitelijk is de kennis die je opgedaan hebt. Feitelijk is de wel of niet uitgewerkte gevoelsmogelijkheden die je hebt. Dat zijn feitelijkheden. En die gebruik je optimaal, je laat ze niet meer verstrooien en vervormen en vervalsen door de programma’s die je ooit geleerd hebt, die ooit bij je zijn ingevoerd.

Dus het is mogelijk om te veranderen, het is mogelijk. Het enige wat van je gevraagd wordt is die aandacht. En dat is het enige waar je géén compromissen in moet sluiten. Want dat is je enige deurtje waarlangs je eruit kunt. En het heerlijke is dat niemand kan het voor je doen, jíj zult de deur open moeten doen, jíj zult je naar buiten moeten begeven.

Het is eigenlijk fantastisch dat wij dat kunnen. Dat dat voor ons allemaal mogelijk is, zonder uitzondering, met welke hoeveelheid kennis, met welke gestructureerde emoties wij ook aanwezig zijn, het is voor allen mogelijk.
Degenen die het het moeilijkst hebben, zijn degenen die erg knap zijn. Die hebben het het moeilijkst, want die zijn zó gewoon om daarin te leven, dat ze eigenlijk het gevoel ook kwijt zijn geraakt voor die andere mogelijkheid die er ook is.

naar boven

Gesprek (fragment)

– A: Wat ik een hele grote moeilijkheid vind, ik voel zelf als het ware twee aandachtsmanieren. De ene is de meer globale aandacht, de andere is de aandacht die zegt: oh jé, ik ben weg, terug, terug naar bijvoorbeeld je adem, of …

– Maarten: Hoe voel jij die globale aandacht, kun je dat nog een beetje preciezeren.

– A: Dan sla ik alles wat daar in is gade en dat is de hele tijd in beweging. Dus dan hoor ik jou stem, en dan voel ik dit en dan merk ik dat …

– Maarten: Dat is de eigenlijke aandacht, de globale aandacht. Want dat andere is een poging om iets uit te zoeken.

– A: Maar vaak, als ik op mijn bankje zit, dan gebeurt dat, die speciale aandacht.

– Maarten: Nou, dan is het heel plezierig om je goed vol te stoppen. Ik bedoel er dit mee: je bent iets aan het uitzoeken en je merkt dat je versmald bezig gaat zijn. Dat je dan probeert ook je aandacht en ook de geluiden tegelijkertijd te horen, en ook nog een binnenvallende gedachte, misschien een vervelende gedachte. Om die allemaal tegelijkertijd binnen je aandacht te houden. Dat moet je echt bewust doen.
Epi zal het ongetwijfeld weten uit de tai chi. Dat je vanuit je ooghoeken eigenlijk het hele veld ziet, wat dáár gebeurt, wat dáár gebeurt… Het is heel grappig, maar het gaat allemaal parallel. Je bent gewoon aan het oefenen op het prettig vinden.
Dit is een uitdaging. Je merkt dat je versmald bent – en wat kan ik daar nou aan oefenen, wat kan ik daar nou aan doen. Je merkt vanzelf dat dat gestage voortgaan alleen maar steeds smaller en smaller wordt. En je krijgt er ontzettend de schurft in, het lijkt nergens naar. En hoe kun je nou oefenen. Een heerlijke vraag A., dank je wel.

– A: nou, dat is voor mij een heel belangrijk aandachtspunt, wat je naar voren hebt gebracht: aandacht. Het niet veroordelende, maar gewoon alles.

– Maarten: En niet borend – wat heel vaak aangeraden wordt. Je kent het wel, zo’n borende aandacht.


– B: Ik heb nog een vraag over de verhouding tussen die geconcentreerde, puntsgewijze aandacht, en de globale. Kan je het nou zo zien dat die puntsgewijze aandacht van zelf gaat leiden naar die globale, dat het een soort voorstadium is?
Omdat wat ik zelf aan aanwijzingen heb opgepakt uit het zitten, toch vooral de puntsgewijze aandacht betreft.

– Maarten: Dat is de weg er naartoe als het ware, de weg naar die globale aandacht. Maar je kunt het een beetje bevorderen door jezelf telkens vrijaf te geven. Nou ben je dus erg bezig geweest met die adem of met de houding bijvoorbeeld, dat je dan tegen jezelf zegt: nou ga ik maar gewoon eens een beetje flierefluiten’. Zo van: nu ga ik eens lekker zitten, kromme rug dan, prima, kromme rug; schouders gespannen, nou ik kan ze blijkbaar niet ontspannen, lekker gespannen laten.
En dan maar kijken hoe het verder gaat. Dan merk je plotseling dat je je schouders wél ontspannen hebt, je hebt het niet gedaan, maar je hebt het wel losgelaten. Zelfs de intentie losgelaten. En dat leer je – ik zou haast zeggen: stoeienderwijs met jezelf.


naar boven